• blad nr 13
  • 24-6-2006
  • auteur . Overige 
  • Column

 

Die derde weg

Stel je voor dat de Verbruggetjes de baas zijn over het Nederlandse onderwijs. Ze zouden dan niet alleen een duobaan als minister van Onderwijs hebben, maar ook zelf lesgeven. Zou het onderwijs in Nederland er dan wezenlijk anders uitzien? Dat heb ik me afgevraagd toen ik hun uitgebreide stuk in NRC Handelsblad van 3 juni las. Het echtpaar bespreekt hardnekkige problemen in het onderwijs die ik ook graag een keer goed opgelost wil zien. Hun analyse heb ik echter met wisselende in- en ontstemming gelezen. Mijn instemming krijgen ze onverwijld bij het aankaarten van de onderbetaling en onderwaardering van docenten. Ik ga een heel eind mee in hun bewering dat het nieuwe leren eerder een geloof is dan een degelijke benadering. Dat geloof is vooral bezuinigende bewindslieden en managers goed uitgekomen. Ik wil ook nog wel meehuilen over die akelige onderwijskundigen die dit allemaal bedacht zouden hebben. Dat vakkennis en cultuuroverdracht hartstikke belangrijk zijn roep ik zelf al jaren. Verder onderschrijf ik uiteraard de door hen gesignaleerde gevolgen van slecht onderwijsbeleid bij leerlingen, zoals motivatiegebrek, consumentisme en schooluitval.
Wat ontstemt mij dan? Kort door de bocht: het conservatief-mechanistisch mensbeeld dat aan de hele analyse en de aangedragen oplossingen ten grondslag ligt. Dat mensbeeld is deterministisch (aanleg is een vaststand gegeven) en dualistisch (leren met hoofd en leren met de handen dienen gescheiden te worden). Voor de Verbrugges is kennis ‘stof’ die bij leerlingen onverkort geïmplanteerd kan worden, en kunnen vaardigheden alleen ‘getraind’ worden. De aanleg dient ‘zorgvuldig’, maar toch zo vroeg mogelijk vastgesteld te worden. Een nog verder gedifferentieerd stelsel van schooltypen dient vervolgens de gescheiden leerlingengroepen klassikaal te bedienen. Beroepsonderwijs richt zich weer op de oude ambachten.
Daartegenover plaatsen de Verbrugges dan het nieuwe leren met zijn naïef-romantische, en daarom zo gemakkelijk door marktideologie te beïnvloeden, ideeën over menselijk leren. Door het nieuwe leren als een containerbegrip zonder traditie te presenteren, zetten de Verbrugges het gemakkelijk aan de kant. Maar is deze polarisatie wel een vruchtbare voedingsbodem voor noodzakelijke, en kwaliteitsverhogende verbeteringen? Ik vrees van niet. Het resultaat van het beleid van de ministers Verbrugge zal niets meer dan een tweedeling zijn met een vrije stroom van ‘progressief’ onderwijs. Volgens mij hebben we dat allemaal al sinds eind negentiende eeuw.
Goed onderwijs volgt mijns inziens een ‘derde weg’. Het staat in de traditie van uiteenlopende figuren als Vatebender, Condorcet, Von Humboldt, Vygotsky en school, en de talloze leerpsychologen en vakdidactici die zich op Vygotsky’s werk hebben gebaseerd. Hun cultuurhistorische benadering onderscheidt zich van de mechanische visie omdat ze het kind zien als een actief betekenisverlenend persoon voor wie kennisverwerving inhoudt dat algemene kennis persoonlijk en contextgebonden wordt. Van het nieuwe leren verschilt de ‘derde weg’ omdat kennis niet als louter persoonlijke constructie wordt opgevat, maar is ingebed in menselijke, cultuur-historisch opgetekende, activiteit. De ‘derde weg’ geeft géén aanwijzingen voor vroege opsplitsing van leerlingen, maar biedt docenten wel de nodige handvatten om kennis toegankelijk te maken en opties open te houden in plaats van af te sluiten. De wetenschappelijke basis ervan is groeiende. Ik heb sterk de indruk dat leerlingen in Nederland hiermee meer gebaat zijn.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.