- blad nr 13
- 24-6-2006
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Vrije scholen oververtegenwoordigd op zwarte lijst
Met het woord ‘antroposofisch’ moet je een beetje uitkijken
Jos Erps is in zijn nopjes. De directeur van de Berkel in Zutphen leidt de verslaggever trots rond in zijn gebouw. De vrije school voor vmbo-t, havo en vwo heeft niet zomaar wat klaslokalen uit de klei laten stampen. Er is grondig over nagedacht.
“Op elke plek in het gebouw kun je naar buiten kijken. Dat is wat de puber nodig heeft, die is naar buiten gericht. Neem de gymzaal. Veel gymzalen hebben hele hoge ramen. Bij ons zijn de ramen op ooghoogte. Zo houd je contact met de samenleving.”
Ook achter de materiaalkeuze schuilt een filosofie. Er is hout en metaal en zink. Maar de laagste stukken zijn van rode baksteen. “Ja, de degelijke baksteen. Dat is een goede aarding, heel belangrijk. Een fundament, een basis waarop je verder bouwt.”
Volgens Erps voelen mensen zich meteen thuis in zijn school. Dat komt onder meer door de kleurstelling. Blauw en rood. En een warme kleur op de vloer. Voor de ingang van de school zitten wat leerlingen in de zon. Buiten ligt een zitheuvel van gras. Een theaterbult, noemt de directeur het. Verderop vormt een sloot de grens van het veld. “We hebben er een flink stuk gras bij. Kunnen de leerlingen lekker naar buiten met een bal, of zo. We stimuleren dat leerlingen bewegen in de pauze. Gewoon lekker wat gaan doen.”
In het gras staan een paar kleine zitblokken van beton. Die zijn allemaal bezet door leerlingen. De blokken zijn er later gekomen op verzoek van de leerlingenraad. Want ja, waar zijn eigenlijk de bankjes? Erps lacht. “Nee, geen bankjes. We wilden het eerst aanzien: wat doet de ruimte zoals hij is?” Hij wijst naar twee leerlingen die op de stoep tegen de gevel zijn gaan zitten. “Je gaat gewoon lekker tegen een muur aanzitten. Dat is oké”, vindt Erps. “Zitplekken creëren zich vanzelf.”
Kerndoelen
‘Traditionele vernieuwingsscholen’ is de paraplu waaronder het vrije schoolonderwijs wordt geschaard. Inmiddels zijn er 72 basisscholen met een kleine 13.500 leerlingen, 14 locaties voor voortgezet onderwijs met bijna 6.700 leerlingen en 3 speciale scholen met ruim 400 leerlingen. De onderwijsfilosofie is ontleent aan de antroposofische uitgangspunten van Rudolf Steiner.
Onbesproken zijn de vrije scholen niet. Moe worden ze ervan dat het de term ‘vrij’ bij tijd en wijle wordt uitgelegd als vrijblijvend, een predikaat dat ze zelf met klem bestrijden. Twee maanden terug kwamen ze volop het nieuws. De Onderwijsinspectie zette op 25 april een lijst op haar website van zeer zwakke scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Vooral tussen de basisscholen staan verhoudingsgewijs veel vrije scholen, bemerkt Helmut van Renesse, waarnemend directeur van de Vereniging van vrijescholen. Dat zag de inspectie zelf ook, die de vereniging een paar dagen van tevoren waarschuwde dat de publicatie op komst was.
In haar rapport wijdt de Onderwijsinspectie er nog speciaal een alinea aan: ‘Deze scholen maken doorgaans geen gebruik van landelijk genormeerde toetsen. Derhalve kunnen de onderwijsresultaten meestal niet beoordeeld worden. (..) De zeer zwakke vrije scholen zijn ook minder vaak in staat aan te geven hoe de zorg en begeleiding voor leerlingen die dat nodig hebben planmatig wordt uitgevoerd. Daarnaast kunnen deze scholen minder vaak aantoonbaar maken in hoeverre het leerstofaanbod voldoet aan de kerndoelen. Ten slotte wordt het leerstofaanbod bij sommige van deze scholen vaker dan het landelijke gemiddelde niet aangeboden tot en met het niveau van groep 8.’
Van Renesse zegt dat hij herkent wat de inspectie schrijft. Al is de zwarte lijst van de inspectie “voor de pr van vrije scholen verdomd vervelend. Van de inspectie is het een slimme zet, om langs de weg van de publieke opinie de scholen tot verandering te bewegen.” Maar hij plaatst wel vraagtekens bij de waarde van een dergelijke lijst. “Je kan je afvragen of je de intrinsieke waarde van een school erin terugziet. Wij hebben als target: op die zwarte lijst horen geen vrije scholen.”
Waarom staat er toch verhoudingsgewijs zoveel vrije scholen tussen?
Van Renesse: “We hebben een traditie waarin vroeger geen schoolleiding was. Leraren regelden als groep gezamenlijk de dingen.” Het sturende element was gebrekkig, zegt hij. Het professionele element niet voldoende ontwikkeld. “Op een gegeven moment zijn we toch overgegaan tot het aanstellen van schoolleiders. Dat werd gezien als ketterij, maar het is nu toch overal gebeurd. Maar daardoor hebben we een achterstand opgelopen.”
Kluisjes
Met de Berkel van Erps gaat het uitstekend. Zes jaar geleden had zijn middelbare school 350 leerlingen, nu zijn dat er 760. Er zijn zelfs wachtlijsten. In september vorig jaar kon de directeur veertig leerlingen niet plaatsen.
De rondleiding voert verder. We stoppen even bij de smidse. Een smederij? Ja. Koperslaan, alle leerlingen krijgen ermee te maken. Erps legt de filosofie achter metaalbewerking uit. “Geduld is heel belangrijk als je metaal wilt drijven. Ga je als een gek tekeer, dan gaat het niet goed. Dat is ook bij hout zo. Je moet goed luisteren naar wat het materiaal je zegt.”
Verderop is een open houten kast met tassen en rugzakken. Nee, geen kluisjes. Erps gruwt al van de gedachte. “Als je daaraan begint, dan is het einde zoek. Wat moet je dan nog meer achter slot en grendel zetten?” Leerlingen wordt aangeraden geen waardevolle spullen in de tas te laten. Dat wel. “Maar geen kluisjes, alsjeblieft.”
Met een voorbeeld illustreert Erps de onderwijsfilosofie. In de zevende klas – het eerste jaar van de middelbare school – beginnen ze bij geschiedenis niet met de prehistorie. “Nee, we kijken naar de fase waarin het kind zit. En wat blijkt dan? Dat het thema ontdekkingsreizen heel goed past bij leerlingen van die leeftijd. Dus gaan we het daar over hebben.” Doubleren komt bij uitzondering voor, maar gebeurt in principe niet. Dat staat ook in de schoolgids. “Je moet leerlingen dingen laten doen die hij kan. De opdracht moet haalbaar zijn. Anders frustreert het alleen maar.”
Toch benadrukt Erps steeds maar weer dat het eigenlijk een heel gewone school is. Vrije basisscholen op de lijst met zwakke scholen, die hebben hun volgsysteem nog niet op orde, oppert Erps. Bij de Berkel is dat allemaal dik in orde, zegt hij. “Ik kan de resultaten van de leerlingen zo uit de kast halen. Van dit jaar, het jaar ervoor, en ga zo maar door. Ik vind dat je je moet kunnen verantwoorden.”
Opbrengst
“Het volgen van leerlingen vinden wij essentieel”, zegt woordvoerder Harm van Gerven van de Onderwijsinspectie. “Dat ontbreekt nog wel eens bij vrije scholen en dat is een risico voor leerlingen die extra steun nodig hebben. Als een leraar uitvalt, dan moet de vervanger direct kunnen zien hoe het ervoor staat. Niet dat hij min of meer van voren af aan begint.”
Leren kinderen op vrije scholen nou eigenlijk minder?
“Nee”, zegt woordvoerder Harm van Gerven van de Onderwijsinspectie. “Dat kun je zo niet zeggen. Dat is te algemeen en te kort door te bocht.”
Maar het gaat bij de zeer zwakke scholen niet alleen om het ontbreken van landelijk genormeerde toetsen of een leerlingvolgsysteem, zegt hij. “Een school moet op meerdere fronten tekortschieten om op de lijst te komen. Anders zou elke vrije school een zwakke school genoemd worden.”
Volgens Van Renesse heeft zijn vereniging alle vrije scholen op de lijst bezocht. “Deze maand ronden we dat af.” Scholen wordt geadviseerd te werken de Nio-toets, een test die een indicatie geeft van het taalkundig en rekenkundig inzicht van de leerling, zegt hij. “Wat veel trouwens al doen.”
Samen met andere traditionele vernieuwingsscholen, zoals montessori en jenaplan, is een aantal vrije scholen bezig met een project. Ze zoeken naar een manier om naast taal- en rekenkundige vaardigheden ook persoonlijke verworvenheden en ontwikkeling in kaart te brengen. Zichtbaar te maken, dus. Het project De opbrengst, dat ben ik valt onder de vlag van het Netwerk Sovo, een samenwerkingsverband op het gebied van vernieuwingsonderwijs.
Volgens Van Renesse worden vrije scholen gedwongen zich wat meer te schikken. Daarbij is er sprake van een zeker spanningsveld, zegt hij. “Vluchten kan niet meer. We zijn een veel te kleine groep om die cultuur te veranderen. Je moet leerlingen uiteindelijk toch thuis maken in deze wereld, waarin verwacht wordt dat ze presteren. En toch moeten we onze eigenheid zien te behouden. Dat is de opdracht waar we voor staan. Dat wordt soms heel moeilijk gevonden, ja. Er zijn bijvoorbeeld nogal wat ouders die willen dat er op school niet getoetst wordt. Maar dat wordt van ons geëist, zeggen we dan. Daarover krijg je dan ook intern een discussie, bijvoorbeeld met ouders.”
Wat hem betreft: “Nou goed, dan meten we maar wat meer. Het is een moderne manier van kijken. Publieke verantwoording afleggen. Vroeger schreef niemand een jaarverslag, nu moet iedereen. Ook al leest geen hond het.”
En antroposofisch, met dat woord moet je een beetje uitkijken, nuanceert directeur Erps van de Berkel ten slotte. “Antroposofie is een inspiratiebron, niet meer en niet minder.”