- blad nr 22
- 18-12-2004
- auteur R. Sikkes
- Redactioneel
Hogere pensioenpremie is aanslag op koopkracht
Driekwart van de verhoging is voor rekening van de werkgevers, een kwart voor die van de werknemers. “De verhoging is een aanslag op de koopkracht van de mensen in het onderwijs en dat zullen we dus in de cao-onderhandelingen van 2005 op een of andere manier moeten zien te compenseren”, reageert Ton Rolvink, dagelijks bestuurder van de Algemene Onderwijsbond.
De verhoging komt voort uit eisen die de Nederlandsche Bank en de Pensioen- en verzekeringkamer aan het vermogen van pensioenfondsen stellen. Het ABP zelf vindt de verhoging overbodig. Het pensioenfonds denkt dat door eigen beleid het vermogen, dat nu door de lage rente onder druk staat, in de toekomst gemakkelijk op peil kan blijven. Lange tijd heeft het ABP-bestuur met de Nederlandsche Bank onderhandeld om de verhoging te voorkomen. “Helaas is dat niet gelukt”, zegt Rolvink, die namens de Algemene Onderwijsbond in het ABP-bestuur zit. “Anders was er geen premieverhoging nodig geweest, of misschien iets van een half procent.”
Pas in 2006 gaat de nieuwe pensioenwet in, die pensioenfondsen meer armslag geeft. In dit laatste overgangsjaar moet het ABP – en alle andere pensioenfondsen – de huidige eisen voor dekking volgen. Door de premieverhoging komt het cao-overleg onder zware druk te staan. De AOb wil dat het verlies aan koopkracht als gevolg van de hogere premie wordt gecompenseerd.