• blad nr 11
  • 27-5-2006
  • auteur A. Kersten 
  • Redactioneel

Pabo-studenten bezoeken gedenkplaatsen oorlogsverleden 

Wij zijn de stem voor de volgende generatie’

Begin deze maand reisden 35 pabo-studenten uit het hele land af naar Ravensbrück. Om het voormalige concentratiekamp met eigen ogen te zien en de verhalen van oorlogsslachtoffers uit eerste hand te horen. De vrouwen van Ravensbrück hopen dat de meesters en juffen van morgen het verleden in leven houden. En het spoor doortrekken naar het heden.

Huis
De vooravond van 4 mei. Bij de slagboom die toegang geeft tot kamp Westerbork verzamelen zich meer en meer mensen. Oud en jong door elkaar. Niemand slaat acht op de oude bungalow naast het pad.
Behalve Patrick Voogsgeerd, tweedejaars pabo-student in Arnhem. “Dat huis ken ik voor mijn gevoel als mijn broekzak.” In de bungalow leefde ooit de Duitse kampcommandant Albert Gemmeker. Vanachter de ramen keek hij uit op de barakken, de omheiningen en de gevangenen aan de andere kant van het prikkeldraad. “We hebben de plattegrond van dat huis de afgelopen dagen bestudeerd voor een opdracht om het huis in te richten als expositieruimte. Het schijnt dat er nog meubels instaan die ooit van Gemmeker waren.”
De student heeft gehoord dat het huis verhuurd is aan een oudere vrouw die geen nieuwsgierige bezoekers over de vloer wil hebben. “Jammer, ik zou graag eens binnen willen kijken”, zegt Voogsgeerd. Dan begeeft hij zich naar voren, waar zijn 34 reisgenoten het moment afwachten waarop de stille tocht naar het nationaal monument begint. In de verte wacht de gedenkplaats: het spoor met de losgezongen rails, vanwaar de treinen naar het oosten vertrokken.

Terug
De stilte is onwerkelijk. Het water weerspiegelt het zonlicht dat af en toe door de bewolking breekt. Aan de overkant van het meer glimmen de daken en de torenspits van het Duitse dorpje Fürstenberg. Daar was de rook te ruiken die de schoorsteen van het crematorium uitstootte. In de ovens van concentratiekamp Ravensbrück werden de lichamen van tienduizenden vrouwen en kinderen verbrand.
Een kleine week eerder, tachtig kilometer boven Berlijn. Selma van der Perre (83) is teruggekeerd naar de plek waar ze in april 1945 uit het uitpuilende concentratiekamp werd bevrijd. Ze vertelt, warm gehouden door een dikke jas en witte muts, haar verhaal. “Het kamp was overvol toen wij aankwamen.” Op elkaar gepakt in een barak ver van huis, met gevangen vrouwen uit allerlei landen. “We hadden nog allerlei spulletjes, zoals een tandenborstel en handdoek bij ons. Maar die waren binnen de kortste keren weg. Ze schoren de vrouwen kaal, vooral de vrouwen met mooie lange haren.”
Van der Perre staat in een kring van pabo-studenten, allemaal zijn ze net twintiger. “Wij waren zoals jullie. Jullie leeftijd. Tweeëntwintig was ik. Maar vergeet niet, in die tijd was je nog een kind, hoor.”
Ze vertelt hoe ze door een bewaker werd afgeranseld toen ze niet op appèl stond. Hoe ze flauw viel, pas veel later bijkwam en iemand hoorde zeggen: Ik dacht dat die dood was gisteravond.
De studenten luisteren ademloos. En stellen vragen. Hoe ze wist te overleven, hoe ze de kou weerstond. Ze werd tewerkgesteld in een elektronicafabriek van Siemens in de buurt. Af en toe kreeg ze er een worst om uit te delen. “Die moest ik in dunne plakjes snijden. Maar het was nooit genoeg, hoe dun je ook sneed.”
Studenten duiken weg in hun jas. Het kampterrein is een grote, kale vlakte, met een vloer van kolengruis.
“Kolossaal. Indrukwekkend. Triest”, verwoordt Jeroen Boshuijzen, laatstejaars in Den Haag. “Als ik de verhalen van de overlevenden hoor, dan denk ik: Waar maak ik me druk om als ik baal van een tentamen of met griep in bed lig.”

Reisgezelschap
Achttien pabo’s leverden 35 studenten die tijdens de meivakantie oorlogsmonumenten in Ravensbrück, Berlijn en Westerbork bezochten. Het balletje werd vorig jaar aan het rollen gebracht door de Stichting comité vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück (CVR), vrouwen van Ravensbrück in de volksmond. Het comité organiseert regelmatig reizen naar Ravensbrück, in samenwerking met scholen en met dank aan giften van donoren. Het comité wilde bij zijn zestigjarige bestaan een reis op touw zetten met scholieren uit het hele land. De afdeling oorlogsherinnering van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), wilde wel een duit in het zakje doen. Mits de reis een educatief programma werd voor de meesters en juffen van morgen. De organisatie kwam in handen van het Herinneringscentrum kamp Westerbork. Het centrum schreef scholen aan en timmerde, in overleg met andere betrokkenen, het programma in elkaar. Een proefproject voor in elk geval twee jaar.

Shockeffect
De ochtend na aankomst is er de eerste rondleiding. Hoofd educatie Mattias Heyl van het Herinneringscentrum Ravensbrück neemt een groep studenten mee over het kampterrein.
“We willen de shock, de sensatie, er juist een beetje uit halen. Dit is een herinneringscentrum, geen concentratiekamp meer. Iemand zei: Maar je moet laten zien hoe erg het concentratiekamp was. Dat kan alleen als je het concentratiekamp herbouwt. Je kunt je nooit echt voorstellen hoe het voelde.”
Bij het crematorium ligt een enorme kei met een stang eraan. Geschiedkundige Cees van der Kooij vraagt of Heyl daarover wil vertellen. Het blijkt dat de gevangen vrouwen met z’n achten of twaalven de kei moesten voorttrekken, rennend. De uitputting werd veel vrouwen fataal: zij belandden onder de kei.
“Jezus, wat wreed”, mompelt een student. Zijn reisgenoten vangen het werktuig direct in de zoeker van hun mobieltjes.

Discussie
Drie praktische workshoprondes. Hoe pak je het aan als je een overlevende in je klas wilt uitnodigen? Hoe stel je lesmateriaal samen uit documentatie over de tweede wereldoorlog uit je eigen omgeving, bijvoorbeeld het gemeentearchief? En hoe laat je het verleden tot leven komen op een herinneringsplek, zoals een voormalig concentratiekamp?
Voor die laatste workshop fotograferen studenten in groepjes een aantal plekken op het terrein. Ze lichten toe wat ze scholieren uit groep 7 en 8 erover zouden vertellen. De beamer projecteert de grote vlakte waar ooit de barakken stonden. “Vooraan zie je de plek waar de keuken was”, vertelt een student. Daarachter het enorme kampterrein. “Zo zie je hoe klein de keuken was, vergeleken met het terrein. En hoe weinig eten er dus bereid kon worden voor zoveel mensen.”
Andere studenten prijzen het idee. Meer foto’s passeren de revue. Op eentje staat het crematorium. Spontaan ontspint zich een discussie. Wat laat je bij een rondleiding wel zien aan scholieren van tien of elf, en wat niet?
“Vind je dat niet luguber, die ovens?”
“Dat zou me te ver gaan, denk ik.”
“Maar het is wel de realiteit. Je moet geen dingen verzwijgen.”
“Nee, maar groep 7 vind ik wel jong hoor. Ik denk dat ze daar te jong voor zijn.”
“Ja, maar ze komen niet blanco binnen, je hebt ze al voorbereid in de lessen.”
“Ik vind het toch te heftig.”
“Kamp Vught is ook heftig. Er waren een paar kinderen die het daar een beetje eng vonden, maar ik denk wel dat het goed is dat we er geweest zijn.”
“Het hangt heel erg af van de route die je neemt op de rondleiding. Daarin moet je een opbouw aanbrengen. Anders laat je ovens zien die verder nog geen betekenis hebben.”

Herinneringsbeleid
Nederland heeft een officieel voorlichtingsbeleid over de tweede wereldoorlog, gericht op jongeren tussen de tien en achttien. Dat beleid wordt uitgevoerd door het ministerie van VWS. In oktober vorig jaar kwam het ministerie met het nieuwe voorlichtingsbeleid voor de periode 2006-2010, Raak de juiste snaar getiteld.
Leraren in opleiding worden expliciet genoemd als fakkeldrager. ‘De docent is dé sleutelfiguur in de overdracht van kennis en in de bewustwordingsprocessen binnen de school. Bovendien zijn zij de verhalendragers van de toekomst als de directe ooggetuigen er niet meer zijn om het verhaal te doen.’
De missie stelt een paar prangende vragen aan de orde. Wat betekent het voor het onderwijs als ooggetuigen er niet meer zijn? En hoe kun je scholieren van een jaar of elf besef van de tweede wereldoorlog bijbrengen? Of zoals John Berentsen, bestuurslid CVR, het zegt: “Hoe voorkom je dat het een tekstje in een geschiedenisboekje wordt dat ze lezen en weer vergeten?”
“Goed geschiedenisonderwijs maakt gebruik van sporen van het verleden en de daarbijbehorende verhalen”, aldus Cees van der Kooij, auteur van de geschiedenismethode Verleden, heden, toekomst. “Bij de rondleiding werd van de week die grote zware steen niet opgemerkt. Tot ik de rondleider vroeg er iets over te vertellen. Verhalen brengen geschiedenis tot leven.”
Laat scholieren in elk geval niet te veel lezen, oppert Susanne Roijackers, laatstejaars in Helmond. “Lang niet alle kinderen lezen graag, je moet ze zien te boeien. In een museum vinden ze het leuk op een knopje te drukken, omdat er dan iets gebeurt. Maar na twintig seconden is de lol er vaak weer vanaf. We leven toch een beetje in een zapcultuur.”
“Ik zou klein beginnen”, zegt Linda Zwart, derdejaars in Leeuwarden. “Vertel het verhaal over een jongetje dat niet meer naar school mag. Het gaat vaak meteen over het vernietigingskamp. Dat is bijna niet meer te bevatten. Ik herinner me zelf van de basisschool dat we in groep 8 naar Schindler’s list keken, zonder een goede voorbereiding. Ik kwam behoorlijk ontregeld thuis.”
Van der Kooij acht het onvermijdelijk dat de tweede wereldoorlog uiteindelijk geschiedenis wordt. “Het gaat erom dat je de lijn doortrekt. Terug naar andere voorbeelden van onmenselijkheid uit het verleden. En vooruit naar het heden.”

Verschillen
‘Grote belangstelling pabo-studenten voor voormalig concentratiekamp Ravensbrück’, kopte een persbericht dat de organisatie voor vertrek rondstuurde. Maar in werkelijkheid was op meer belangstelling gerekend dan de 35 studenten die in de bus stapten. De idee was dat elke pabo twee studenten mocht afvaardigen, tachtig studenten in totaal.
Het project werd heel verschillend ontvangen: bij de ene opleiding met open armen, de andere reageerde zelfs na meerdere telefoontjes niet. De studenten moesten de reis omkleden met gerelateerde opdrachten. Zoals een gastspreker in huis halen of een monumentbezoek organiseren. Ook met die onderwijsprogramma’s gingen pabo’s op hun eigen manier om. En dus krijgt de ene student er een handvol studiepunten voor, en de ander niks.
“Daar moeten de pabo’s echt een lijn in trekken”, zegt John Berentsen van CVR. “Dat zeg ik als oud-docent. Het zou mooi zijn als zoiets als dit uiteindelijk een vaste plek zou krijgen in het curriculum.”
Sterk uiteenlopend blijkt ook de aanwezige kennis over de tweede wereldoorlog, een vaker geconstateerd punt van zorg. Christel Tijenk van het Herinneringscentrum kamp Westerbork: “We zijn uitgegaan van een basis aan kennis over de tweede wereldoorlog. Maar het blijkt heel erg verschillend. Er was bijvoorbeeld iemand die niet wist wat een razzia was. Ik denk dat we volgend jaar de groep vooraf bij elkaar roepen, zodat we kunnen peilen hoe het ermee gesteld is.”

Opdrachten
Ter voorbereiding moesten de studenten allemaal een rondleiding organiseren of een gastspreker uitnodigen. Susanne Roijackers deed dat laatste, voor groepen zeven en acht van haar stageschool. “We hadden 42 kinderen in de centrale ruimte. En niet allemaal de makkelijkste. Maar toen de overlevende begon te vertellen, zaten ze alleen maar zwijgend te luisteren. Ja te knikken en nee te schudden. En ze zeiden opeens ‘u’.”
Naast de rondleidingen en de workshops, omvat het educatieve programma in Ravensbrück zeven uiteenlopende groepsopdrachten. “Wij maken een weblog en daarop houden we bij wat er op deze reis gebeurt”, zegt Tobias Geerlings, tweedejaars aan Saxion Hogescholen Deventer. “We interviewen andere studenten en ooggetuigen, en dat zetten we erop.”
Het groepje van Patrick Voogsgeerd moet een denkbeeldige tentoonstelling vormgeven over Westerbork-commandant Gemmeker. “De bedoeling is dat we in zijn voormalige huis bij Westerbork zijn leven belichten, gericht op de basisschoolgroepen 7 en 8.” De studenten willen “steeds het contrast laten zien tussen het leven van de commandant en dat van de gevangenen. Dus bijvoorbeeld in de slaapkamer met afbeeldingen laten zien onder welke omstandigheden de gevangenen moesten slapen. Het is op dit moment een hypothetische opdracht, maar misschien dat het huis echt ooit bij het Herinneringscentrum zal horen”.
“Een waanzinnig goed idee”, vindt John Berentsen van CVR. “Veel overlevenden zien niets in een tentoonstelling over de kampcommandant”, zegt Christel Tijenk. “Je ziet dat de jongere generatie daar veel vrijer mee omgaat.”
Roy Vrieling is derdejaars aan de pabo in Meppel. Hij bereidt met zijn groepje een herdenkingsceremonie voor in Ravensbrück. Ze bespreken met Ruth Wallage (80), overlevende van Auschwitz, de missie van de nieuwe verhalendragers: haat en onwetendheid bestrijden. Wallage: “Wat kinderen tegenwoordig op internet krijgen voorgeschoteld! Een kind op een school zei een keer tegen me dat hij op internet had gezien dat joden een andere neus hebben dan gewone mensen. Toen heb ik gezegd: Ziet mijn neus er anders uit dan die van jullie ‘gewone mensen’? Ik moest ook nog uitleggen wat een karikatuur is, want dat wist hij niet.”
Vrieling: “Er is veel onwetendheid. En ik wil het ook breder trekken. Je hebt niet alleen antisemitisme, maar veel meer discriminatie. Ook tegen moslims, bijvoorbeeld.”
Wallage: “Vroeger, als een jood iets misdeed, dan hadden dé joden het gedaan. Nu hebben dé moslims het gedaan. Het begon met joden, zeg ik altijd, maar daarmee is het niet geëindigd. De haat breidt zich uit als een olievlek. Ik hoop dat deze jonge leraren hun leerlingen straks vertellen waartoe haat kan leiden.”

Stem
De vooravond van 4 mei. De pabo-reis eindigt met de dodenherdenking in Westerbork. De studenten lopen onder de slagboom door als de stille tocht van start gaat. Enkele studenten dragen een statement voor die ze de afgelopen dagen in Ravensbrück hebben geschreven. Eentje is van Tessa Franssen, derdejaars uit Maastricht. “Wij zijn de oren voor de vorige generatie”, zegt ze. “Laten wij de stem zijn voor de volgende.”

{Kader}
Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück
Ravensbrück was het grootste vrouwenconcentratiekamp in het Duitse rijk. Er werden 132 duizend vrouwen en kinderen uit meer dan veertig landen tewerkgesteld, gemarteld of vermoord. Naar schatting 90 duizend van hen keerden niet meer terug. Uit Nederland werden ongeveer 900 vrouwen naar Ravensbrück op de trein gezet, de meeste via Kamp Vught. In 1939 werd het kamp opgericht, maar in de loop van de oorlog werden er meer delen bijgebouwd, onder meer eentje voor mannelijke gevangenen en eentje voor ‘ongehoorzame’ kinderen. Het kamp barstte uit zijn voegen toen het op 30 april 1945 door Russische strijders werd bevrijd.

{Kader portret met foto}
Patrick Voogsgeerd, tweedejaars Hogeschool Arnhem Nijmegen:
“Mijn ouders hebben mij opgevoed met het begrip dodenherdenking. Met mijn ouders was ik al op Westerbork geweest. Vriendjes hadden dat helemaal niet zo, die kregen dat ook niet echt op school mee. Het is natuurlijk ook aan ouders om besef bij te brengen, maar de school speelt er een grote rol in. Geschiedenis heeft niet de meeste aandacht op de basisschool. Scholen ruimen veel meer uren in voor rekenen en taal. Maar je moet er wel tijd voor maken. En dan is het belangrijk dat je loskomt van de boekjes. Daarom vind ik het een goed idee om excursies te organiseren, bijvoorbeeld naar Westerbork.”

{Kader portret met foto}
Susanne Roijackers, vierdejaars hogeschool de Kempel
“Ik heb zelf in groep 5 een leraar gehad die de oorlog had overleefd. We hebben hem maar drie weken gehad, maar ik herinner me die verhalen nog goed. Het komt heel dichtbij als je zo iemand erover ziet vertellen. Je kan een boek openleggen en zeggen dat je leerlingen het moeten lezen. Maar dan zijn ze het snel weer vergeten. Ik denk dat het ook belangrijk is de verhalen vast te leggen op dvd. Als de overlevenden er niet meer zijn, wordt het: ik heb gehoord van een ooggetuige. En daarna: ik heb gehoord van iemand die heeft gehoord van een ooggetuige. Het zal anders zijn als ik zo’n verhaal vertel, dat besef ik heel goed.”

De weblog van de studenten: www.ravensbruck.web-log.nl

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.