• blad nr 20
  • 20-11-2004
  • auteur M. Vermeulen 
  • Column

 

Een omgekeerde jas deugt niet

Dat zeiden ze vroeger als iemand van geloof veranderde om te kunnen trouwen. Er was een stevig wantrouwen of die geloofsverandering wel écht was of dat het alleen maar omwille van de liefde was. Geldt iets vergelijkbaars voor het PvdA-Kamerlid Hamer? De ex-ambtenaar van het ministerie van OCW heeft voorgesteld om de helft van de ambtenaren te ontslaan. Zolang er ambtenaren zitten worden er regels gemaakt, luidt haar redenering, en daar moet maar eens een einde aan komen. Een tamelijk domme redenering, van de soort ‘de guillotine is het beste middel tegen kaalheid’.
Ten eerste bevalt me de algemene teneur niet: alsof al die ambtenaren er zitten om het veld te pesten. Jawel, ik heb ze onder mijn beste vrienden: ambtenaren die bij OCW werken. Onderwijs is een complex publiek vraagstuk en daarvoor heb je mensen nodig die daaraan vorm geven, ook op een departement. Ten tweede hebben Kamerleden zelf aardig wat boter op hun hoofd. Als het over onderwijs gaat, worden allerlei wissewasjes in de Kamer breed uitgemeten en wordt de minister op hoge toon naar het parlement geroepen. Het is dus maar de vraag of al die regelzucht nu vanuit de ambtenaren komt of vanuit volksvertegenwoordigers die zich voor allerlei onderwijskundige karretjes laten spannen.
Verder is het opvallend dat dit plan uit de koker van de PvdA komt, die de VVD op dit punt rechts lijkt in te halen. De omgekeerde jas dus. Het was vooral de PvdA die door middel van wat ‘constructief onderwijsbeleid’ heette, probeerde allerlei maatschappelijk misstanden te bestrijden. Zijn die misstanden verdwenen? Is er geen drop-out meer of doen allochtonen het al zo geweldig op school? Bovendien gaat er in onderwijs een enorme hoeveelheid belastinggeld om en daar mag wat mij betreft best enige publieke sturing op plaatsvinden.
Tegelijkertijd heeft Hamer wel een punt als ze zegt dat de verhouding tussen het ambtelijk apparaat en het onderwijsveld niet in orde is. In de Haagse Hoftoren staat men op te grote afstand van de werkpraktijk. Ik weet niet of dit met het aantal ambtenaren te maken heeft of met waar die ambtenaren vandaan komen. In voorbije tijden kwamen veel ambtenaren ten departemente na een (lange) loopbaan in het onderwijs zelf. De weg liep van meester via hoofd der school naar inspecteur en ten slotte ambtenaar. Dit systeem had twee voordelen. Allereerst kenden ambtenaren uit eigen ervaring het onderwijs en bovendien hadden ze vrienden en oud-collega’s die nog steeds voor de klas stonden. Ergens in de jaren zeventig is dit systeem verdwenen. Ambtenaren komen nu veelal rechtstreeks van de universiteit waar ze rechten, onderwijskunde of economie gestudeerd hebben. In de jaren tachtig is daar nog bijgekomen dat beleid en uitvoering gescheiden raakten. De contacten met de scholen lopen vanaf dat moment via CFI. Voor die tijd had elke ambtenaar zijn of haar ‘eigen’ scholen en was er een veel directer contact tussen beleid en uitvoering in het veld.
Misschien zijn er te veel ambtenaren en heeft Hamer gelijk. Alleen vertrouw ik nu de kwaliteit van haar argumentatie niet. Laten we eerst maar eens een diepgaand debat voeren over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen politiek, ambtenarij en schoolpraktijk om van daaruit te bepalen hoeveel van welke soort we nodig hebben. Het zijn juist het soort opportunistische proefballonnetjes zoals Hamer die oplaat, die ambtenaren vaak veel werk bezorgen omdat ‘de politiek’ bediend moet worden … door de ambtenaren.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.