• blad nr 12
  • 11-6-2005
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

 

Driemaal beter

Het duurde twintig jaar voordat de basisschool van de tekentafel realiteit werd. Alleen waren de omstandigheden tijdens de invoering in 1985 beroerd. Het regende bezuinigingen en de eerste tien jaar leek de basisschool af te stevenen op een teleurstelling. Vooral in de tien jaar daarna is de kwaliteit enorm verbeterd: minder zittenblijven, minder verwijzingen naar het speciaal onderwijs en veel beter leesonderwijs.

De enorme kloof tussen kleuter- en lagere school was de directe aanleiding voor de nieuwe basisschool. Want die overgang – de wettelijke verplichting dat wie 6 werd het jaar daarna naar de lagere school ging - vormde een drempel waar veel zesjarigen over struikelden. Tussen de twintig- en dertigduizend kinderen deden de eerste klas over. Elf procent zittenblijvers in één jaar. Het leren lezen en rekenen bleek voor veel kleuters een hele kluif.
‘De kleuterschool kan moeilijk voldoen aan de behoeften van de rijpere kleuters en de lagere school heeft moeilijkheden om de jonge schoolkinderen aangepast onderwijs te geven’, luidde een van de conclusies uit het rapport Nieuwe onderwijsvormen dat de Nederlandse Onderwijzersvereniging (NOV) in 1965 publiceerde.
Op dat element spitste de publieke discussie zich toe. Niet zo gek natuurlijk, want het in één gebouw willen onderbrengen van kleuter- en lagere school was ook het zichtbaarst. Terwijl ‘Nieuwe onderwijsvormen’ veel meer behelsde. De lagere school schonk ook nauwelijks aandacht aan het ‘opvallende kind’. Deze groep werd verwezen naar speciale scholen. De zeer begaafden kregen onvoldoende uitdaging. Het programma van de lagere school zat te vol. Allemaal conclusies die in 2005 nog steeds heel herkenbaar zijn.
Het onderwijs vernieuwen is een zaak van lange adem: vanaf het eerste idee tot aan de invoering deed de basisschool er twintig jaar over. Na de verschijning van het rapport duurde het nog tien jaar voordat er officiële expimenteerscholen kwamen. Lang niet iedereen was daar blij mee. Het verzet was divers en bestond vooral uit kleuterleidsters die vreesden dat straks hun kinderen moesten gaan leren lezen en rekenen. En dat was absoluut taboe. De kleuterschool was er om kinderen zich spelend te laten ontwikkelen, zo luidde de rotsvaste overtuiging van kleuterlobby, en daar hoorden letters en cijfers niet bij. Bovendien vreesden de kleuterleidsters dat de dames en heren van de lagere school de toon zouden zetten, als hun kleine schooltje onderdeel werd van die veel grotere basisschool. Uit dat gevoel ontstond de werkgroep Kritische kleuterleidsters, die voortdurend het belang van het jonge kind en de belangen van de kleuterleidsters onder de aandacht bracht.

Boycot
De Abop – later opgegaan in de AOb – maakte een punt van de positie van de hoofdleidster. Al te makkelijk, als een vanzelfsprekend automatisme, dreigde het hoofd der lagere school de directeur van de nieuwe basisschool te worden. Een fel pleidooi voor ‘meerhoofdig schoolleiderschap’ was het gevolg. Konden, zo zei de Abop, hoofd en hoofdleidster niet samen de verantwoordelijkheid voor de basisschool op zich nemen? Het voorstel kreeg na lang actievoeren het groene licht van de Tweede Kamer, maar werd weinig in de praktijk overgenomen.
De Abop was een fervent voorstander van de basisschool. Logisch want een van de voorlopers, de NOV, stond aan de wieg van de nieuwe basisschool. De plannen waren van voor tot achter met de eigen leden besproken. De bond stuitte dan ook op een enorm dilemma toen kort voor de invoering in 1985 bleek dat het kabinet-Lubbers geen cent overhad voor een deugdelijke start. Integendeel, er werd fors gesneden in het onderwijs. Het zou later ‘de winter van (Onderwijsminister) Deetman’ heten. Twee salarisingrepen, het gemiddeld aantal kinderen per klas werd opgeschroefd van 30 naar 32, veel scholen zagen hun formatie teruglopen, een herstructureringsoperatie betekende dat veel kleine scholen moesten sluiten. De start van de basisschool ging dan ook gepaard met boze woorden en verbeten acties van de gezamenlijke onderwijsbonden. Abop, KOV en PCO besloten de invoering zelfs te boycotten.
Toch kwam de basisschool er, op 16 september 1985 zou die met een feestelijk tintje geopend worden. Alle kinderen kregen dan een knalgeel koffertje mee, met informatiemateriaal voor hun ouders over de pedagogische sprong voorwaarts die de basisschool zou maken. Het ‘koffertje van Deetman’ bevatte echter giftig cadmium en het drie miljoen harde Hollandse guldens tellende cadeautje werd weer ingenomen.

Vierjarigen
Echt kwaad bloed zette de ‘vierjarigenmaatregel’ die in 1985 werd aangekondigd: uit bezuinigingsoverwegingen besloot minister Deetman om vierjarigen nog maar de halve tijd naar school te laten gaan. Een verbijsterend plan, omdat ook toen al het belang van de kleuterschool voor de rest van de onderwijsloopbaan werd benadrukt. Juist die maatregel leidde tot een kleine volksopstand, met stakingen van kleuterklassen, bonden die weigerden nog met de minister te praten en een volkspetitionnement waar 1,7 miljoen Nederlanders hun handtekening onder zetten. Maar de maatregel bleef en zou pas verdwijnen toen in 1989 Ritzen en Wallage zich in Zoetermeer vestigden.
Na tien jaar puilden de eerste rapportages over de basisschool dan ook uit van de teleurstellende conclusies. Oké, kleuter- en basisschool waren samengevoegd maar van veel samenhang was geen sprake. Het programma was nog steeds overladen. En er waren meer dramatische ontwikkelingen: het speciaal onderwijs groeide en groeide, de uitstoot van ‘opvallende kinderen’ nam een ongekende vlucht. Nederland eindigde in een internationale vergelijking bij lezen als hekkensluiter.
Toen sloeg het klimaat om. In de jaren negentig werd weer geïnvesteerd in het basisonderwijs. Inhoudelijk – met het project Weer samen naar school – en financieel. Eerst met de Impuls basisonderwijs en daarna maakte de basisschool een klapper met de klassenverkleining. Die investeringen hebben resultaat gehad.
‘De kwaliteit van het basisonderwijs is in de afgelopen zeven jaar gestegen’, schrijft de inspectie van het basisonderwijs in het laatste Onderwijsverslag. Het gaat beter met het leerstofaanbod en met het afstemmen daarvan op de verschillende leerlingen. Er is vooruitgang bij de zorg voor leerlingen die het moeilijk hebben of juist heel veel aankunnen.
Desondanks is de inspectie over een van de hoofdthema’s van de basisschool nog steeds uiterst ontevreden. Een doorlopende leerlijn van de kleuters naar groep 3 ontbreekt, schrijven de inspecteurs misnoegd. ‘Ruim de helft van de basisscholen garandeert de ononderbroken ontwikkeling van hun leerlingen niet voldoende. In verreweg de meeste gevallen ligt dit aan het onderwijs in de kleutergroepen en aan de aansluiting op elkaar van de groepen 1 en 2 en de werkwijze in groep 3. Een groot deel van de leraren begint in groep 3 met bladzijde 1 van de leesmethode en weet geen weg met leerlingen die al verder zijn. Die werkwijze is weinig bemoedigend voor de kleine groep leraren die in de groepen 1 en 2 gericht onderwijs geeft in de beginnende geletterdheid.’

Wapenfeiten
Een treurige constatering voor wie bedenkt dat juist die doorlopende leerlijn een van de hoofdthema’s was van het rapport ‘Nieuwe onderwijsvormen’. Is daarom de operatie basisonderwijs mislukt? Allerminst. Vooral de afgelopen tien jaar is er een enorme kwaliteitswinst geboekt, zoals de inspectie terecht constateert, ook als het gaat om het dichten van de kloof tussen groep 2 en 3.
Het blijkt onder andere uit een paar objectieve wapenfeiten die het onderwijspersoneel in de basisschool tot stand heeft gebracht:

*Zittenblijven in groep 3 en verlengde kleuterperiode (extra jaar groep 2) gedaald van 11 naar 2,4 procent.
*Verwijzing naar het speciaal basisonderwijs gedaald van 4,8 naar 3,4 procent.
*Stijging op de internationale ranglijst Pirls bij lezen voor negenjarigen van 21 (1991) naar 2 (2001).

Driemaal beter. Maar er is meer. Lesmethoden zijn vooral de laatste jaren vernieuwd en verbeterd. Het realistisch rekenen heeft Nederland op een voorsprong gebracht. De discussie rond de klassenverkleining zette het enorme belang van de eerste vier leerjaren hoog op de agenda. Het kleuteronderwijs is daarmee het minderwaardigheidscomplex dat bij de start mogelijk was volledig kwijt. Onder invloed van Weer samen naar school is de zorg aan leerlingen met problemen veel beter geworden: scholen hebben interne begeleiders en zorgteams. Leraren hebben zich suf geschoold om dyslexie, adhd en andere problemen te onderkennen en aan te pakken. Zo heeft het basisonderwijs vooral de laatste tien jaar een grote sprong voorwaarts gemaakt.

{Tijdbalk}

De geschiedenis van het basisonderwijs in vogelvlucht

1963 Serie ‘De toekomst van het basisonderwijs’ van professor Leon van Gelder in Het Schoolblad van de Abop.
1965 Rapport ‘Nieuwe onderwijsvormen voor 5- tot 13- à 14-jarigen’ van de studiecommissie van de Nederlandse Onderwijzersvereniging.
1974 Tien experimenten basisschool, ingevoerd door minister Jos van Kemenade. Oprichting werkgroep Kritische kleuterleidsters.
1977 Wet basisonderwijs aangenomen. Innovatiecommissie basisschool ingesteld.
1985 Invoering basisschool door minister Wim Deetman en staatssecretaris Gerard van Leijenhorst.
1988 Publicatie onderzoek ‘De groei van het speciaal onderwijs’.
1990 Staatssecretaris Wallage maakt plan ‘Weer samen naar school om groei speciaal onderwijs in te dammen.
1991 Vernietigend internationaal Pirls-onderzoek over niveau Nederlands taalonderwijs.
1994 Commissie Evaluatie basisonderwijs in nota ‘Zicht op kwaliteit’ ontevreden over voortgang: pakket te groot.
1995 Invoering ‘Weer samen naar school’. Nota van staatssecretaris Netelenbos ‘Impuls voor het basisonderwijs’ met geld voor taalexpertisecentrum.
1997 Regering trekt een miljard gulden uit voor klassenverkleining.
1998 Inperking aantal kerndoelen. Eerste openbaarmaking schoolbeoordelingen van onderwijsinspectie.
2001 Nederlandse negenjarigen op tweede plaats in internationaal Pirls-onderzoek.
2003 Regering-Balkenende bezuinigt op basisonderwijs (oalt, achterstandsgeld).

{kader + grafiek}

Uitgaven voor basisonderwijs sinds 1995 in de plus

Uitgaven per leerling basisonderwijs
(gecorrigeerd voor inflatie)

1980 3200 euro
1985 3000
1990 3100
1995 2900
2000 3600
2003 3900

bronnen: CBS en CPB

Het basisonderwijs zit met de uitgaven per leerling pas de laatste tien jaar in de lift. Rond de invoeringsdatum van de basisschool daalden ze licht, vermoedelijk door salariskortingen en de schaalvergrotingsoperatie. De ommekeer kwam met de gelden voor de klassenverkleining en andere investeringen. In een paar jaar tijd zijn de bedragen per leerling flink gestegen. Als de cijfers voor het jaar 2005 bekend zijn, zal er ongetwijfeld sprake zijn van een – lichte - daling vanwege de bezuinigingen die het kabinet-Balkenende II heeft doorgevoerd (nullijn salarissen, schrappen oalt, korting onderwijsachterstand).

Cito-toets

De overgang van gulden naar euro is bij de Cito-toets (Eindtoets basisonderwijs) misschien nog wel de kleinste verandering de afgelopen twintig jaar. De opgaven zelf, zo stelt de Cito-groep, zijn inhoudelijk met de tijd meegegaan. Kale rekensommen hebben plaatsgemaakt voor ‘aangeklede’, toepassingsgerichte opgaven. Bijvoorbeeld de vraag over een winkelactie voor brillen waarbij de leeftijd van de klant het kortingspercentage vormt: hoe oud moet je zijn om de bril gratis te krijgen? Ook voor de taalopgaven geldt dat ze niet meer dezelfde zijn. Draaide het voorheen om losse zinnen (‘Waarop eindigt het bijvoeglijk naamwoord dat we vormen van leugen?’), nu vormen tekstjes het uitgangspunt van de vragen.
Twee jaar geleden is het onderdeel studievaardigheden toegevoegd: uit een studietekst de hoofdzaak halen en informatiebronnen, zoals een encyclopedie, gebruiken. Anno 2005 kent de Cito-toets meer vormen dan in 1985. Niet alleen bestaat hij nu ook digitaal, er zijn aangepaste versies voor kinderen die blind, slechtziend, kleurenblind of dyslectisch zijn.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.