• blad nr 17
  • 8-10-2005
  • auteur . Overige 
  • Opinie

 

Stuurloos onderwijs

De autonomie van de school heeft jarenlang de discussies in de onderwijspolitiek gedomineerd. Maar nu alle instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de inhoud en vorm, is het onderwijsbestel stuurloos geworden. Dat betoogde Jacques Wallage – oud-staatssecretaris en fractievoorzitter van de PvdA, nu burgemeester van Groningen – vorige week bij het afscheid van hoogleraar onderwijssociologie Jules Peschar. Een langetermijnvisie en het zoeken naar draagvlak bij veranderingen vormen in zijn ogen de kerntaak van de minister van Onderwijs. Een samenvatting van het slotdeel van zijn toespraak.

Tekst Jacques Wallage

Vanaf minister Deetman hebben opeenvolgende bewindspersonen van CDA, VVD, D66 en PvdA het concept van de autonome school uitgewerkt en ook ingevoerd. Een formatiebudgetsysteem, lumpsumfinanciering in hogere vormen van onderwijs, meer eigen ruimte bij de invoering van onderwijsinnovaties. Nu hoort bij de autonome school een nieuwe rolverdeling tussen scholen en overheid. En hier is de onderwijspolitiek met twee monden gaan spreken: aan de ene kant steeds opnieuw blijven klagen over regels en interventies, maar aan de andere kant volop de minister aanspreken op noodzakelijk geachte verbeteringen. Sterker nog, vaak in hetzelfde debat bepleit men meer ruimte voor de school om moeiteloos over te gaan op een pleidooi toch vooral schooltypes te verbeteren, eerdere innovaties opnieuw vorm te geven, van bovenaf verandering te garanderen. Dat vraagt wet- en regelgeving. En ambtenaren die deze regels voorbereiden. Hier zijn pyromanen aan het woord, die klagen dat er tegenwoordig zoveel brand is...
Wat leren de pogingen van de overheid om invloed uit te oefenen op het onderwijsbestel over de noodzaak tot interventie en de kansen op succesvolle interventie? Allereerst dat er dringend behoefte is aan een visie op de kernverantwoordelijkheden van de landelijke overheid als het om onderwijs gaat. Als de minister ten opzichte van de Tweede Kamer verantwoordelijk is voor kwaliteit, toegankelijkheid, kwalificatie-eisen voor docenten, uitspraken over het noodzakelijke niveau van opleiding, dan gaat het niet aan die verantwoordelijkheid diffuus te maken met toverspreuken als de scholen moeten het doen.

Zwabberkoers
Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat de traditionele instrumenten waarmee vanuit Den Haag getracht wordt de maatschappelijke werkelijkheid te beïnvloeden, wet en budget, sterk aan innovatiekracht hebben ingeboet. Verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling op middellange termijn vraagt een strategie die docenten en schoolbestuurders als bondgenoten ziet. In dat bondgenootschap moet veel meer worden geïnvesteerd: voor doel en middel van gevraagde veranderingen moet draagvlak worden georganiseerd. Dàt is een wezenlijke taak voor een minister.
Bij de gedachte van de autonome school en respect voor de professionaliteit van docenten hoort geen beleid dat zich als beheersing op basis van regels voordoet, maar een inhoudsvolle dialoog op basis van feiten, prestaties, van resultaten. Niet non-interventie biedt de scholen houvast en perspectief, maar een volgehouden, op de inhoud van het werk gerichte dialoog. Onderwijsgevenden, zo is mijn ervaring, hebben veel begrip voor een nationale verantwoordelijkheid voor onderwijs, zijn daarop ook aan te spreken. Maar ieder zijn rol.
Relatief succesvolle interventies, zoals de invoering van de basisschool of de herpositionering van speciale zorg, kenmerken zich door blijvende consensus in het politieke domein, landelijke concentratie op de resultaten en veel ruimte voor de onderwijskundige vormgeving in de scholen.
Kwetsbare interventies, zoals de invoering van de basisvorming, kenmerken zich door permanente instabiliteit in de politiek. Zonder rekening te houden met de lange adem die onderwijsinnovatie nu eenmaal vraagt, verandert de Kamer alweer van concept, terwijl de scholen nog nauwelijks de kans hebben gehad hun eigen invulling van het vorige concept waar te maken. Als naar het oordeel van de rijksinspectie eenderde van de scholen binnen vijf jaar de basisvorming goed heeft ingevuld en er goed mee kan werken, dan had enige volharding en praktijkgerichte verbetering scholen beter geholpen dan de zwabberkoers die Den Haag ten beste heeft gegeven.

Hordeloop
Onderwijs in autonome scholen vraagt een nieuwe vormgeving van de publieke verantwoordelijkheid. Men kan bepleiten – en dat is de mode van de dag - van alles vrij te laten: arbeidsvoorwaarden, ouderbijdragen, examenregelingen, onderwijsprogramma’s. Men kan landelijk de eigen verantwoordelijkheid beperken tot het uitspreken van de mantra de scholen moeten het doen, men kan zelfs, zoals ik een fractievoorzitter serieus hoorde zeggen, uitroepen dat het beste beleid géén beleid is. Men kan op elke populistische golf surfen zoveel men wil, maar de dag komt dat de minister van Onderwijs zich voor de kwaliteit van ons onderwijs moet verantwoorden. Voor te veel drop-outs, voor te weinig uitdaging. Voor een onderwijsbestel dat voor jonge mensen een permanente hordeloop is geworden, zonder veel pedagogische beschutting. En dan zal er een nieuwe balans nodig zijn tussen de ruimte die de school nodig heeft om een eigen profiel te ontwikkelen en de grondwettelijke verantwoordelijkheid voor de publieke zaak. En dan zal blijken dat wie zijn kaarten op non-interventie zet, net zo bedrogen uitkomt als diegene die vasthoudt aan verroeste besturing van bovenaf via wet en budget.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.