- blad nr 5
- 5-3-2005
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
Op straat slierten
@De voorzitter van Schoolmanagers_VO reageert op de voorstellen van onderwijsminister Van der Hoeven om de wet op de onderwijstijden aan te passen. Zelf heeft hij niet de indruk dat het onderwerp hoog op de agenda staat van het ministerie, ook al moet de nieuwe wet reeds op 1 augustus 2006 ingevoerd worden.
Van der Hoeven had al bij de evaluatie van de basisvorming laten weten dat de oude wet op de onderwijstijden niet meer toereikend is. In de aanpassing moet rekening worden gehouden met de vernieuwingen in het onderwijs waarbij het lesuur niet langer zaligmakend is. In grote lijnen komt het er op neer dat er veel vrijheid is voor een eigen invulling. Maar het uitgangspunt blijft dat het onderwijsprogramma 38 tot veertig weken beslaat. Dat laatste nu is het lastige punt, want de meeste scholen, zo bleek ook uit onderzoek van de inspectie, komen niet verder dan 34 tot 36 weken. Toch wordt er opnieuw van uitgegaan dat een school jaarlijks een programma van veertig weken aanbiedt, het onderwijsaandeel daarin duurt 38 weken. ‘Binnen een beperkte bandbreedte’ kan van de richtlijn worden afgeweken. De nieuwe wettelijke bepalingen van het begrip ‘onderwijstijd’ (het aantal lesweken per jaar en lesuren per week) moet scholen in staat stellen om daar flexibeler mee om te gaan. Belangrijk is dat de medezeggenschapsraad met de programmering instemt en dat de ouders bijtijds worden ingelicht.
@Bedilzucht
@In dat laatste kan Pieter Hettema zich helemaal vinden: ”De grote klacht is vaak dat ouders zich overvallen voelen als hun kind weer eens een week of een dag vrij heeft. Zij moeten door de school dus goed geďnformeerd worden, dat gebeurt ook steeds meer.” Volgens Hettema zal in veel gevallen niet langer volgens de klassieke situatie worden lesgegeven, waarbij een docent zijn 25 leerlingen vijftig minuten toespreekt, er zijn inmiddels heel veel andere lesvormen in gebruik. “Ik vind dan wel dat je aan de buitenwacht duidelijk moet maken waar je mee bezig bent, wat ze kunnen verwachten, zodat ze daarvoor kunnen kiezen.”
Hettema vindt het wel terecht dat de wet wordt aangepast, maar dat mag toch niet meer dan een kader zijn. “Ik vind het niet zo belangrijk of je nu van 37 of 38 weken uitgaat. Ik denk dat het voor de inspectie toch vooral van belang is te beoordelen of de omgang met de leerlingen goed is. Als die leerlingen al in mei op straat rondlopen omdat er niets meer te doen is, dan is er iets mis. Het lijkt me dat dan ook de ouders duidelijk moeten maken dat ze dat niets vinden. In die zin denk ik dat er wel een ondergrens moet bestaan, maar als je scholen op de 38 weken gaat afrekenen, lijkt dat meer op bedilzucht.”
@Te bont
@De nieuwe bepalingen voor de onderwijstijd hebben, zo schrijft Van der Hoeven uitdrukkelijk, niets te maken met het aantal uren dat docenten werken, dat wordt in de cao geregeld. Toch betwijfelt AOb-bestuurder Martin Knoop of de minister zich nog wel met die onderwijstijd moet bemoeien in zo’n gedecentraliseerde sector. “Dat er dan toch ineens weer wordt uitgegaan van 38 tot veertig weken. Ieder jaar is er wel zo’n hype rond de ‘lange’ vakantie. Wij hebben de Onderwijsraad indertijd geschreven dat scholen gewoon uit kunnen gaan van zestig dagen vakantie wanneer de lessen beter gespreid worden over het jaar. Door allerlei activiteiten komt het echte lesgeven in gedrang, maar dat blijft een zaak tussen werkgevers en werknemers.”
Voor scholen die het echt te bont maken, te weinig geprogrammeerde onderwijstijd hebben, kondigt de minister sancties aan. Mocht de inspectie dat nodig vinden, dan kan de bekostiging van een school worden opgeschort. Maar van deze mogelijkheid is nog nooit gebruik gemaakt.