• blad nr 13
  • 24-6-2006
  • auteur T. van Haperen 
  • Column

 

Pop

Niemand hoeft me te vertellen hoe het werkt bij leraren. Vroeger, op mijn vaders verjaardag in juni waren de discussies verbeten. In augustus zat hetzelfde onderwijsgezelschap ter ere van mijn moeder glimlachend aan de borrel en was de lucht geklaard. Ik doe mijn best aan deze periodieke verzuring van de hersenpan te ontsnappen. Juni is zo’n mooie maand, ik wil ganz locker de zomer inglijden. Het lukt zelden. Dit jaar verstoort een kop in de Volkskrant mijn wankele mentale evenwicht: ‘Kamer wil tweede corrector schoolexamens’. Bij lezing breken de dammen door, het gif stroomt. Ik breng de verdedigingslinie in stelling, murmel de mantra ‘de tijd van het jaar’, haal rustig adem, zet de feiten op een rijtje en concludeer: ongevaarlijke onzin. De groene fee keert langzaam terug in de fles.
Waar maak ik me druk over? Met de invoering van de tweede fase groeit de vrijheid voor scholen, ook in de examinering, verschillen nemen toe en kwaliteit kwakkelt. De evaluatie van het studiehuis van het ministerie laat de gevolgen keurig zien. Het slagingspercentage stijgt, het aantal doubleurs daalt. Jij, ik en zij weten hoe dat komt. Niemand zakt op het profielwerkstuk, praktische opdrachten pompen het gemiddelde van het schoolexamen omhoog, net als de herkansingen, het centraal schriftelijk beperkt de schade. Dit is beleid, goedgekeurd en geëvalueerd in het parlement.
Dan komt het Onderwijsblad met een vervolg en zet de scores van het school- en centraal examen op internet. Er zijn verschillen en sommige instellingen maken het inderdaad bont. Een zaak van inspectie en management. En een beetje voorzichtig graag. Want wie zegt dat schoolexamenscores gelijk moeten zijn aan die van het centraal schriftelijk? Het zijn onvergelijkbare toetsen. De één methodegebonden, over een periode van twee jaar. De ander een momentopname aan het einde van de rit. Neem mijn leerlingen in het profiel cultuur en maatschappij. Zij hebben weinig met rekenen, maar kunnen leuk vertellen, dus halen ze voor een praktische opdracht een mooi punt, waardoor ze misschien met een krappe 6 slagen. Nou en!?
Weet je, er komt helemaal geen tweede corrector die me twee jaar in mijn nek gaat hijgen. Maar wat me sloopt is de ongeleide gratuite klets. Daar ligt de wortel van de afbraak van een maatschappelijk zeer relevant beleidsterrein. Het is tijd voor een functioneringsgesprek, met de politiek, een Politiek OntwikkelingsPlan… een pop. Wat willen jullie? Een nationaal onderwijsbeleid? Met een samenhangend beeld van excellent onderwijs? Goed idee, alle kinderen in Nederland concurreren met alle kinderen in de rest van de wereld. Maar dat betekent ook het einde van de vrijheid van onderwijs… exit artikel 23. Pas na die principiële keuze zijn schoolexamens een nationale kwestie. En dan ook geen flauwekul meer over autonomie. Maar gewoon, landelijk goed onderwijs, verzorgd door bevoegde vakleerkrachten en concurrerend beloond, met als enig legitiem schoolbestuur de nationale staat. Oh ja, dit kost geld. Prettige vakantie verder, ik ben er weer aan toe.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.