- blad nr 1
- 7-1-2006
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Grote verschillen tussen raden van toezicht
Toezicht houden op het beleid en bestuur van de hogeschool of universiteit geldt als de belangrijkste opdracht van de raden van toezicht. Maar veel toezichthouders gaan daar op een eigen manier mee om. Niet alleen de benoemingsprocedure en samenstelling, maar ook de taken die ze op zich nemen en de verantwoording lopen sterk uiteen. De functiescheiding tussen het college dat bestuurt en de raad van toezicht die controleert, nodigt eveneens uit tot een ‘bonte verzameling’ aan invullingen. Wel is volgens de inspectie die scheiding bij de meeste bekostigde hogescholen gemeengoed. Bij het hbo is dat, in tegenstelling tot het wetenschappelijk onderwijs, niet wettelijk geregeld.
Het onderzoek is op touw gezet op verzoek van oud-staatssecretaris Nijs, onder andere naar aanleiding van de aanstaande herziening van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
De inspectie wijst naar de huidige wetgeving voor het hoger onderwijs. Die heeft de verschillen in de hand gewerkt, omdat een ‘eenduidige waarborg voor de kwaliteit, continuïteit en functioneren van het interne toezicht ontbreekt’. Voor het toezicht kan dat problemen opleveren, bijvoorbeeld als raden eenzijdig worden geïnformeerd.
Staatssecretaris Rutte ziet de verschillen, maar vindt niet dat de raden van toezicht in het hoger onderwijs ‘maar wat doen’. Voor de aangetroffen diversiteit heeft hij, gezien de wetgeving en zelfregie, wel enig begrip. Verschillen in taakopvatting moeten volgens Rutte bovendien ook mogelijk zijn, zolang wordt afgesproken waaraan het toezicht minimaal moet voldoen.
Begin december, na het onderzoek, kwam de Hbo-raad met een branchecode. Daarin staan afspraken voor de raden van toezicht. Alle toezichthouders moeten voortaan relevante nevenfuncties melden, een punt dat ook de inspectie aanroert.