• blad nr 22
  • 18-12-2004
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

Nederlandse leerlingen leveren topprestaties

Nederlandse scholieren scoren in vergelijking met hun leeftijdsgenoten in andere landen uitstekend als het gaat om wiskunde, lezen en natuurwetenschappen. Zij horen steevast bij de top tien. Wanneer België echter wordt uitgesplitst naar Vlaanderen en Wallonië, zakt Nederland op alle onderdelen één positie. De Vlamingen doen het namelijk beter. Een opvallende conclusie is dat in Nederland de schoolkeuze van belang is: er zijn grote verschillen in effectiviteit van scholen.

Het Nederlandse onderwijs levert topprestaties en dat terwijl het land in verhouding met andere landen weinig uittrekt voor het onderwijssysteem. Dit blijkt uit het internationale onderzoek Programme for International Student Assessment (Pisa) van de Oeso, de club van rijke landen. Nederland biedt samen met een paar andere landen ‘waar voor z’n geld’, constateren de onderzoekers, door met relatief weinig investeringen wél hoge prestaties in het onderwijs te bereiken.
Nederlandse jongeren eindigen namelijk op alle onderdelen die de Oeso onderzocht, in de top tien. Niet alleen scoren ze hoog, maar ook ver boven het gemiddelde. Alles bij elkaar staat Nederland op een vierde plaats bij wiskunde, negende bij lezen en achtste bij de natuurwetenschappen. De enige andere landen van de veertig die steevast in de top tien staan, zijn Finland, Korea en Liechtenstein. Finland is eigenlijk de echte topper met twee eerste en een tweede plaats. Finland en Korea trekken wél royaal geld uit voor hun onderwijssysteem.
Nederland wordt echter voorbijgestreefd door Vlaanderen, wanneer de Belgische prestaties naar taalgebied worden uitgesplitst. Wanneer Vlaanderen geen regio maar een land zou zijn, zouden de jongeren met wiskunde op de eerste plaats komen, derde bij lezen en vijfde bij natuurwetenschappen. Waarmee Nederland dus één plek zakt. De Waalse provincies scoren beduidend slechter.

Strenge eisen
Het Pisa-onderzoek van de Oeso werd voor de tweede keer uitgevoerd, de eerste versie stamt uit 2000. De huidige gegevens werden vorig jaar verzameld door een reeks testen onder 250.000 jongeren in 41 landen. Uiteindelijk telde het eindresultaat voor maar veertig landen mee. Engeland viel af, omdat er te weinig leerlingen meededen voor een betrouwbaar beeld. Datzelfde overkwam Nederland in 2000.
Nu deden er in Nederland rond de 4.000 jongeren van vijftien jaar mee uit alle schooltypen van praktijkonderwijs tot en met gymnasium. Dat bleek voldoende voor de Oeso, die dus strenge eisen aan de steekproef stelt. De jongeren maakten een groot aantal opgaven op het gebied van wiskunde, lezen en natuurwetenschappen, daarnaast werd hun probleemoplossend vermogen getest.
De uitslagen komen niet als een totale verrassing. Vergelijkbaar internationaal onderzoek zoals Timms (wiskunde) en Pirls (taal) lieten al eerder zien dat Nederlandse scholieren goed zijn in wiskunde en dat het leesonderwijs een spectaculaire verbetering heeft doorgemaakt. En ook al telden de Nederlandse resultaten uit 2000 niet mee, met de incomplete steekproef zat Nederland ook al in de internationale top.
Misschien dat door de relatief hoge scores het Pisa-onderzoek hier weinig de aandacht trekt. In het buitenland is dat anders. Zo leidden bijvoorbeeld de buitengewoon zwakke prestaties van Duitsland destijds bij onze oosterburen tot een heftig onderwijsdebat. Tot heel veel verbetering heeft dat nog niet geleid, slechts bij één wiskundeonderwerp is er volgens de Oeso-onderzoekers in Duitsland echte vooruitgang te bespeuren. Anders ligt dat in Polen en Letland, waar onderwijshervormingen zorgen voor een aantoonbare verbetering van de prestaties op alle terreinen. Oostenrijk en Mexico dalen op meerdere onderwerpen.

Bollebozen
De hoge score op de Pisa-toets 2003 is voor een deel te danken aan goede prestaties van achterstandskinderen. Zij scoren relatief hoog. Het aantal bollebozen met topprestaties ligt in Nederland juist laag in vergelijking met andere landen. De verschillen tussen meisjes en jongens zijn in tegenstelling tot erg veel landen in Nederland minimaal. Kortom: de Hollandse meiden zijn vrijwel net zo goed – en internationaal gezien dus erg goed – als de jongens.
Het omvangrijke onderzoek probeert ook gegevens te verzamelen over waar de prestaties van afhangen. Opvallend is in elk geval dat in Nederland de prestatieverschillen tussen leerlingen vooral toegeschreven kunnen worden aan de wisselende effectiviteit van de verschillende scholen. Schoolkeuze doet er hier enorm toe, terwijl volgens de Oeso ouders in de Scandinavische landen en in Canada ‘kunnen vertrouwen op hoge en consistente eisen bij álle scholen’.
De Nederlandse scholieren zijn buitengewoon kritisch over het onderwijs dat zij genieten. Slechts de helft van de jongeren geeft aan dat leraren interesse tonen in de vorderingen van elke leerling. Een gevoel dat hun leeftijdsgenoten in België, Duitsland en Frankrijk delen. Schoolleiders zijn op hun beurt juist supertevreden over de leraren. Het moraal ligt hoog en leraren zijn trots op hun school. En de volle honderd procent van de ondervraagde schoolleiders geeft aan dat ‘onze docenten werken met enthousiasme’.

Het kan nog beter’

Topprestaties voor Nederlandse leerlingen, dat is mooi, maar de Citogroep waarschuwt voor bovenmatige tevredenheid. De Citogroep, in Nederland verantwoordelijk voor de uitvoering van het internationale Pisa-onderzoek, zegt tussen de regels door niet écht tevreden te zijn met de uitkomsten. “De vraag is gerechtvaardigd of de behaalde resultaten voldoende hoog zijn voor een land dat zich wil profileren als kenniseconomie. Er is nog steeds een flinke groep die onder het niveau presteert waarop men geacht wordt als mondig en betrokken burger te functioneren.”
Het kan dus nóg beter. Opvallend is wel dat juist ‘onze’ achterstandskinderen het relatief goed doen. Zij scoren rondom het Oeso-gemiddelde, terwijl andere landen met die groep leerlingen veel lager uitkomen. Ook Vlaanderen bijvoorbeeld. “Al het gemopper op het niveau van het vmbo blijkt niet terecht: voor die groep liggen de resultaten internationaal gezien hoog”, constateert onderzoekster Erna Gille van de Citogroep. De lage score van steun die leerlingen ervaren, heeft volgens het Cito misschien te maken met het feit dat ‘verwachtingen ten aanzien van Nederlandse docenten erg hoog gespannen zijn’.
In het Pisa-onderzoek in 2000 werden de resultaten van Nederland internationaal niet meegeteld omdat de steekproefeisen niet werden gehaald. De resultaten werden wel gepubliceerd. Toen scoorden de Nederlandse jongeren op alle onderdelen nóg beter. Vergelijken we die cijfers met nu, dan duikelt Nederland bij wiskunde van 563 punten naar 538, bij lezen van 532 naar 513 en blijft de score bij natuurwetenschappen min of meer stabiel (van 529 naar 524). Is er dan nu sprake van een dalend niveau? “Nee”, zegt Gille, “er zaten nu ook leerlingen bij uit het praktijkonderwijs en destijds niet uit het vso-lom. Daarnaast deed toen het agrarisch onderwijs niet mee, nu wel. De populatie is dus anders samengesteld.” De officieuze nummer één positie bij wiskunde in 2000 was daardoor wat geflatteerd. Desondanks constateert het Nederlandse rapport dat er aanwijzingen zijn voor een lichte daling van de prestaties bij sommige wiskundeonderwerpen. Cito en Freudenthal-instituut zullen daar verder onderzoek naar doen en komen eind 2005 met een rapport.

Pisa – rapportcijfers 2003

Wiskunde punten

1. Hong Kong 550
2. Finland 544
3. Korea 542
4. Nederland 538
9. België 529
16. Frankrijk 511
19. Duitsland 503
28. Verenigde Staten 483

Oeso-gemiddelde 500

(Vlaanderen 553)

Lezen

1. Finland 543
2. Korea 534
3. Canada 528
9. Nederland 513
11. België 507
17. Frankrijk 496
18. Verenigde Staten 495
21. Duitsland 491

Oeso-gemiddelde 494

(Vlaanderen 530)

Natuurwetenschappen

1. Finland 548
2. Japan 548
3. Hong Kong 539
8. Nederland 524
13. Frankrijk 511
14. België 509
18. Duitsland 502
22. Verenigde Staten 491

Oeso-gemiddelde 500

(Vlaanderen 529)

De scorelijsten van alle veertig deelnemende landen staan op www.aob.nl. Zie voor meer informatie over het Pisa-onderzoek: www.oecd.org/pisa. Het Nederlandse rapport is te downloaden via www.citogroep.nl.

Dit bericht delen:

© 2023 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.