- blad nr 10
- 14-5-2005
- auteur A. Kersten
- Redactioneel
Groeien tegen de stroom in
Een meerderheid in de gemeenteraad van Hilversum stemde woensdagavond 13 april in met de oprichting van een islamitische basisschool. Maar erg van harte ging het niet.
In de commissie welzijn drie weken ervoor legden de meeste fracties hun twijfels en bezwaren op tafel. Behalve bij de confessionele partijen leefden overal elders sterke bedenkingen, zo blijkt uit de notulen van 22 maart. De PvdA ‘blijft van mening dat een dergelijke school een (..) onorthodoxe integratie in de weg staat’. De VVD ‘is van mening dat een dergelijke school onvoldoende bijdrage levert aan integratie’. Leefbaar Hilversum zegt dat door het stichten van een islamitische school ‘de integratie niet bevorderd zal worden’ en GroenLinks is ronduit tegen: ‘Gescheiden leren leidt tot gescheiden leven.’
Te gast in de commissievergadering was Menno de Jong, als een van de twee insprekers namens het schoolbestuur. “We hebben geprobeerd duidelijk te maken dat er niets engs is aan een islamitische basisschool”, vertelt hij later. “Maar je merkt dat mensen wantrouwend zijn. Dat was ook de stemming bij een aantal raadsfracties. En nu de huisvesting nog”, vervolgt De Jong. “IJs en weder dienende kunnen we in augustus van start.”
Dat geldt voor nog twee islamitische basisscholen die mede door De Jongs hulp in de startblokken staan, in Lelystad en Harderwijk. Daarnaast willen na de zomer twee scholen beginnen in Amsterdam en Rotterdam.
Met vijf nieuwe basisscholen op islamitische grondslag zet de groei van het nieuwe zuiltje zich voort. Het aantal islamitische scholen is toegenomen van 32 in 2000 naar 43 in 2004; het aantal leerlingen in dezelfde periode van 7288 naar 8414.
“Het is helder dat er al een tijd sprake is van een groei van het islamitisch onderwijs”, reageert Zeki Arslan, coördinator onderwijs bij Forum, het instituut voor multiculturele ontwikkeling. “En de behoefte zal de komende jaren verder toenemen.”
Oude gebouwen
Het gaat om een splinterdenominatie met een landelijk leerlingenaandeel van een half procent, toch staat het islamitisch onderwijs in het brandpunt van de belangstelling. Het politieke debat over het succes danwel echec van de multiculturele samenleving gaat ook over segregatie in het onderwijs, over zwarte en islamitische scholen. De inspectie van het onderwijs constateerde tweeënhalf jaar geleden dat islamitische scholen integratie niet in de weg staan. Maar hoewel minister Van der Hoeven artikel 23 niet ter discussie wil stellen, kondigde ze vorig jaar wel nieuwe voorwaarden aan voor het stichten van een school die in het bijzonder voor islamitische besturen ongunstig zullen uitpakken. Maximaal tachtig procent achterstandsleerlingen mogen nieuwe scholen hebben. Bovendien moeten zij aangeven hoe ze de ‘ononderhandelbare waarden van de Nederlandse samenleving’ willen overbrengen.
Ook op gemeentelijk niveau zeggen moslimbesturen tegenwerking te ervaren. “Ik heb het gevoel dat men liever een islamitische school armer dan rijker is”, zegt Ajoeb Elahi, voorzitter van de stichting Islamitische basisscholen Amsterdam (Siba), die vier basisscholen in de hoofdstad beheert. “Het lijkt er op dat men het islamitisch onderwijs wil isoleren, in plaats van in de samenleving op te nemen. Dat merk je bijvoorbeeld als je onderhandelt over de locatie.”
Gemeenten zijn verplicht om onderdak te vinden voor een nieuwe school. Maar volgens directeur Rasit Bal van de islamitische besturenorganisatie Isbo is de medewerking niet om over naar huis te schrijven. “Islamitische scholen worden in oude gebouwen gevestigd. Matig onderhouden, hoge stookkosten. Of ze komen terecht buiten het voedingsgebied. In sommige plaatsen, zoals Alkmaar, komen ze aan de rand van de stad terecht en moet een groot deel van de kinderen met busjes vervoerd worden.” Het wordt dan kiezen tussen twee kwaden, verklaart de Isbo-directeur. “Als je een locatie afwijst omdat die erg ongunstig is, leidt dat weer tot vertraging.”
Juridisch verzet
Volgens Jan van Leijenhorst, hoofd jeugd, onderwijs en cultuur bij de Vereniging van Nederlandse gemeenten en oud-wethouder van Utrecht, ligt het anders. “Gemeenten maken meestal gebruik van bestaande voorzieningen, van leegstand. En die zijn over een gemeente verspreid. Dat was ook mijn ervaring als wethouder: je kijkt naar wat je hebt. Dat je in het begin tijdelijke voorzieningen moet treffen, kan soms niet anders. Dat heeft niets te maken met het islamitische karakter van een school.”
De VNG krijgt regelmatig vragen op haar bordje van gemeenten over verzoeken voor een islamitische school. Vooral over de procedure. De aanvrager in een nieuwe gemeente moet onder andere een behoeftepeiling laten zien op basis van een vergelijking met een andere gemeente. Aan de hand daarvan beoordeelt de minister van Onderwijs of de school levensvatbaar is en binnen vijf jaar de stichtingsnorm kan halen.
Maar gemeenten kunnen zich wel degelijk juridisch verzetten. Delft en Vlaardingen besloten in 2003 een aanvraag voor een islamitische school naast zich neer te leggen, omdat ze niet zou voldoen aan de criteria. De stichting Islamitisch college, verantwoordelijk voor een school in Schiedam, tekende beroep aan bij de minister, die de gemeenten opdroeg de aanvraag te honoreren. De gemeenten stapten vervolgens naar de Raad van State en die stelde hen begin maart in het gelijk. Onder meer omdat de referentiegemeente onvoldoende vergelijkbaar was.
Volgens Van Leijenhorst is er geen reden om aan te nemen dat gemeenten met de uitspraak in de hand sneller een behoeftepeiling zullen aanvechten. Maar Isbo-directeur Bal ziet het somberder in. “Het wordt in mijn ogen nu makkelijk voor een gemeente om de onderbouwing van een aanvraag in twijfel te trekken. Je neemt gemeente A ter vergelijking, zegt de gemeente dat het geen goede vergelijking is. Neem je gemeente B, dan zijn er weer kleine verschillen en kan nog een keer hetzelfde gebeuren.”
Duivels dilemma
Waar het op neer komt, denkt onderwijscoördinator Arslan van Forum, is een antwoord te vinden op een ‘duivels dilemma’. “Onderwijs moet een bindende factor spelen, is de gedachte, het moet bijdragen aan de gemeenschappelijkheid. Tegelijkertijd is er de grondwettelijke vrijheid voor het oprichten van een eigen school en ontstaan er continu nieuwe segmenten in het onderwijs.”
Volgens berekeningen van onderzoeksinstituut ITS in Nijmegen, een jaar terug, zou er op basis van de behoefte ruimte zijn voor 120 islamitische scholen. Hoe taxeert Isbo-directeur Bal de huidige groei? “Als je uitgaat van de belangstelling van ouders, dan gaan we niet hard genoeg. Maar als je uitgaat van het tekort aan leerkrachten en management, dan gaat het te snel. Het vinden van personeel is een moeilijk punt. Het is voor mensen soms een grote stap om op een islamitische school te gaan lesgeven. Ook vanwege het imago.”
“Ik zou er persoonlijk een voorstander van zijn om met behulp van het onderwijsachterstandengeld het salaris op zwarte en islamitische scholen met vijf tot tien procent te verhogen”, reageert Arslan. “Dan wordt het voor een docent financieel aantrekkelijker om er te werken. Hoe kunnen we de kwaliteit van het personeel op islamitische en zwarte scholen bevorderen? Dat is een belangrijke vraag de komende jaren.”
Islamitische scholen kunnen hun imago opvijzelen door veel meer hun deuren te openen, betoogt Siba-voorzitter Elahi uit Amsterdam. Door open dagen voor belangstellenden te organiseren, bijvoorbeeld. “Als een school gesloten blijft voor de buitenwereld, gaan mensen denken dat er iets aan de hand is. Dan geef je ruimte voor onderbuikgevoelens. We moeten en willen geen eilandje zijn.”