- blad nr 22
- 17-12-2005
- auteur R. Sikkes
- Commentaar
Blauwdrukdrift
De situatie bij Inholland is niet uniek, zoals blijkt uit de reportage in dit nummer van het Onderwijsblad over de hype van het competentiegericht leren in het hbo. Op meer hogescholen heerst dezelfde vernieuwingsdrift en wordt van bovenaf een model ingevoerd, dat in alle studierichtingen maar eventjes doorgevoerd moet worden. Er is één mal waar iedereen in moet passen en het moet allemaal snel, snel, snel.
Het is eigenlijk bizar. De overheid heeft jarenlang met blauwdrukken geprobeerd om het hele onderwijs in een keurslijf te dwingen en heeft – laat, maar toch – beseft dat zo’n aanpak van bovenaf zinloos is. In plaats daarvan is er een nieuwe filosofie gekomen: vernieuwing moet van onderop komen en daarom moesten scholen en instellingen meer eigen ruimte krijgen. Wat we nu helaas zien is dat de blauwdrukdrift niet is verdwenen, maar dat ambitieuze bestuurders de ruimte pakken die de minister bedoeld had voor de werkvloer. Maar niet de professionals bepalen nu hoe het allerbeste onderwijs er uit kan zien, maar managers in bestuurskamers. En dat leidt tot ongelukken, frustratie en uiteindelijk misschien wel tot kwaliteitsverlies.
Van dat gevoel, dat breed leeft in het hele onderwijs, zouden bestuurders zich iets moeten aantrekken. Des te opmerkelijker is het verweer van Inholland in het inspectierapport. Nu hoeft het college van bestuur niet deemoedig het overigens terechte standje in ontvangst te nemen en naar de grond te staren, maar het is natuurlijk weer al te dol dat de kritiek van personeel in het rapport wordt afgedaan als gezeur.
‘Draagvlak is belangrijk, maar niet altijd doorslaggevend bij maatregelen’, schrijft het bestuur. Want ook al toont de inspectie aan dat de vernieuwingsdrift volledig is doorgeslagen, de bestuurders vinden dat een oude bazenregel geldt. Regel één: De baas heeft gelijk. Regel twee: Als de baas geen gelijk heeft treedt regel één in werking. ‘Van medewerkers mag immers ook verwacht worden dat zij maatregelen, waarvoor op goede gronden is gekozen en die geaccordeerd zijn door de door henzelf gekozen medezeggenschapsraden, loyaal uitvoeren.’ Een houding die niet uniek is voor Inholland.
Helemaal bizar wordt het dat Inholland de rechtmatigheid van het inspectieonderzoek ter discussie stelt. De hogeschool besteedt meer tekst aan het bekritiseren van de rechtmatigheid, opzet en methodiek van het rapport dan aan de conclusies. Dat lijkt toch een beetje op de omgekeerde wereld en geeft in elk geval naar buiten toe een slecht signaal af. Je kunt je afvragen of de bestuurders eigenlijk wel begrepen hebben dat zij zonder oog voor de werkelijkheid hun plannen koste wat kost willen doorvoeren. Het kan best zijn dat de hogeschool juridisch uiteindelijk gelijk heeft, maar daarmee komt dan een belangrijk probleem naar boven. Wie bewaakt dan wel de systeemkwaliteit van het onderwijs, als de inspectie en de minister buiten de deur worden gezet? Wie houdt er dan oog op een verantwoorde besteding van de belastinggelden? Tussen autonomie van instellingen en controlemogelijkheden van de overheid dreigt een gevaarlijk gat te ontstaan.