• blad nr 3
  • 4-2-2006
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

Onderwijspersoneel heeft studiehuis op zijn geweten

Docenten in het voortgezet onderwijs zijn zelf debet aan de invoering van het studiehuis. Zij hadden destijds niet slaafs achter de beleidsmakers aan moeten lopen, stelt leraar geschiedenis en maatschappijleer Jos Koenen.

In het onderwijs werken volgzame types die niet altijd even goed op de hoogte zijn van nieuw beleid. Hoe vaak hoor je niet in de koffiekamer opmerkingen als ‘ik wacht wel af’, ‘het zal mijn tijd wel duren’ of ‘het zal wel niet zo’n vaart lopen’. Daarom duurde het ook zo lang voordat er kritische reacties op het studiehuis in de tweede fase kwamen. Cyrille Offermans uitte in 1996 als een van de eersten haar kritiek in de Volkskrant. Hè, eindelijk iemand uit het onderwijs die de knuppel in het hoenderhok durft te gooien, dacht ik. Ik zag namelijk ook problemen met het studiehuis. In tegenstelling tot een aantal enthousiastelingen op de school waar ik werk als leraar geschiedenis en maatschappijleer.
In de jaren negentig startte zowel het Don Bosco College in Volendam als de OSG West-Friesland (tegenwoordig Atlas College) in Hoorn een project dat de haalbaarheid van het studiehuis moest toetsen. Wie namen de voorbereiding van dit project op zich? De enthousiastelingen en niet de critici waartoe ik mezelf reken.
Als je aan de projectleiders vroeg hoe het ermee ging, hoorde je gunstige berichten. Ik was minder positief en ventileerde mijn zorgen in een opiniestuk dat ik naar de Volkskrant stuurde. De redactie plaatste het stuk niet. Iedereen liep namelijk warm voor het studiehuis, inclusief 149 leden van de Tweede Kamer. Alleen Ursie Lambrechts van D66 plaatste wat kanttekeningen. Ook onderwijshistoricus Nan Dodde verzette zich in diverse radioprogramma’s tegen het studiehuis. We waren echter vox clamantis in deserto.
Wat zagen wij dat zij niet opmerkten? Wat is er nu eigenlijk mis met dat studiehuis? Ik denk dat in enkele zinnen te kunnen uitleggen. Het kenmerk van het studiehuis is een veel grotere zelfstandigheid van de leerlingen. De bestaande lesuren werden geherstructureerd in contacttijd, begeleidingstijd en zelfstudie. Aan vwo 5 gaf ik per week drie lesuren van elk 50 minuten. In het studiehuis moest ik deze opsplitsen in 75 minuten contact (lesgeven), 25 minuten begeleiding (het individueel helpen van leerlingen bij specifieke moeilijkheden) en 50 minuten die leerlingen min of meer naar eigen inzicht kunnen vullen. Tijdens die vijftig ‘vrije’ minuten konden leerlingen met mijn vak bezig, met een ander vak of gaan klaverjassen. Ik chargeer niet, zulke berichten hoorde ik vaak.
Voor de invoering van het studiehuis had ik al moeite om in vwo 5 en 6 een leerling binnen respectievelijk drie en vier uur op het eindexamen voor te bereiden en daarmee op een niveau te brengen waarop aansluiting op een universiteit gewaarborgd was. Nu het studiehuis er is, weet ik zeker dat dit binnen de beschikbare tijd niet mogelijk is. Hier doet zich een strijd voor tussen vaardigheden en kennis.
Wat willen we nu? Een leerling die handig kan omgaan met kennis die hij echter niet voldoende heeft? Of een leerling die voldoende kennis in huis heeft om met vertrouwen het eindexamen en de universiteit tegemoet te zien? Dat laatste, lijkt mij.
Ik heb nog een bezwaar. Het invoering van het studiehuis ging gepaard met een verkapte bezuiniging. De drie lesuren aan vwo 5 vallen in het zogenoemde eerstegraads gebied. Binnen het studiehuis valt het zelfstudie-uur hier niet in. Daardoor komt dit uur in gevaar. Want welke school vindt het niet prachtig zo’n duur eerstegraads uur over te hevelen naar een conciërge of een onderwijsassistent die in een lagere salarisschaal kan worden aangetrokken?
De overheid voerde destijds het studiehuis in om de aansluiting op het hoger en wetenschappelijk onderwijs te verbeteren. De leerling was onvoldoende geoefend in zelfwerkzaamheid en viel daardoor te snel uit op de universiteit. Onzin! Een leerling met het vwo-diploma oude stijl was in principe in staat om met succes door te studeren. Hij kwam dan wel in een totaal nieuwe omgeving terecht. Een andere stad, nieuwe studiegenoten, een andere manier van lesgeven en thuiskomen in een lege studentenkamer. Wat daar aan te doen is, laat ik graag over aan lieden die daarvoor geleerd hebben. Wel is het voor mij zonneklaar dat een studiehuis daar niets aan kan oplossen.
Onderwijsminister Maria van der Hoeven gaf november vorig jaar in een interview met de Volkskrant de schuld aan de universiteiten. Die zeurden voor de invoering van het studiehuis over het niet zelfstandig kunnen werken van studenten. Nu klagen ze weer over het tekort aan kennis. Dit is ook grote onzin. De schuld van de invoering van het studiehuis ligt geheel alleen bij de docenten van het middelbaar onderwijs. Die hadden weerbaar moeten zijn en niet slaafs de grappen en grollen van het ministerie over zich heen moeten laten komen. Maar ja, daar verander je toch niets aan. Als Maria het in haar hoofd haalt dat alle docenten vanaf volgende week met een gebreide rode onderbroek op school moeten komen, dan gaan ze die komende weekend kopen...

Dit bericht delen:

© 2023 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.