- blad nr 11
- 27-5-2006
- auteur . Overige
- Opinie
Wie lesgeeft, is ‘maar’ docent
Welke beroepsgroep pikt het dat ze gedegradeerd wordt met twee treden op de salarisladder? Antwoord: docenten in het hoger beroepsonderwijs, zij het mopperend en mokkend. Tot voor kort werd hun functie gewaardeerd in schaal 12, sinds eind vorig jaar in principe in schaal 10.
De degradatie is een aanslag op de status en het salaris van hbo-docenten. Een protest daartegen kan makkelijk opgevat worden als opkomen voor eigenbelang. Dat zou overigens legitiem zijn, er is om mindere redenen geprotesteerd, zelfs gestaakt. Dat ik mijn bezwaren uit is echter niet uit eigenbelang: als ‘zittende’ docent lever ik financieel niets in. Uit bezorgdheid om de toekomst van het hbo wil ik betogen dat de aantasting van de positie van hbo-docenten een vergissing is die zal leiden tot rampzalige gevolgen voor het onderwijs.
Het ogenblikkelijke gevolg van de zogenoemde functieherwaardering is demotivatie. De degradatie van het docentschap ervaren velen als een miskenning van hun werk. Iedere docent moest volgens de cao een gesprek over de functieherwaardering krijgen. Cynisch werd in onze docentenkamer onder collega’s geďnformeerd of ze hun ‘degradatiegesprek’ al gehad hadden. Van een andere hogeschool is mij bekend dat tientallen docenten hun heil gezocht hebben in een vervroegd pensioen, uit frustratie over de miskenning van jarenlange inspanningen.
Met de degradatie van het docentschap hangt de overwaardering van managementtaken samen. Om promotie te maken moet je ten minste managementondersteunende taken uitvoeren. Dat kan aanleiding geven tot irritatie en dus aantasting van de collegiale sfeer omdat sommige collega’s plotseling twee schalen boven je blijken te staan doordat zij wat werkzaamheden verrichten die ineens ‘zwaarder’ heten. Ik herinner me een collega-docent die ongeveer tien jaar geleden zo slecht functioneerde, dat hij met behoud van salaris wat klussen voor het management mocht doen. Goede kans dat hij daar nu voor beloond wordt met schaal 12.
De aantasting van de positie van de docent heeft echter een nog essentiëler gevolg, namelijk een aantasting van het beroep van docent. In de nieuwe functiewaardering is het docentschap een schaal 10-functie. Docenten worden beschouwd als uitvoerend voetvolk. Dit idee van managers is misplaatst, want docenten zijn academisch gevormd en kunnen zelfstandig het onderwijs vormgeven. Vakoverstijgende activiteiten kunnen leiden tot degradatie in schaal 11, in plaats van 10. Wie aanspraak wil maken op schaal 12, moet zoveel mogelijk regelnevenwerk verrichten en veel netwerken. Degenen die het waarderingssysteem opgesteld hebben, vinden dat namelijk ‘zwaar’ en belonen dat met behoud van schaal 12. Die ‘zwaardere’ taken hoeven overigens helemaal niet moeilijker te zijn. Het systeem is een uiting van de huidige overwaardering van managementtaken.
Deze feiten zijn zeer schadelijk voor het onderwijs. Het belangrijkste werk op school is het doceren – niet alleen de ‘ouderwetse’ overdracht van kennis, maar ook de begeleiding van studenten bij kennisverwerving. Het werk van docenten is het meest bepalend voor het leerproces van studenten, afgezien natuurlijk van het werk van de studenten zelf. Alle andere functies, inclusief het management, zijn ondersteunend. Een manager kan een jaartje klungelen zonder dat studenten dat merken, maar van het slecht functioneren van een docent ondervinden zij ogenblikkelijk schade. Het is een tragische vergissing juist de kernactiviteit van een school, het doceren, drastisch te degraderen.
Promotie
Bijna geen enkele docent is in zijn eerste paar jaren al op zijn best. De meeste docenten worden door ervaring beter in het overbrengen van de stof. Het maakt veel verschil of stof uitgelegd of een opdracht verstrekt wordt door een ervaren of een onervaren docent. Dit is een ervaringsfeit. Doordat het docentschap in de functiewaarderingsschaal in feite een startfunctie voor academici is, wordt een jonge docent gestimuleerd om zo snel mogelijk het docentschap te ontstijgen. Wie promotie wil maken naar schaal 11 of 12, moet immers gedaan krijgen dat hij zo weinig mogelijk lesgeeft. Want wie lesgeeft, is docent en blijft in schaal 10. Zodra iemand een wat meer ervaren en daardoor betere docent is geworden, zal hij de meeste kans maken om de zogenaamd ‘zwaardere’ taken van de hogere schalen te mogen uitvoeren en is voor het feitelijke onderwijs weer een goede docent verloren, waarna opnieuw een – vaak weer onervaren – kandidaat gezocht moet worden voor de belangrijkste functie van de school.
Als een jonge docent te weinig kans ziet om snel hogerop te komen, lokt het bedrijfsleven met een algauw veel hoger salaris. Hij zal niet lang wachten, zoals ik het afgelopen jaar al enige malen meegemaakt heb met jonge collega’s. Docenten die ook in het bedrijfsleven terechtkunnen, moeten wel echte idealisten zijn om in het onderwijs te blijven. Zij moeten een geringe sociale status en een matig salaris voor lief nemen. Zij moeten wel heel stevig in hun schoenen staan.