• blad nr 17
  • 8-10-2005
  • auteur R. Voorwinden 
  • Redactioneel

 

Als oop’er sta je de hele dag in de vuurlinie’

De Algemene Onderwijsbond heeft woensdag de twaalfde oktober uitgeroepen tot de Dag van het onderwijsondersteunend personeel. Want een school kan niet draaien zonder conciërges, technisch assistenten, administratief personeel of klassenassistenten. De AOb zet woensdag aanstaande het ondersteunend personeel in het zonnetje op een speciale AOb!live. Een informatief feestje, met workshops en veel gezelligheid. De baan van conciërge of assistent verdient extra aandacht. Conciërges krijgen er steeds meer taken bij, zoals het bewaken van de veiligheid op school. Terwijl ze afgelopen jaar veel collega’s met een ID-baan hebben moeten uitzwaaien. Onderwijsassistenten staan vaak zonder begeleiding voor de klas om de gaten in het rooster op te vullen. Het Onderwijsblad inventariseerde de meest voorkomende vragen die leven bij oop’ers en ging een dag op stap met Dick Hollemans, pedagogisch conciërge op het Vader Rijn College in Utrecht.

Een leerling die een ander heeft bedreigd, een vechtpartijtje op het schoolplein, een verdachte scooter: een dag als alle andere voor Dick Hollemans, pedagogisch conciërge op het Vader Rijn College in Utrecht. “Ik ben de ogen en oren van de school.”

“Gisteren heeft Ahmed een medeleerling op een ernstige manier bedreigd. En Precilla hebben we naar huis gestuurd: ze was niet te handhaven.” Het is kwart voor acht ’s ochtends als Dick Hollemans, pedagogisch conciërge op het Utrechtse Vader Rijn College, in zijn kamer wordt bijgepraat over de ontwikkelingen van de vorige dag. Zelf had hij vrij die dag.
”Is er contact gelegd met de familie van Ahmed?”, wil Hollemans weten. Nog niet, want Ahmed woont bij zijn oom en hij heeft diens 06-nummer niet bij zich. “Oké, dat willen we vandaag dan van hem hebben.” En Precilla, haar moeder en de woonwagenconsulent komen vandaag op school om te praten over Precilla’s gedrag van gisteren. “Hoe laat komen ze?”, vraagt Hollemans. “Ze hadden er al moeten zijn”, is het antwoord van de docent. “Wij zitten hier dus voor joker.”
Om acht uur loopt Hollemans naar boven, naar de ‘opvang’ waar leerlingen zich moeten melden als ze de vorige dag te laat in een les zijn gekomen. “Goedemorgen heren, zeggen we dan.” “Goedemorgen meneer”, klinkt het terug. “Pak een krantje en ga zitten.” Alle leerlingen pakken een Metro, die elke ochtend bij de school wordt bezorgd. “Hij wordt hier volop gelezen, dat verbaast me elke keer weer.” De krant kopt dat de koningin in de troonrede heeft verklaard dat ‘de magere jaren voorbij zijn’. “Geloof je dat?”, vraagt Hollemans aan een donkere jongen in trainingspak, met een bandana en iets te veel goud voor zijn leeftijd. “Nee.” Hollemans grinnikt.
Om tien voor half negen komt als een wervelwind een donkerharig meisje binnen. Ze valt Hollemans meteen in de rede: “Wacht effe, ik heb maar drie uur geslapen vannacht, zie je dat niet? Hoe laat is het nu eigenlijk?” Bijna tijd om naar de gewone les te gaan en dus veel te laat voor de strafopvang. “Maar je kunt het goedmaken door vandaag in de pauze een klusje op te knappen”, zegt Hollemans. “Oh goed, doeidoei”, en weg is ze weer. “Ze geeft zelf al aan dat ze wat kwijt wil”, glimlacht Hollemans. “Die spreek ik later vandaag nog wel even.”
Dan belt de moeder van Precilla. Ze werkt zelf tot middernacht in een patatzaak en schrok net pas wakker, vandaar dat ze de afspraak heeft gemist. Kan ze ook later vandaag langskomen en kan de woonwagenconsulent dan ook? Hollemans zal navraag doen.
Om half negen neemt Hollemans zijn vaste plek in, bij telefoniste Lucia in het glazen hok naast de ingang. “Het lijkt alsof wij hier gezellig praten en dat doen we ook. Maar je ziet hier alles binnenkomen. Sommige leerlingen neem ik even apart, als ik zie dat er wat aan de hand is. Want als ze dan zó de les in gaan, krijgen ze gegarandeerd een rode kaart.” Hollemans veert op en snelt achter een jongen aan, die hij op de trap net bij zijn enkel kan pakken. Na enkele niet onvriendelijke woorden is hij weer terug. “Die had nog wat van me tegoed. Maar ze worden nu wel een beetje te snel voor mijn leeftijd.”

Gedichten
Hollemans is nu 59, en gaat in november met pensioen. Hij kwam 21 jaar geleden in het onderwijs terecht toen de machinefabriek, waar hij chef was, over de kop ging. “Ik begon als echt ouderwetse conciërge, zo één die alles zelf deed: ik stond in het winkeltje in de kantine en assisteerde bij de natuurkunde- en biologielessen. In de loop van tijd zag de directie dat ik veel problemen van leerlingen oppakte en sinds tien jaar houd ik mij vooral daarmee bezig. Het is de meest afwisselende functie van de hele school.”
Dan is het tijd voor een kop koffie in de docentenkamer. De adjunct-directeur spreekt hem aan: de brancard is terecht, hij stond ergens in het rommelhok. Die moet weer naar de kamer van Hollemans, die ook bedrijfshulpverlener is. “Kun jij dat even doen”, vraagt de adjunct aan een conciërge aan een andere tafel. “Hij heeft zelf toch ook benen?”, is het antwoord. Het klinkt niet als een grap. “De andere conciërges hebben soms wat moeite met mijn functie”, zegt Hollemans. “Want het woord ‘conciërge’ staat in mijn titel, maar ik loop de hele dag met leerlingen te praten en ze zien me weinig met tafels sjouwen. Ik noem mezelf eigenlijk ook liever pedagogisch medewerker dan pedagogisch conciërge.”
In de lerarenkamer spreekt een docente hem aan over Ahmed, de leerling die gisteren iemand bedreigde. Zou een anti-agressietraining niets voor die jongen zijn? Goed idee, vindt Hollemans. “Als hij hier in de wijk woont, zijn er mogelijkheden voor zo’n cursus via het wijkbureau.” En de docente geeft hem informatie over de Nationale gedichtendag, waarbij jongeren hun gevoelens kwijt kunnen. “Er zijn er hier die kunnen dat echt hoor”, verzekert Hollemans. “Ik zie wel eens gedichten en tekeningen die echt heel goed zijn. Het is hier een vmbo, maar ik kan zelf nog wat van de leerlingen leren.”

Vreemde witte vezels
Na de koffie maakt hij een rondje door de school. “Je ziet dat sommige leerlingen vanuit de klas naar me proberen te zwaaien, maar dat mag niet altijd van de docent. En anderen denken: Oei, Hollemans loopt rond, we kunnen even niks flikken.” In de gang schiet een docent hem aan die zo snel mogelijk de oom van Ahmed op school wil zien. “Goh, je bent nummer zoveel”, zegt Hollemans droog. “En we zijn ook al aan het denken over een anti-agressietraining. Trouwens, heb jij wel eens van de Nationale gedichtendag gehoord?”
Als Hollemans Precilla achter een computer ziet zitten, schuift hij even aan. “Mag ik vragen waar jij mee bezig bent?” Met een opdracht over informatie verzamelen, is het antwoord. “En waar haal jij informatie vandaan?” Uit het telefoonboek en de Gouden Gids. “En vind je dat moeilijk?” Niet zo. “Nou, succes hè.”
Best een aardige meid, luidt zijn oordeel. “Maar wel een rouwdouwertje, hoor. Als jongens lelijk tegen haar doen, dan pakt ze ze.” Op de trap raapt hij vreemde witte vezels op. “Hout, vliesjes, wat ìs dit?” Na een groep hollende leerlingen te hebben gestopt – “Jongens, waar gaan we naar toe” – en twee wel erg wild stoeiende jongens uit elkaar te hebben gehaald – “Niet zo hard knuffelen hè” – is het tijd voor een boterham op zijn kamer. En om even de mail te checken. Hij krijgt alle leerlingverslagen doorgestuurd. Bij een meisje wordt vermeld: ‘Bloeit op van complimenten, geen onvertogen woord meer’. Hollemans straalt. “Die hebben we toch goed door de school heen geloodst, ze zit nu in het vierde jaar.” De volgende mail gaat over een andere leerling: ‘Waar is ze? Bijna twee weken niet op school, geen contact met ouders te krijgen’.
Intussen houdt hij vanuit zijn raam het schoolplein in de gaten. “Die jongen daar, met die scooter, zat vorig jaar hier op school. Hij hoort nu in het vervolgonderwijs te zitten, maar ik zie hem net iets te vaak hier in de buurt. Hij probeert blijkbaar contact te onderhouden met onze jongere leerlingen. Dat bevalt me niet helemaal, ik zal hem eens aanspreken.”
Dan komen twee jongens gehaast binnen met het verhaal dat de juf had gezegd dat ze naar huis mochten gisteren, want er was een les uitgevallen en nou zeggen andere leerlingen dat zij hadden gespijbeld maar dat was dus niet waar. En weg zijn ze weer. “Wat was het probleem nu?”, vraagt Hollemans zich af. “Nou ja, ze komen hier van alles vertellen, van hele zware dingen tot zaken die niet veel voorstellen.”

Thaiboksen
In de pauze maakt Hollemans een rondje over het schoolplein. Het meisje dat vanochtend te laat kwam, meldt zich. Ze moet van Hollemans gaan opruimen in de kantine. “En waarom heb je nu maar drie uur geslapen vannacht?” “Omdat mijn mobiele telefoon stuk was, het alarm ging steeds af.”
Na de pauze is er even rumoer in de gangen: een meisje zou iemand hebben geslagen op het schoolplein. De twee toezichthouders van de school zijn druk op zoek naar de dader. Hollemans stapt zelf meteen op een van de vertrouwensleerlingen af, die de ruzie blijkt te hebben gezien en alles uit de doeken doet. “Ik krijg veel informatie van de leerlingen. Er zijn nu een boel mensen aan het uitzoeken wat er gebeurd is, maar ík weet het al.”
In de grote pauze neemt Hollemans plaats in de kantine. “Ik ga hier vaak zitten. Gewoon kijken, observeren, het is één groot toneelstuk.” Hij gebaart vanuit de verte vriendelijk naar een jongen die, tegen de regels in, op tafel zit. De leerling staat meteen op en Hollemans steekt zijn duim op. “Ik kan natuurlijk ook dwars door de kantine roepen dat hij van de tafel af moet, maar dan zet ik hem voor schut. En dat is de grootste fout die je kunt maken.”
Een andere leerling schuift aan. “Wat mij opvalt aan jou is dat je heel erg druk bent”, zegt Hollemans. “Wat eet je ’s ochtends, en doe je aan sport?” De jongen blijkt ’s ochtends gewoon te ontbijten, wat zeker niet vanzelfsprekend is. “Ze worden soms zó de straat op gestuurd.” En de leerling doet aan thaiboksen. “Jammer”, vindt Hollemans, “ik kan hem dus niet aanraden aan sport te gaan doen om zijn energie kwijt te raken. Maar hij is zó druk, daar gaat hij nog last mee krijgen.” Dan klinkt de bel. De leerlingen staan als één blok op om naar de les te gaan. “Kijk, daar gaan ze. Mooi hè?”
Inmiddels heeft Hollemans doorgekregen wat de vreemde snippers zijn die overal op de vloer liggen: schillen van zonnebloempitten. Dus loopt hij, als contactpersoon voor de wijk, tussen de flats door naar een piepklein winkelcentrumpje met een Turkse bakker, een Turks supermarktje en een belhuis. “Ik kan ze moeilijk verbieden om zonnebloempitten te verkopen. Maar misschien is het een idee om in de winkel een kaartje op te hangen, in drie talen, dat ze die schillen niet op de grond moeten gooien.”
De Turkse uitbaatster - jong, vaardig opgemaakt en met hippe hoofddoek – wil het wel proberen. Want ze baalt ook zelf van alle rommel op de grond. “Ik zeg tegen de jongens dat ze de schillen in de prullenbak moeten gooien. Maar dan geven ze soms een grote bek en ik wil geen problemen met ze.”

Zo aardig
Hollemans heeft zelf ook geregeld te maken met bedreiging en geweld. “Het komt overal voor, dus ook hier. En de kranten staan er vol van. Maar het is wel zo dat in die artikelen iedere keer de docenten worden genoemd. Terwijl de oop’ers toch in de vuurlinie staan. Als jij leerlingen uit elkaar probeert te halen in de kantine, is het risico groot dat je een verdwaalde klap krijgt. En wij staan bij de deur als de ouders witheet binnenkomen. Die moet je dan maar op zien te vangen. Het wordt zwaar onderschat wat oop’ers over zich heen krijgen.”
Zelf heeft Hollemans wel eens een vader aan de telefoon gehad die boos was omdat de mp3-speler van zijn zoon was verdwenen. En die beloofde om Hollemans meteen voor zijn kop te komen schieten. “In dat soort gevallen bel ik meteen de politie en die zijn er dan ook snel. De meneer is bij het hek opgevangen door een agent, daar werd hij al rustiger van. En daarna heeft hij nog een kwartier met mij gepraat, waarna we handenschuddend uit elkaar zijn gegaan.” Uiteindelijk heeft Hollemans geen pistool gezien. “Ach, meestal doen ze niet waarmee ze dreigen, maar je moet het wel serieus blijven nemen.”
Om half vijf ’s middags trekt Hollemans de schooldeur achter zich dicht. “Een rustig dagje geweest”, concludeert hij neutraal. Hoewel er één leerling naar hem toe is gekomen die iets gehoord had over zijn aanstaande pensionering. “Ik heb het maar een beetje vaag gehouden. Maar de leerlingen zijn de laatste tijd zo aardig voor me, alsof ze voelen dat ik wegga. Daarmee maken ze het me niet makkelijker.”


Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.