• blad nr 4
  • 18-2-2006
  • auteur L. Douma 
  • Redactioneel

Naar school gaan moet weer leuk worden.” 

Ontdooien bij de rebound

Luidruchtige, spijbelende, agressieve of juist onwaarschijnlijk timide leerlingen. Voor hen heeft het ministerie van Onderwijs een bom duiten beschikbaar gesteld. In 2007 moet er in reboundvoorzieningen plek zijn voor 4500 probleemleerlingen. “Het is nadrukkelijk geen wachtkamer voor het speciaal onderwijs.” De stand van zaken.

“Wij zien rebound als een kans, niet als een straf. Leerlingen van wie de school denkt dat ze een gevaar zijn voor docenten, medeleerlingen of zichzelf, geven wij een tweede kans. Dat kunnen scholieren zijn die constant het conflict opzoeken, die vaak spijbelen of die zich bedreigend opstellen. Maar het kunnen ook leerlingen zijn die niet sterk genoeg zijn voor de gewone klas, of meisjes die het slachtoffer zijn van loverboys.” Aan het woord is Alieke van der Vegt, docent bij de reboundvoorziening van het orthopedagogisch didactisch centrum (opdc) in Zwolle.
De term rebound komt uit de sport: een speler benut een tweede mogelijkheid om toch te scoren. Vlak na de moord op onderdirecteur Hans van Wieren van het Haagse Terra College, begin 2004, dook de term op in de onderwijssector. Scholen waren onveilig. Uit onderzoek van de inspectie van het onderwijs en de inspectie jeugdzorg bleek dat een op de tien vmbo-leerlingen werd gepest. Zes van de tien leraren zeiden dat schelden tussen leerlingen dagelijkse kost was. En ook het gebruik van fysiek geweld tussen leerlingen kwam regelmatig voor.
Het roer moest om. En dus kwam Onderwijsminister Maria van der Hoeven met een nieuw veiligheidsbeleid. Er werd geld uitgetrokken voor uitbreiding van het aantal plaatsen in het onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok). Voor probleemleerlingen zonder zmok-indicatie, die ook geen justitieel traject volgen maar het zichzelf en anderen wèl behoorlijk lastig maken, werd tevens een potje gemaakt. Elk samenwerkingsverband in het voortgezet onderwijs moest een reboundvoorziening openen. Hiervoor stelde Van der Hoeven in 2005 14,3 miljoen euro beschikbaar. Dit kwam neer op 63 euro per leerling. Vanaf 2006 is er jaarlijks 19,3 miljoen voor de rebound gereserveerd. In 2007 moet er plek zijn voor 4500 leerlingen.
Het ministerie maakt in de financiering geen onderscheid tussen gemeenten. Terwijl er wel degelijk verschil is, vindt Dolf van Veen. Hij is hoofd van het Landelijk Centrum Onderwijs en Jeugdzorg (LCOJ) en bijzonder hoogleraar grootstedelijk onderwijs- en jeugdbeleid aan de Universiteit van Nottingham in Engeland. “In de grote steden gaat het soms om honderden leerlingen. Op het platteland ligt dat anders.” Vandaar dat de vier grote steden tijdens de totstandkoming van de regeling aandrongen op extra geld. Tevergeefs. Van Veen voegt daar relativerend aan toe: “Samenwerkingsverbanden in grotere gemeenten hebben vaak ook nog andere financieringsmogelijkheden. In Amsterdam en Rotterdam doen de gemeenten bijvoorbeeld behoorlijk mee. Vergis je niet, dan heb ik het over enkele miljoenen.”
Van de ministeriële geldstroom wordt gretig gebruik gemaakt. Van Veen: “Veel samenwerkingsverbanden kijken nu hoe zij de voorziening het beste kunnen inrichten. De meeste hebben er al een geopend. En andere samenwerkingsverbanden, die bijvoorbeeld al time-outvoorzieningen hadden, vullen hun faciliteiten aan.”

Niet vrijwillig
In Zwolle hadden ze al een time-outvoorziening. Met de nieuwe financiering is deze omgedoopt tot reboundfaciliteit. “In grote lijnen is het hetzelfde gebleven”, zegt Alieke van der Vegt van de Zwolse rebound. Er is plek voor twee groepen van tien leerlingen. “De dagen zijn bij ons vrij kort en zien er allemaal ongeveer hetzelfde uit. Om negen uur starten we met werken. De kinderen hebben een planner van hun school meegekregen. Dan raken ze zo min mogelijk achter. Het is namelijk de bedoeling dat ze na maximaal acht weken gewoon terugkeren naar de eigen klas. Om half elf moeten alle leerlingen naar buiten. Van elf tot half twaalf lezen ze. Vervolgens is het tot kwart over een weer werken. En op dinsdag hebben we gym.”
De meeste reboundleerlingen komen van het vmbo, sommigen van havo/vwo. De opdc-docenten moeten hen met alle vakken van alle opleidingen helpen. “Ik heb een geschiedenisachtergrond. Mijn collega heeft de pabo gedaan. Samen komen we er vaak wel uit. Maar wanneer een leerling moeite heeft met bijvoorbeeld Duits, vragen we om hulp van zijn school of de bovenschoolse opvang.”
Tijdens de reboundperiode worden leerlingen op een positieve manier benaderd. “Ze hebben al veel negatiefs te horen gekregen. Ze hebben hun buik vol van docenten. Wanneer je ze positief benadert, ontdooien ze vaak wel. Mijn collega zegt: Als ik echt niets leuks weet te zeggen, zeg ik gewoon ‘wat heb jij mooie schoenen aan’. Naar school gaan moet weer leuk worden.”
Maar bij de Zwolse rebound is het niet alleen maar ‘leuk’. “Wij spreken leerlingen zeker ook aan op hun gedrag”, vertelt Van der Vegt. Sinds dit schooljaar krijgen ze daarbij hulp van jeugdzorg. Dat is een van de veranderingen sinds de naamswijziging. Ook andere partijen, zoals de GGD en de wijkagent, hebben nu een vinger in de pap. De ouders zijn aanwezig bij de intake. Ook worden die soms aangespoord om een opvoedcursus te volgen. “Als een leerling niet naar zijn ouders luistert, waarom zou hij dat dan wel naar zijn docent doen?”
Volgens Van der Vegt staan probleemleerlingen meestal niet afwijzend tegenover een reboundperiode. “Ze zijn vaak wel blij met een adempauze. Maar als een scholier ‘nee’ zegt, is de rebound niet vrijwillig. Onze leerlingen blijven gewoon bij hun eigen school ingeschreven. Wanneer ze bij ons niet komen opdagen, spijbelen ze. De leerplichtambtenaar kan dan ingrijpen. Als ouders ook niet meewerken – en dat is dan vaak het geval – kan de leerplichtambtenaar naar de Raad voor de Kinderbescherming stappen of een proces-verbaal laten opmaken.”
Dolf van Veen van het LCOJ: “Dat lijkt me niet de koninklijke weg en in de praktijk komt dat ook weinig voor. Maar als het nodig is, moet het gebeuren. De rebound moet niet de sfeer uitademen van een vrijblijvend programma.”

Mishandeld
De meeste onderwijsinstellingen hebben een zorg- en adviesteam. Hierin zijn mensen van de school vertegenwoordigd en instellingen voor jeugdgezondheidszorg, welzijn, jeugdzorg, veiligheid en leerplicht. Zij besluiten of een probleemleerling in de rebound wordt geplaatst. “Vaak gaat daar wel wat tijd overheen. Maar dat hoeft niet. Zo hadden we een leerling die een medeleerling best stevig had mishandeld. Die zat binnen een week in de reboundvoorziening”, vertelt Tom van Oort, projectmedewerker bij de rebound van het samenwerkingsverband in de Duin- en Bollenstreek.
Deze voorziening opende een paar maanden geleden haar deuren op het terrein van het Teylingen College in Voorhout. “We waren al bezig iets op te zetten voor probleemjongeren. Voor onze plannen hadden we eigenlijk nog geen financiering. Er waren wel contacten met de samenwerkende gemeenten en met welzijn, maar die stonden nog niet direct te springen. En toen kwam de reboundregeling vanuit de overheid. Die moest vooral gaan over veiligheid, het herstel van gezagsverhoudingen. Dat was nog niet ons hoofddoel, maar dat werd wel belangrijker. Nu wordt onze voorziening bijna geheel door het ministerie betaald. De scholen uit het samenwerkingsverband betalen wel een soort abonnementskosten per leerling en extra geld wanneer een leerling van hun school daadwerkelijk wordt geplaatst, maar dat is maar een klein gedeelte van het totale bedrag.”
In de Duin- en Bollenstreek worden lastige scholieren maximaal drie maanden begeleid. “Er zijn twee leerkrachten die ieder voor de helft van hun tijd bij de rebound werken. En we hebben hier fulltime een maatschappelijk werker. Die verzorgt sociaal-emotionele trainingen zoals gedragsregulatie en agressiemanagement. Voor grotere problemen kunnen we bij jeugdzorg terecht”, vertelt Van Oort.
Net als in Zwolle werken de leerlingen in de rebound aan door hun school opgegeven lesstof en krijgen ze daarnaast gym. “Ook huren we zo af en toe iemand in voor expressievakken en workshops. En er is ruimte voor andere zaken. Nu zijn de leerlingen bijvoorbeeld naar een museum in Leiden.”

Terugkeer
In Voorhout is slechts plek voor acht leerlingen tegelijk, 24 per jaar. “Elk kind krijgt hier zijn eigen ontwikkelingsplan. We hebben nu bijvoorbeeld een jongen die handel en administratie op het vmbo doet en over die keuze twijfelt. Hij denkt dat hij misschien wel iets met sport wil doen. Dus nu proberen we een stage voor hem te regelen in een sportzaak.”
“Nergens staat dat een leerling fulltime naar de rebound moet”, zegt Van Veen van het LCOJ. In Zwolle bijvoorbeeld proberen ze de stage van leerlingen uit 3- en 4-vmbo tijdens de reboundperiode door te laten gaan. En in Voorhout kunnen reboundleerlingen praktijklessen volgen op het Teylingen College of op hun eigen school. “Leerlingen moeten zo min mogelijk achterraken. De nadruk bij de rebound ligt op terugkeer naar de eigen school. Dat is een groot verschil met de time-out. Die leerlingen werden vaak niet teruggeplaatst”, vertelt Van Oort.
“Vroeger was het in de grote steden zo dat 40 procent van de kinderen na de time-out in het speciaal onderwijs terechtkwam”, vertelt Van Veen. ”De rebound is nadrukkelijk geen wachtkamer voor het speciaal onderwijs. Ik zie de reboundvoorzieningen ook als een manier om de forse groei van zmok-scholen in te dammen door vroegtijdiger in te grijpen.”
Of de reboundvoorzieningen dat lukt, is nog onduidelijk. In Zwolle zijn het afgelopen jaar juist meer leerlingen naar het speciaal onderwijs doorverwezen. En de eerste leerling die in Voorhouten de rebound heeft verlaten, is overgeplaatst naar een praktijkschool. Van Oort: “We hebben ook nog een leerling die aan zijn terugkeerprogramma is begonnen. Hij gaat een dag per week naar zijn eigen school, de rest van de tijd zit hij hier. Na de voorjaarsvakantie draaien we dat om. Daarnaast zijn er op dit moment nog twee reboundleerlingen van wie nog niet duidelijk is of ze wel terug kunnen keren naar de eigen school. Daar is nog vrij weinig over te zeggen.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.