• blad nr 22
  • 17-12-2005
  • auteur Y. van de Meent 
  • Redactioneel

Het hbo is aan een gigantische verbouwing bezig 

Getob met competenties

Je kunt het gerust een hype noemen. Hogescholen schakelen massaal over op competentiegericht leren. “Competenties en assessments zijn als ufo’s: niemand heeft ze gezien, maar iedereen praat erover en wil erin mee”, zegt hoogleraar onderwijsinnovatie Filip Dochy. Hoog in de organisatie worden prachtige concepten op papier gezet, maar het vertalen naar concreet onderwijs wordt aan docenten overgelaten. Die hebben daar een zware dobber aan. “Er is veel te veel nieuw bij de introductie van competentiegericht leren. Te veel om goed te doen.”

De beste pabo van Nederland is bezig met een rigoureuze onderwijsvernieuwing. De pabo Arnhem, die twee jaar geleden nog veel lof kreeg van de visitatiecommissie en met de pabo van de Hogeschool Utrecht als beste uit de bus kwam, schakelt over op competentiegericht leren. De eerstejaars zijn sinds de herfstvakantie druk bezig met het opstellen van hun eerste persoonlijke ontwikkelingsplan (pop). Daarin beschrijven zij welke competenties zij het komend halfjaar willen ontwikkelen, welke leervragen daarbij horen en welke beroepsgerichte opdrachten ze gaan uitvoeren. Want het eerste halfjaar volgen de pabo-studenten nog een gezamenlijk programma, maar het tweede semester maken zij zelf een keuze uit de opdrachten. Bij het uitvoeren daarvan raadplegen ze zelf leerbronnen, die op papier of elektronisch beschikbaar zijn. Of ze volgen colleges of workshops, die door docenten verzorgd worden - als er tenminste vraag naar is. De student kiest zijn eigen leerweg.
De studenten hoeven die weg niet in hun eentje te vinden. Studieloopbaanbegeleiders helpen de eerstejaars bij het opstellen van hun pop en het formuleren van leervragen. Tijdens die begeleiding leren ze ook hoe ze bewijzen kunnen verzamelen van hun competentieontwikkeling voor hun elektronische portfolio. Ze kunnen een toets maken en de uitslag erin stoppen, maar bijvoorbeeld ook de feedback van hun mentor op de stageschool.
Het portfolio wordt beoordeeld door twee assessoren, onder wie de studieloopbaanbegeleider. Zij bepalen of een student zijn competenties voldoende heeft ontwikkeld en genoeg studiepunten heeft behaald om door te stromen naar een volgende studiefase. Aan het eind van de propedeuse kunnen de assessoren besluiten tot een negatief studieadvies. Voor studenten die doorgaan, begint na de beoordeling van het portfolio het hele proces opnieuw. Ze bepalen aan welke competenties ze verder gaan werken, stellen een nieuw persoonlijk ontwikkelingsplan op, formuleren leervragen en selecteren hun leerbronnen.

Efficiënter
De pabo Arnhem, onderdeel van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), loopt voorop bij de invoering van competentiegericht onderwijs. “Wij vinden dat de beroepscontext een belangrijker plaats moet innemen in alle opleidingen”, legt Ron Bormans uit. Hij is lid van het college van bestuur. “We willen dat het beroep in al zijn complexiteit als context voor leersituaties dient. Dat willen we omdat je daarmee studenten beter voorbereidt op hun loopbaan en omdat het leerproces efficiënter verloopt wanneer je alle kennis voor een student in een betekenisvolle context plaats.”
De pabo Arnhem is niet de enige hbo-opleiding die werkt met competenties, pop’s, portfolio’s en assessments. Het hbo gonst ervan. En de HAN is niet de enige hbo-instelling die een hogeschoolbrede onderwijsvernieuwing doorvoert. Hogescholen zijn massaal bezig met het verbreden van opleidingen; het vergroten van de keuzevrijheid van studenten door de invoering van majors (hoofdvakken) en minors (bijvakken); de omslag van aanbodgericht naar vraaggericht onderwijs en de introductie van virtueel leren of e-learning.
Elke hogeschool ontwikkelt haar eigen onderwijsmodel. De Fontys Hogescholen hebben hun Biloba-project, de Hogeschool Rotterdam het Rotterdam onderwijsmodel (Rom) en bij de Hogeschool Inholland heet het Backbone. Andere hogescholen spreken simpelweg van ‘het nieuwe onderwijsprofiel’ of ‘het beleidskader’. Het gaat meestal om vernieuwingen die alle opleidingen uitvoeren binnen centraal vastgestelde kaders. En de introductie van competentiegericht onderwijs vormt overal het hart van de vernieuwingen.

Volpompen
Deze onderwijskundige aanpak is komen overwaaien uit de Angelsaksische landen. “Het draait bij competentiegericht leren om een betere aansluiting tussen het onderwijs en de beroepspraktijk”, stelt Geert Kinkhorst, onderwijsadviseur bij Cetis, het expertisecentrum voor onderwijsinnovatie van de Hogeschool Utrecht. “Je wilt studenten niet langer alleen volpompen met theoretische kennis maar ervoor zorgen dat ze in de praktijk iets kunnen met die kennis.”
Kinkhorst was halverwege de jaren negentig betrokken bij de introductie van competentiegericht leren bij de faculteit economie van zijn hogeschool. Dat was het allereerste project competentieleren in Nederland. Het concept sluit volgens hem aan bij vernieuwingen die eerder in gang zijn gezet. “Het hbo werkt al met projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs, competentieleren is de laatste schakel. Het is het sluitstuk van de ontwikkeling naar echt beroepsgericht onderwijs. Je biedt studenten niet de kennis aan die docenten min of meer toevallig in huis hebben, maar gaat op zoek naar wat de beroepspraktijk van afgestudeerden verwacht.” Nieuw is competentieleren niet, betoogt de onderwijsadviseur. “Er hebben altijd al competentiegerichte elementen in het beroepsonderwijs gezeten: interdisciplinaire projecten, de afstudeeropdracht en niet te vergeten het leren op de werkplek via de stage. Alleen sloten andere programmaonderdelen daar vaak nauwelijks op aan.”
Dat het competentieleren ineens zo’n hoge vlucht neemt, heeft zelfs onderwijskundigen die het concept propageren verrast. “Competenties en assessments zijn als ufo’s: niemand heeft ze gezien, maar iedereen praat erover en wil erin mee”, verklaarde Filip Dochy, hoogleraar onderwijsinnovatie in Maastricht en Leuven, begin november tijdens een studiedag van de Hbo-raad. “In Nederland nemen onderwijsvernieuwingen steeds de vorm van een hype aan”, vindt Dick de Bie, die bijna dertig werkzaam is geweest als onderwijsadviseur in het hbo. “Bestuurders kijken veel naar elkaar. Er bestaat angst om achter te lopen, de boot te missen. En in Nederland is men nogal vatbaar voor het idee dat iets de oplossing voor een probleem is”, zegt de inmiddels gepensioneerde onderwijsadviseur.

Anachronisme
Hoewel het competentieleren al zo’n vijf jaar in opkomst is, begonnen hbo-docenten zich pas dit voorjaar in de media te roeren. De voornaamste klacht luidt dat er in het nieuwe onderwijs nauwelijks ruimte is voor het overbrengen van vakkennis. De vakdocent wordt een studieloopbaanbegeleider die studenten alleen nog maar coacht. De student moet zijn informatie zelf bij elkaar googelen, de docent begeleidt slechts het leerproces. ‘De leraar is een anachronisme geworden. Tutoren heb je tegenwoordig, mentoren, begeleiders, coaches, assessoren of coördinatoren. Maar geen leraar meer, dat beroep is vakkundig naar de kloten geholpen’, vatte Hannah, columnist van Sensor, het blad van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de kritiek samen.
De opstandige docenten krijgen bijval van staatssecretaris Rutte, verantwoordelijk voor het hoger onderwijs. Volgens hen dreigt het hbo door te slaan naar een onderwijstype waarin vaardigheden zwaarder wegen dan vakkennis. “Ik ben heel bezorgd dat jullie totaal doorkantelen en ben als de dood dat zelfontplooiing van de student zo centraal komt te staan dat het ten koste gaat van de vakinhoudelijke kennis”, hield hij hbo-bestuurders eind april voor tijdens een debat in Nijmegen. Een waarschuwing die hij regelmatig herhaalt. ‘Het is mooi dat aankomende leraren op de pabo leren opzoeken wat er in 1600 is gebeurd, maar ik heb liever dat ze het zelf weten’, zei hij bijvoorbeeld afgelopen maand in Elsevier. Hogeschoolbestuurders ergeren zich mateloos aan de kritiek van Rutte. Dat studenten niets meer hoeven te weten, is een misvatting. Maar het gaat niet alleen om feitjes leren, studenten moeten in de toekomst ook nieuwe kennis en inzichten kunnen toepassen. “Leraren moeten over tien jaar ook les kunnen geven over de meest recente geschiedenis”, aldus Ron Bormans.

Knullig
“Het is onzin om te beweren dat studenten niet meer toekomen aan kennisverwerving door het competentieleren”, meent Pieter Mostert, onderwijsadviseur bij adviesgroep BDF. “Het is juist een oplossing voor het gebrek aan operationele kennis. Het probleem is dat veel competentieleren buitengewoon knullig en ineffectief wordt uitgevoerd. De valkuil waar velen instappen, is het gelijkstellen van competenties aan algemene vaardigheden zoals kunnen samenwerken, opzoeken, plannen en initiatief nemen. Dat zijn inhoudsloze vaardigheden. Als je daar de nadruk op legt, is het geen wonder dat je kennisloos onderwijs krijgt.”
Mostert betoogt al jaren dat het modieuze begrip competentie alleen maar voor verwarring zorgt. “Je kunt beter beroepstaken definiëren die een student moet kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld: ‘Een verloskundige levert integrale zorg aan de cliënt in de fertiele periode’. Als je dan die integrale zorg uitwerkt in zes aspecten zoals ‘de verloskundige verleent psychosociale zorg’ dan neem je heel veel kennis en heel veel inhoud mee.”
“Het hbo is aan een gigantische verbouwing bezig en daarbij worden oude programma’s overboord gezet, terwijl de nieuwe nog lang niet uit ontwikkeld zijn”, stelt Geert Kinkhorst (Cetis). “Daardoor ontstaan er hiaten. Dat is geen verwijt aan de docenten die het onderwijs ontwikkelen, maar aan hogeschoolbestuurders. Ze willen het onderwijs helemaal op zijn kop zetten, maar het mag allemaal niets, of maar heel weinig kosten. Docenten krijgen een keer een studiemiddagje en net als het moeilijk begint te worden is het weer afgelopen. Maar de vertaling van al die abstracte concepten in concreet onderwijs wordt aan de docenten overgelaten. Zij moeten competenties beschrijven, goede opdrachten maken, bedenken hoe ze gaan toetsen. Dat zijn voor de meeste docenten nieuwe taken. Docenten worden gewoon overvraagd.”
Desondanks komt hij regelmatig heel mooie vernieuwingen tegen, maar helaas ook wanstaltige producten. “Je ziet veel onvoldragen, in elkaar geflanste programma’s die uitgevoerd moeten worden met een minimum aan begeleiding en een bedroevend laag aantal contacturen. Je ziet ook vaak dat studenten onderschat en ondervraagd worden. Dat ligt niet aan het concept, maar aan de uitvoering.”

Het ideaal
leraar onderwijsinnovatie Filip Dochy constateert eveneens dat het hbo kampt met forse uitvoeringsproblemen. Hij heeft drie maanden geleden onderzoek gedaan bij veertien hbo-opleidingen die bezig zijn met de invoering van competentiegericht leren. Het blijkt in de praktijk lastig om evenwichtige assessments te ontwerpen waarmee je de competentieontwikkeling van studenten goed in kaart brengt. Werken met leervragen van studenten is nog moeilijker. De hoogleraar betwijfelt of een achttienjarige eerstejaars in staat is de regie te voeren over zijn studieloopbaan. Hij pleit daarom voor het introduceren van zelfsturing in een latere fase van de studie. Bijvoorbeeld in het derde jaar, als de student wat meer zicht heeft op wat er in de beroepspraktijk van hem wordt verwacht.
Ook het ontwikkelen van contextrijke opdrachten, het inhoudelijk coachen van studenten en het ontwerpen van betrouwbare toetsen blijkt in de praktijk lastig tot zeer moeilijk. De veertien onderzochte opleidingen zijn daarom ver verwijderd van het ideaal dat ze voor ogen hebben. Dochy denkt dat ze het ideaal ook nooit zullen bereiken omdat hogescholen te veel tegelijk willen veranderen. “Er is veel te veel nieuw bij de introductie van competentiegericht leren. Te veel om goed te doen.”

Rauwe werkelijkheid
De docenten van de pabo Arnhem worstelen net als hun collega’s elders in het land met de discrepantie tussen het ideaal en de rauwe werkelijkheid. De HAN heeft het nieuwe onderwijsmodel prachtig op papier gezet, maar de vertaling naar concreet onderwijs is een zware dobber. In oktober gaven de pabo-docenten tijdens een lunchbijeenkomst met het college van bestuur blijk van hun zorgen en ongenoegens.
Met de vakinhoudelijke eisen die aan pabo-studenten worden gesteld, zit het wel snor. De pabo werkt met het landelijke competentieprofiel dat is opgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. Kennis staat daarbij hoog in het vaandel. Een leraar is bijvoorbeeld pas ‘interpersoonlijk competent’ als hij een goed samenwerkingsklimaat schept. Daarvoor moet hij op de hoogte zijn van communicatietheorieën, groepsdynamica en interculturele communicatie. “Om het beroep uit te oefenen heb je dus een stevige kennisbasis nodig”, constateert Rien van Domburgh, adjunct-directeur bij de pabo Arnhem en verantwoordelijk voor de onderwijsinnovatie. “We noemen de leraar niet voor niets een kenniswerker.”
Toch maken de docenten zich zorgen over de plaats van de vakken in het nieuwe programma. In de praktijk blijkt het lastig om de (school)vakken te koppelen aan competenties en beroepstaken. Bij welke competentie hoort een vak als rekenen en hoe koppel je het schoolvak Nederlands aan beroepstaken als begeleiden van leerlingen, lesgeven en ontwerpen van leertaken? En nog moeilijker: hoe toets je binnen competentiegericht leren of een student voldoende kennis heeft opgedaan? Een traditionele kennistoets voldoet niet, want je wilt niet alleen nagaan of een student voldoende weet van de middeleeuwen, maar ook of hij die kennis kan gebruiken in een geschiedenisles in de bovenbouw. Het gaat bij competentieleren immers om het kunnen en niet alleen om het kennen. Het is natuurlijk mogelijk een lessenserie van een student te laten beoordelen door de mentor op de stageschool, maar als die lessenserie over de Romeinen ging, weet je nog steeds niet of een student kennis heeft van de middeleeuwen. “Het lastige is hoe je kennisverwerving inpast in competentiegericht onderwijs en hoe je geïntegreerde toetsen ontwikkelt waarin je die kennis meeneemt”, vat Van Domburgh samen.
Omdat de pabo-directie veel vaart zette achter de invoering van het competentieleren, kregen de docenten weinig tijd om een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen. “Het nieuwe programma is veel te snel ingevoerd. We hebben nauwelijks tijd gehad om als team met elkaar te praten over de manier waarop je het concept uitwerkt. Daar zitten echt grote verschillen in”, zegt Petri Willems. Tijdens de pilot die vorig studiejaar werd uitgevoerd, werd bijvoorbeeld duidelijk dat het bij de beoordeling van de portfolio’s ontbrak aan een gezamenlijke meetlat. Wanneer motiveert een student zijn handelen in begrijpelijke taal of toont hij persoonlijke betrokkenheid in zijn communicatie met kinderen? Daarover verschilden de meningen nogal en daardoor ontstonden er wrijvingen tussen assessoren. “Als team ben je bezig met het introduceren van een onderwijsvernieuwing die je niet zelf hebt gekozen. Dat is lastig. Je bent steeds bezig met de vraag: Wat is de bedoeling, wat verwacht men van ons?”, verwoordt propedeusecoördinator Martin Bosch het probleem.

Valse start
De onderwijsvernieuwing had bovendien een valse start. Het visitatierapport waarin de pabo Arnhem voornamelijk lof kreeg toegezwaaid, was koud gepubliceerd of de docenten kregen tot hun verbijstering te horen dat het onderwijs op zijn kop zou gaan. Het oude programma had natuurlijk ook nadelen: veel losse vakjes en versnipperde toetsen. Bovendien was er een wirwar van verkorte en versnelde leerroutes ontstaan. Maar die problemen konden best binnen het bestaande onderwijsmodel worden opgelost, vinden veel docenten.
Hoewel volgens het college van bestuur en de pabo-directie de hogeschoolkaders voldoende ruimte laten voor een eigen invulling van de onderwijsvernieuwing, hebben de docenten het gevoel dat ze niet om competenties, pop’s en elektronische portfolio’s heen kunnen. “Deze onderwijsvernieuwing is van bovenaf over ons heen gekomen”, stelt Petri Willems vast. “Competentieleren is in, andere hogescholen doen het ook, het onderwijs moet flexibeler worden want studenten moeten vakken bij andere faculteiten kunnen volgen, er komt een nieuw financieringssysteem voor het hoger onderwijs aan. Er is geen discussie geweest, het moest gewoon.”
Jaap Dekker, studieloopbaanbegeleider en docent natuuronderwijs: “Wij hebben geen bezwaar tegen het competentiegericht leren, maar er is wrevel ontstaan omdat ineens alles anders moet. Daar gaat natuurlijk de suggestie vanuit dat wat we deden niet goed was. Waar ik zelf bezwaar tegen heb is het vaste geloof in één weg. Ik denk dat het onderwijs continu moet veranderen, maar daarbij kun je putten uit allerlei vernieuwingsideeën: jenaplan, montessori, probleemgestuurd leren of competentiegericht leren. Ik zie niet waarom maar één manier de juiste zou zijn.”
Adjunct-directeur Rien van Domburgh erkent dat er problemen zijn met het ‘eigenaarschap’. “Een aantal docenten heeft niet het gevoel dat dit hun onderwijsvernieuwing is.” De pabo Arnhem heeft zich misschien iets te gretig als voortrekker opgeworpen. “Wij dachten: Als er één opleiding is die het competentiegericht onderwijs vorm kan geven, zijn wij het wel. Wij zijn tenslotte de beste pabo van Nederland.” Van Domburgh gelooft daar nog steeds rotsvast in, maar wil wel ‘het moordende tempo’ uit de onderwijsvernieuwing halen en meer tijd nemen om stil te staan bij eigen uitgangspunten. “We moeten meer op ons eigen kompas gaan varen, onze eigen doelen centraal stellen. Als ik opnieuw mocht beginnen, zou ik de onderwijsvernieuwing vanuit ons eigen team starten en van daaruit aansluiting zoeken bij de hogeschoolkaders in plaats van andersom.”

Lange adem
Volgens de adjunct-directeur is het invoeren van een onderwijsvernieuwing altijd een zoektocht die gepaard gaat met vallen en opstaan. De eerste ontwerpen van een nieuw studieprogramma, zijn nooit ideaal, weet hij uit ervaring. “Docenten hebben het gevoel dat er in een jaar een volledig vernieuwd onderwijsprogramma moet staan. Maar dat hoeft helemaal niet, we kunnen rustig vier jaar de tijd nemen. We moeten reëlere doelen gaan stellen zodat we tevreden kunnen zijn. En over een paar jaar zal een aantal goede dingen van het oude themagerichte onderwijs wel weer teruggekeerd zijn”, voorspelt hij. De pabo-docenten hopen het van harte. Ze hebben al suggesties. Gewoon weer vakken geven, oppert de één. Pas met pop’s gaan werken als studenten daaraan toe zijn, vindt de ander. Herinvoering van oude opdrachten die goed werkten maar die zijn afgevoerd, omdat ze niet bij een van de zeven competenties pasten, hoopt een derde.
“Het invoeren van competentiegericht onderwijs is een proces van heel lange adem”, verklaart onderwijsadviseur Geert Kinkhorst. “Je doet er zeker tien jaar over en tijdens het omschakelingsproces gaat er van alles mis. Je kunt het vergelijken met de verbouwing van een huis. Als je bent gaan breken en je zit midden in de rotzooi denk je al snel: Was ik er maar nooit aan begonnen, het oude huis was eigenlijk zo gek nog niet. In die fase zit het hbo.”
En als over tien jaar de verbouwing eindelijk voltooid is, bestaat competentiegericht leren waarschijnlijk niet meer, voorspelt Filip Dochy. “Dan hebben we het misschien over netwerkgericht leren en hollen we daar weer met z’n allen achteraan.”

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.