- blad nr 22
- 17-12-2005
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Van bink naar brugpieper
Voor de zomervakantie nog de bink van het schoolplein, na de zomervakantie brugpieper van de eerste. Met die veel te zware boekentas, verdwaald in die veel te grote scholengemeenschap. Waar hij de kantine deelt met leerlingen die scooter rijden, die uitgaan in het weekend. De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is niet zomaar een grote stap, hij is voor sommigen een struikelblok.
Dat is in Enschede niet anders, weet Wim van Lier, die er bijna drie decennia directeur was van een openbare basisschool. Hij zegt: “Kinderen hebben het gevoel dat ze aan een nieuw leven beginnen.”
Dat geldt niet alleen op het persoonlijk vlak, vaak is er ook in didactisch opzicht een wereld van verschil. “Bij het voortgezet onderwijs was het onderwijs frontaal: de leraar vertelt, leerlingen luisteren en noteren. Maar in het primair onderwijs werd al veel langer adaptief gewerkt, in groepjes. Leerlingen kregen inspraak in hun eigen leren. En dan kwamen ze op de middelbare school en mochten ze alles weer vergeten. Zaten ze allemaal weer netjes op een rij te luisteren”, aldus Van Lier.
De aansluiting po-vo, en het aloude gekissebis erover. “Moet het basisonderwijs nu meer aansluiten op het voortgezet onderwijs, of moet juist de middelbare school de didactiek en omgang met leerlingen veranderen”, typeert Van Lier zo’n veelgehoorde vraag.
Draaiboek
Het openbaar onderwijs in Enschede heeft daar in de loop van de jaren zijn eigen antwoord op gevonden. De meer dan dertig openbare basisscholen, verenigd in Consent, en de openbare scholengemeenschap, het Stedelijk Lyceum, hebben ‘gewoon’ de handen ineengeslagen. Geen vrijblijvend geïmproviseer van de paar docenten die elkaar toevallig al kenden, hoe goedbedoeld ook, maar er ligt een uitgebreid draaiboek in de la dat in 77 pagina’s aangeeft hoe de brug tussen bink en pieper geslagen wordt. Het Povo-project is het gaan heten, een term die elders in het primair en voortgezet onderwijs navolging vindt. En die nog een paar keer zal terugkomen in het gesprek met Van Lier, Povo-coördinator.
Eigenlijk klinkt het heel eenvoudig: trek met opdrachten en lesbladen een rode draad die loopt van groep 7 tot aan de tweede klas. In groep 7 krijgen de leerlingen een map met opdrachten. De blauwe Povo-map, een welbekend begrip in de klas. Die opdrachten laten de scholieren stilstaan bij zichzelf, wat ze ambiëren en wat het betekent om een belangrijke keuze te maken. Het jaar erna vervolgen ze hun tocht door de taken. Voorbereiding op de opleidingskeuze, (‘Kiezen: kun je wat je wilt’), kennismaking met het Stedelijk Lyceum (‘Wat is anders’). Van Lier: “Zo zitten er wat lessen in over wiskunde en plannen. En ze kunnen met een wachtwoord inloggen op de elektronische leeromgeving van het Stedelijk. Dat vinden ze natuurlijk heel erg spannend.”
In de eerste klas van het Stedelijk wordt de lijn doorgetrokken. De lessen maken plaats voor aansluitende ‘katernen’, die naast praktische vaardigheden als ‘leesmanieren’ ook sociaal gedrag behandelen (‘Wat is pesten’). “Aardig is dat bepaalde onderdelen uit groep 7 weer terugkomen in groep 8, maar ook tijdens de mentorlessen in de klassen 1 en 2 van het voortgezet onderwijs.”
De blauwe map gaat letterlijk mee naar het Stedelijk. “Alleen wordt het voorblad eruit gehaald. Je kunt natuurlijk niet met een Povo-map van de basisschool op de middelbare school aankomen”, lacht Van Lier. Brugklassers van andere basisscholen krijgen tijdens de mentorlessen een reprise van de gemiste stof van groep 8.
Leeratelier
Het project speelt zich niet alleen af in het klaslokaal, ook erbuiten. Rond nieuwjaar, als de tussenrapporten er liggen, worden alle leerkrachten van groep 8, ook uit het bijzonder onderwijs, uitgenodigd om met de mentoren van de brugklas op het Stedelijk om de tafel te gaan. Door bezoeken over en weer tussen basis- en voortgezet onderwijs is er meer begrip ontstaan voor elkaar, vervolgt Van Lier. “Dat heeft ertoe geleid dat sinds twee jaar het Stedelijk is omgezwaaid en heeft omarmd wat het basisonderwijs eigenlijk al deed: onderwijs aanbieden op het eigen niveau.”
‘Leeratelier’ noemen ze dat bij het Stedelijk. Multifunctionele ruimtes met tussen de veertig en zestig leerlingen per groep. Groepsbegeleiders en vakdocenten zoeken de leerlingen daar op. “Vroeger huppelde je naar al die lokalen voor je nieuwe les, dat is niet meer zo. Leerlingen die het nodig hebben krijgen extra instructie, anderen kunnen zelf aan de slag met de weekplanner. Het is toch van de zotte dat kinderen duimen moeten gaan draaien omdat ze uitleg krijgen terwijl ze het al weten. En nu is het zelfs zo dat basisscholen juist weer op bezoek gaan bij het Stedelijk om te zien hoe er in die leerateliers gewerkt wordt.”
Eigen toets
Het Enschedese openbare basisonderwijs heeft zijn eigen toetsing: Enschedees Eindonderzoek Groep Acht (EEG8). De Cito-eindtoets blijft in de kast. “We willen met onze toets verder kijken dan alleen de cognitieve vaardigheden. Kinderen krijgen in oktober een eerste, uitgebreide test. Tegelijkertijd wordt er ook gekeken naar studiemotivatie en welbevinden. In januari volgt de tweede toetsing, dan worden de vorderingen van de leerlingen in beeld gebracht. In ons leerlingenvolgsysteem zien we het niveau van het kind, de leerling krijgt dan op zijn niveau de toets aangeboden. Zo vrijwaar je ze meteen van het competitie-element. De meeste leerlingen beginnen in december al zenuwachtig te worden voor de Cito-toets.” Sinds een jaar werken ook de andere denominaties met EEG8, bij wijze van proef.
Hoezeer openbaar basis- en voortgezet onderwijs elkaar opzoeken, blijkt ook wel uit het keukentje op de eerste verdieping van het Stedelijk Lyceum. Daar deelt Van Lier de koffieautomaat met de medewerkers van Consent, die een klapdeur verder kantoor houden. Consent is de bestuurscommissie van het openbare basisonderwijs in de gemeente. Vanaf januari is het de stichting waar het dan verzelfstandigde openbare Enschedese basisonderwijs onder valt.
En ja, scholen maken het zo voor leerlingen en ouders wat logischer om binnen het openbaar onderwijs te blijven. Dat spreekt Van Lier niet tegen. In een enquête onder de brugklassers vorig jaar waren veruit de meeste leerlingen tevreden over de lessen en de aansluiting. “We zijn elkaars collega in het openbaar onderwijs. Het is mooi als leerlingen doorstromen naar het openbaar voortgezet onderwijs. Maar iedereen heeft natuurlijk de vrijheid om te kiezen.”