- blad nr 10
- 14-5-2005
- auteur . Overige
- Column
Topinkomens in het onderwijs
De maatschappelijke verontwaardiging over de ontwikkeling van de topinkomens is groot. Geheel terecht. Van iedere werknemer wordt gevraagd akkoord te gaan met loonmatiging. En tegelijkertijd zien we bij de topbestuurders soms een stijging van het inkomen met enkele tientallen procenten. Dat is volstrekt ongeloofwaardig en onverantwoord. Juist topbestuurders hebben een belangrijke voorbeeldfunctie. Die krijgt ook inhoud in het beloningsbeleid voor de top. Is daarin het leidende beginsel vooral ‘meer, meer en nog eens meer’, of spreekt daaruit een dienstbaar leiderschap, gericht op het welzijn van de organisatie en de individuele medewerkers? Gevoel voor verhoudingen is ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bestuurders die hierop aanspreekbaar zijn tonen moreel leiderschap.
Organisaties die werken met publiek middelen, mogen daar nog eens extra op worden aangesproken. Publieke financiering vraagt publieke verantwoording. Verantwoording over de hoogte van de beloning en de daarvoor geldende criteria. Het kabinet heeft daarom besloten bij wet ook onderwijsinstellingen te verplichten de beloning van individuele managers en bestuurders openbaar te maken, voorzover deze beloning het ministerssalaris te boven gaat. Veel publieke topbestuurders, ook in het onderwijs, geven nog geen vrijwillig inzicht in hun beloning. Wetgeving is dus noodzakelijk en dat is veelzeggend voor hun visie op moreel leiderschap.
Transparantie is een basisvoorwaarde voor publieke verantwoording. De Wet Harrewijn (een initiatief van GroenLinks en het CDA) geeft daarom ondernemingsraden van bedrijven met meer dan honderd werknemers recht op informatie over de beloning van de topbestuurders. Misschien is het een goed idee om dit recht ook te geven aan medezeggenschapsraden van grote onderwijsinstellingen. Zeker wanneer wordt afgeweken van de cao. Dan heb je als managers, bestuurders en toezichthouders in het onderwijs heel wat uit te leggen.