• blad nr 20
  • 20-11-2004
  • auteur D. Hollander 
  • Redactioneel

 

Overspannen directeuren op islamitische scholen

Het doordenkertje tijdens de conferentie over islamitische scholen kwam van de Nijmeegse socioloog Paul Jungbluth. “Als men eerder was begonnen met het stichten van islamitische scholen, hadden we een aantal problemen niet gehad.”

Daarmee doelde Jungbluth niet op de moord op Van Gogh, hoewel die de conferentie van onderwijssociologen op dinsdag 9 november wel overschaduwde. De titel van de bijeenkomst had men dan ook wijselijk veranderd van ‘Islamitische scholen onder vuur’ in ‘Islamitische scholen ter discussie’. Nee, Jungbluth wees erop dat de islamitische scholen vooral bezocht worden door kinderen uit orthodoxe, laagopgeleide gezinnen. Was men eerder begonnen met de stichting van islamitische scholen, dan was de schoolbevolking waarschijnlijk aanzienlijk gemêleerder geweest. Nu wijken zij daarin niet af van andere zwarte achterstandsscholen en hebben dan ook met min of meer dezelfde problemen te kampen.
Maar hoe is het gesteld met de kwaliteit van de islamitische scholen en wordt de integratie in Nederland door deze nieuwe zuil bevorderd of juist tegenwerkt? Geert Driessen, onderzoeker bij het ITS in Nijmegen, presenteerde zijn onderzoek over de onderwijskundige kwaliteit, verricht in opdracht van de inspectie. Veel onderzoek is er niet geweest in de vijftien jaar dat de islamitische scholen bestaan. Driessen heeft in de loop van de tijd heel wat onderzoeksaanvragen ingediend, maar de meeste werden afgewezen omdat de overheid het niet aandurfde of omdat zijn voorstellen maatschappelijk niet relevant zouden zijn. Toch zijn de meeste van de resultaten die hij nu naar boven heeft gehaald wel bekend. De islamitische scholen doen het niet slechter dan andere zwarte scholen, in een aantal opzichten zelfs beter. Het gaat om traditionele, strenge scholen die veel aandacht besteden aan de basisvaardigheden taal en rekenen. Op het gebied van rekenen scoren ze in groep acht zelfs aanzienlijk hoger dan vergelijkbare scholen. Zorgelijk is wel dat er weinig contacten zijn met autochtone leeftijdgenoten. Dat is op zwarte scholen eveneens het geval maar bij de islamitische wordt dat nog eens versterkt doordat de leerlingen vanwege de regiofunctie van de scholen elke dag lang moeten reizen. Voorts vindt op alle onderzochte scholen gescheiden onderwijs plaats, meestal in de hogere groepen en tijdens gym- en zwemlessen. Soms worden jongens en meisjes gescheiden binnen de klas, soms zijn er aparte jongens- en meisjesklassen. Opvallend was verder de moeilijke positie van de directeuren. Zij zijn aanzienlijk ontevredener over hun werk dan op andere scholen. Sommige directeuren zitten overspannen thuis, op enkele scholen ontbreekt zelfs een directie. Oorzaak daarvan is de nogal eens moeizame verhouding tussen leerkrachten (voor driekwart autochtoon, jong en niet-moslim) en bestuur. De directeur moet daar tussendoor zien te laveren.
Zeki Arslan, van het instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum, waarschuwde voor een steeds verder gaande segregatie. Er doet zich al een tendens voor naar het ontstaan van mono-etnische scholen, dus scholen waar alleen Turken of Marokkanen op zitten. “Ik ben er nog niet uit. Artikel 23 biedt de mogelijkheid tot de islamitische scholen. Maar als ze het mij vragen biedt deze segregatie in het onderwijs geen kansrijk concept voor de emancipatie van de islamitische leerlingen.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.