• blad nr 20
  • 20-11-2004
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

Weer een nieuwe organisatie om techniek te promoten 

Met een excursie alleen kom je er niet’

Waarom zou het nu wél lukken? Die vraag dringt zich op bij de start van het Deltapunt, een nieuwe stichting, opgezet door de overheid, die ervoor moet zorgen dat vijftien procent meer jongeren kiest voor een bèta- of techniekstudie. Al een jaar of twintig doet de overheid er van alles aan om het aantal studenten in de exacte vakken te vergroten. Tot nu toe tevergeefs. Aan die treurige geschiedenis moet het Deltapunt nu dus een eind maken, binnen drie jaar zelfs. Maar hoe?

Het stampt en het rookt en het is reusachtig groot: de machinerie in de warmbandwalserij van Corus in IJmuiden. Hier wordt staalplaat van 37 millimeter dik platgewalst tot een dikte van anderhalve millimeter, en dat gaat met veel geweld gepaard. Het gevaarte staat er al een jaar of twintig. Maar, zegt iemand van Corus, wie meent dat je zo’n apparaat alleen nog maar aan en uit hoeft te zetten, heeft het mis. Er komt heel wat high tech bij kijken om de boel draaiend te houden.
Zo’n dertig leraren uit het voortgezet onderwijs kijken en luisteren. Zij nemen deel aan een docentenworkshop van Jet-Net, een netwerk van bedrijven en scholen dat ten doel heeft het onderwijs in de exacte vakken aantrekkelijk te maken. Eerder op de dag zijn de leraren al toegesproken door mensen van IBM, Shell en Corus. “Techniek is leuk, je kunt er carrière in maken en je kunt er goed mee verdienen”, zo vatte Bas Middel van Corus de boodschap van de drie multinationals samen. “Als leraren dat nu maar overdragen aan hun leerlingen, dan kiezen die vanzelf voor een exacte studie.” Maar ja, voegde Middel er zelf aan toe, “zo simpel ligt het niet.”
Zo simpel ligt het inderdaad niet. Want al een paar decennia kalft het aantal studenten in bèta- en technische vakken af. En al ongeveer even lang wordt geprobeerd die trend te keren. Het is alweer een kleine twintig jaar geleden dat de overheid de campagne Kies exact lanceerde en sindsdien is onophoudelijk geprobeerd om het aantal techniek- en bètastudenten omhoog te krijgen. De afgelopen zes jaar was het de stichting Axis die de kar trok. Axis mocht twintig miljoen euro aan overheidsgeld stoppen in tientallen projecten, alle bedoeld om de exacte vakken weer populair te maken. Maar grosso modo blíjft het aantal studenten dalen.
Jet-Net is nu anderhalf jaar bezig. Vijftien bedrijven ontvangen leerlingen voor workshops of bedrijfsexcursies, leveren gastdocenten en bieden steun bij loopbaanoriëntatie. De formule lijkt eenvoudig: maak leerlingen enthousiast door ze te laten zien wat techniek in de praktijk inhoudt. Een les over destilleren bijvoorbeeld, kan gevolgd worden door een bezoek aan Shell, waar leerlingen zien welke rol destilleren in de praktijk speelt. Maar Theo Korthals Altes, net aangetreden als Jet-Net-coördinator, is voorzichtig. Is Jet-Net een succes? “Daar zeg ik geen ja of nee op, daarvoor is het nog te vroeg.” Wat werkt wel en wat niet? “Daar ben ik zelf ook nieuwsgierig naar.”

Breekijzer
Hóe het moet, dat is nog de vraag. Maar dát het moet, staat vast. Althans volgens het kabinet. Eind vorig jaar bracht dat een heus Deltaplan bèta/techniek uit. Daarin werd – opnieuw – de noodklok geluid over het dalende aantal afgestudeerden in de exacte vakken. Lukt het niet dat tij te keren, dan raakt Nederland achterop in de kennisintensieve economie die Europa wil worden, betoogde het kabinet. Daarom moet het aantal bèta- en techniek-afgestudeerden aan hogeschool en universiteit in 2010 vijftien procent hoger zijn dan nu. Dat betekent dat het aantal eerstejaars al in 2007 met vijftien procent omhoog moet én dat er minder studenten voortijdig moeten afhaken. Het kabinet heeft er een bedrag voor over dat oploopt tot zestig miljoen in 2007.
Om te zorgen dat die doelstelling gerealiseerd wordt, heeft het kabinet een nieuwe organisatie opgezet, als opvolger van Axis. Dit zogeheten Deltapunt - gestart op 1 juli – houdt zich bezig met de besteding van die vele miljoenen en treedt op als
‘stimulator, coördinator, initiator en regisseur’, zoals directeur Hans Corstjens het uitdrukt. Wéér een nieuwe organisatie, wéér een pot met geld? Waar wéér allerlei onderwijsclubjes op afkomen, die wéér hun vele projectjes gesteund willen krijgen? Gaat dat nu wél werken?
Corstjens begrijpt de scepsis. Maar, zegt hij, “Axis was een breekijzer, die moest het onderwerp op de agenda krijgen. Ze heeft zich daarom vooral op de voorhoede gericht, ze heeft een groot aantal projecten gesteund om te laten zien hoe je het onderwijs anders kunt inrichten. Onze taak is nu om daar massa op te maken, om veel meer scholen op dat spoor te zetten. Wij willen voorkomen dat we weer een projectencarrousel op gang brengen. Neem het basisonderwijs. Daar hebben inmiddels zo’n honderd scholen ervaring met techniek. Dat heeft genoeg kennis opgeleverd om er nu 2500 scholen bij te betrekken. Dan spreek je niet meer over een projectje hier of daar, maar over het in de volle breedte uitrollen van een programma.”
En hoe moet dat andere, stimulerende bèta- en techniekonderwijs er dan uitzien? Ook wat dat betreft wil Deltapunt voortbouwen op wat Axis de afgelopen jaren heeft geleerd. Onderwijs moet beter aansluiten bij de ervaring van leerlingen, dichter bij de praktijk worden gebracht en minder opgehangen worden aan vakken die een leerling nu eenmaal moet doorlopen om z’n papiertje te halen. Corstjens: “Er is een ingrijpende vernieuwing van het onderwijs nodig.”

Wind
Maar met name in het havo en vwo moet nog veel gebeuren voordat de vereiste vernieuwing ‘in de breedte uitgerold’ kan worden. Daarom is Deltapunt toch maar weer geld gaan uitdelen aan projecten her en der. Zoals aan Bètapartners, een project waarin het Amsterdamse hoger onderwijs samenwerkt met acht middelbare scholen in de regio. De scholen willen hun bèta-onderwijs aantrekkelijker maken, onder meer door leerlingen zelf onderzoek te laten doen in de labs van universiteit of hogeschool.
“We hebben de afgelopen jaren geleerd dat het probleem veel complexer is dan we dachten”, licht coördinator Cor de Beurs toe. “Wat er tot nu toe is gebeurd op het gebied van bèta- en techniekpromotie, daar zit veel wind bij, veel pr. Zomaar een bedrijfsexcursie of zomaar wat voorlichting, dat werkt niet. Om leerlingen enthousiast te krijgen voor bèta en techniek moet je ze laten opsnuiven wat wetenschappers en technici dóen. En dat kan alleen door het ze zélf te laten doen. Zo bereik je ook de praktisch ingestelde leerlingen. Die komen nu nauwelijks aan hun trekken komen, omdat havo en vwo te eenzijdig gericht zijn op het cognitieve en op de reproductie van kennis.”
Diezelfde groep leerlingen heeft ook het Technasium op het oog, een Gronings project dat eveneens steun krijgt van Deltapunt. Het Technasium moet een volledige onderwijsstroom worden binnen de havo- en vwo-afdeling van vijf middelbare scholen. Vanaf klas één houden leerlingen die voor deze stroom kiezen zich bezig met onderzoek en ontwerpen. Ze krijgen opdrachten vanuit de praktijk die ze met behulp van allerlei theorie moeten uitvoeren.
“We werken bijvoorbeeld met een opdracht van kampeerhandel de Vrijbuiter: ontwerp een rugzak voor dagtoeristen die een stad bezoeken”, zegt projectleider Boris Wanders. “In de onderbouw ligt het accent op plezier en creativiteit, op experimenteren en ontdekken. Zo lopen kinderen warm voor bèta en techniek. In de bovenbouw volgt de verdieping. Maar het onderwijs blijft praktijkgericht, onderzoek en ontwerpen moeten ook examenvakken worden. Er zijn veel leerlingen die daar behoefte aan hebben. Want de huidige natuurprofielen bieden vooral theorie; die sluiten niet aan bij de leerstijl van veel potentiële bètaleerlingen. Dat zijn meer doeners. We verwachten zo ook meer meisjes over de streep te trekken. Die vinden samenwerken belangrijk, die willen graag de band met de maatschappij zien. Het Technasium biedt dat.”

Knelpunt
Dat laatste is belangrijk. Want zonder meisjes zal het aantal bèta- en techniekafgestudeerden hoogstens met een paar duizend kunnen stijgen, zo rekende de onderwijsinspectie afgelopen zomer voor in haar jaarverslag. Grote winst is er pas te halen als meer meisjes in havo en vwo voor een natuurprofiel kiezen. Daar zit ‘het belangrijkste knelpunt’.
Maar hoe moet dat knelpunt aangepakt worden? Technika 10, een netwerk van clubs die technieklessen geven aan meisjes, heeft daar al achttien jaar ervaring mee. “We laten ze werkstukken maken die speciaal meisjes aanspreken”, zegt Brigitte Bloem van het landelijk Technika 10-bureau. “En we houden ze apart. We merken dat meisjes dat prettig vinden en daardoor betere resultaten halen. Anders nemen de jongens hen de zaag of het toetsenbord uit handen.” Per jaar laat Technika 10 tienduizend meisjes van acht tot vijftien jaar kennismaken met techniek. Maar hoe groot is dat succes eigenlijk? Want uiteindelijk kiezen die tienduizend toch meestal voor niet-technische vakken. Bloem: “Tja, wat doen ze met onze meiden in het voortgezet onderwijs?”
Deltapunt verwacht meer van een niét specifiek op meisjes gerichte benadering, zoals die van het Technasium en ook van Bètapartners. “Bètavakken zijn altijd selectievakken, vakken die je wilt vermijden als je ze moeilijk vindt”, zegt directeur Corstjens. “Daarin speelt het zelfbeeld van meisjes een grote rol. Als zij een zeven halen voor een bètavak, denken ze: dat kies ik liever niet. Maar als een jongen een zeven haalt, vindt ‘ie zich goed genoeg.”
Daarmee raakt Corstjens aan een andere netelige kwestie: het belang van de bètavakken voor de profielkeus en de rol die leraren daarin spelen. Daarover kraakte de onderwijsinspectie in haar jaarverslag een paar harde noten. Veel scholen beschouwen zich in de onderbouw als een soort ‘sorteermachine voor bèta-aanleg’, schreef de inspectie. Leerlingen die niet meteen al blijk geven van affiniteit voor bètavakken, worden ontmoedigd het profiel natuur & techniek te kiezen. Wie geen zevens haalt voor die vakken, kan er volgens veel scholen sowieso beter niet aan beginnen – terwijl lagere cijfers voor talen zelden een hindernis zijn voor wie cultuur & maatschappij wil kiezen.

Talent
Vooral natuurkundeleraren in de onderbouw krijgen kritiek van de inspectie. Die blijven in didactisch opzicht vaker onder de maat dan leraren in andere vakken. Ze bekommeren zich minder om afzonderlijke leerlingen, zetten die minder vaak zelfstandig aan het werk, tonen minder positieve verwachtingen en benadrukken vaak dat hun vak moeilijk is. Al met al missen scholen dus kansen om ‘verborgen bèta-talent’ te ontdekken. En, voegt de inspectie daaraan toe, daarmee ‘doen we tekort aan de talenten van vooral meisjes’.
Komt de leraar dus centraal te staan in de activiteiten van Deltapunt? “Het beeld is nog niet afgerond”, reageert Corstjens eerst. “Er is nog veel discussie te verwachten”, vervolgt hij dan. “Er moet nog heel veel gebeuren. Maar vraag me nu niet hoe we dat gaan realiseren.”
Is die vijftien procent extra over drie jaar dan wel haalbaar? Met een voortgezet onderwijs dat de fase van de losse projecten nog niet is ontstegen? Met leraren die vaak meer ontmoedigen dan bemoedigen? Corstjens geeft geen krimp. “Ik denk dat we een eind komen. Laten we niet overdrijven: die vijftien procent halen we al als per middelbare school enkele tientallen leerlingen extra naar een exacte studie doorstromen. Dat is niet niks, maar ook niet volstrekt onvoorstelbaar.”

De strepen van de bromtol

Veerle heeft een bromtol met gekleurde strepen. Als ze de tol laat draaien, verdwijnen de strepen. Hoe kan dat? A) Door de snelheid van de bromtol worden de kleuren warm en lopen ze door elkaar. B) Door de snelheid van de bromtol kunnen je ogen de gekleurde strepen niet meer apart zien. C) De bromtol draait sneller dan het licht en de kleuren gaan langzamer.

De vraag is afkomstig van het Cito en leerlingen zouden aan het eind van de basisschool het antwoord moeten weten. Maar de kans dat ze dat ook echt weten, is niet groot. Slechts een op de vijf van alle basisschoolleerlingen krijgt serieus les over licht en kleur. Dat is maar een van de ontluisterende gegevens uit een recent Cito-rapport over natuurkunde- en techniekonderwijs aan de basisschool. Negentig procent van de leraren vindt het programma al te overladen om aandacht aan natuurkunde te kunnen besteden, de helft vindt zich er ook niet deskundig in. En driekwart vindt zichzelf niet genoeg onderlegd voor techniekonderwijs. Nog een wonder dat de helft van alle leerlingen voldoende natuurkundige kennis heeft, en een derde voldoende technische kennis.
Dat moet anders. Want wie wil dat er meer jongeren kiezen voor een bèta- of technische studie aan universiteit of hogeschool, moet beginnen op de basisschool. Dat is een van de lessen die is getrokken uit alle pogingen om de populariteit van die studies te verhogen. De afgelopen jaren hebben al honderd scholen meegedaan aan het project Verbreding techniek basisonderwijs (VTB). Dat aantal moet de komende jaren uitgebreid worden tot 2500 (van de in totaal 8000).
“Veel leerkrachten staan er gereserveerd tegenover”, weet Rob Stapert, de afgelopen vier jaar een van de VTB-coördinatoren. “Enthousiast worden ze pas als ze merken welke didactische power erin zit. In de technieklessen laat je leerlingen iets opsteken door iets te doen. Dat sluit aan bij het nieuwe leren. Je kunt lesgeven over het berekenen van oppervlaktes, maar je kunt leerlingen ook de klas laten behangen. Dat beklijft beter. We benaderen scholen ook bewust niet met het verhaal over het tekort aan technici. Als scholen vanuit onderwijskundige overwegingen kiezen voor techniek, is de kans van slagen veel groter.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.