- blad nr 22
- 18-12-2004
- auteur T. van Haperen
- Column
Eerst leren, dan leraar
Hoe kan zoiets? Tja, eigenlijk is de schooldirectie verantwoordelijk. Die laat jonge docenten ongestoord aanmodderen. Maar we weten allemaal hoe het werkt. Zolang het leeft en het meubilair blijft intact, mag het voor de klas. Een evolutiegesprek met zo’n brokkenpiloot verloopt met een glimlach. Het evaluatief commentaar na lesbezoek luidt: de teugels kunnen strakker en afwisseling van werkvormen verdient aandacht. In het persoonlijk ontwikkelingsplan zijn dat de nieuwe leerdoelen.
De voorgeschiedenis van deze treurige situatie dan maar? Iemand doet examen havo; geschiedenis 6,3, de rest lager, niet echt een bolleboos dus. De opties in het hoger onderwijs zijn beperkt. Vandaar de keuze voor de tweedegraads lerarenopleiding. Daar is het laatste decennium alles wat moeilijk is en riekt naar vakinhoud gereduceerd tot net niet niks. Kennis van het schoolvak, daar veel over lezen, het hoeft niet. Eindeloze begeleidingsbijeenkomsten die bol staan van geneuzel over emoties en persoonskenmerken als stemgebruik en lichaamshouding, daar zijn er genoeg van. Kortom, niet verstand maar ideologisch in de pas lopen, is het selectiecriterium. Iedereen die braaf zijn geloofsbelijdenis doet en veelvuldig het toverwoord competentie laat vallen, krijgt een diploma en kan aan de slag.
Eenmaal voor de klas is het elke les invuloefeningen met nakijkvellen. De sturende instructies van de docent beperken zich tot: sst, pak je spullen, houd je mond, blijf van hem af, nu krijg je strafwerk, ga er maar uit, nog even tien minuten doorwerken, kan het wat rustiger en nu ben ik het zat. Na een paar weken volgt het proefwerk, standaard meegeleverd door de methode. Nakijken lukt dankzij het correctiemodel. Elk kind dat zelf iets weet of bedenkt, krijgt nul punten. Resultaat, driekwart onvoldoende. Hoezo actief leren?
Heeft u onlangs een jonge docent gesproken die beweert veel geleerd te hebben op de tweedegraads opleiding? Ik niet! Van de pabo ken ik daarentegen genoeg tevreden klanten. Dan is de conclusie toch helder? Tweedegraads opleidingen leveren activiteitenbegeleiders en geen leraren. Voor die paar havo-leerlingen die dromen van een carrière voor de klas luidt het devies: eerst een diploma hoger onderwijs en daarna begint de opleiding tot leraar. Een jaartje didactiek, onderwijskunde en wat werken in de praktijk, dat is dan voldoende. Lesgeven is niet moeilijk, als je maar wat weet.