- blad nr 12
- 16-6-2001
- auteur . Lachesis
- Redactioneel
De gefeminiseerde school
Sara heeft een nieuw shirt. Het combineert leuk met haar eveneens nieuwe broek. Ze is er blij mee. Dat zie je zo. In de kring vertelt ze uitgebreid over een uitstapje naar Amsterdam, wie er meegingen, wat ze er allemaal gekocht hadden en dat zij voor het eerst alleen had mogen beslissen wat ze kocht. ¹s Middags is er op het plein niets meer over van die blijdschap. Met de armen kruiselings voor haar borst kijkt ze intens verdrietig en met een bijna verstarde blik in de verte. ³Wat is er met je?², vraag ik. Sara zegt niets. Er blinken tranen in haar ogen. Ik dring aan. Sara zwijgt. Dan zie ik dat haar blik zich op iets achter mij richt. Ik draai me om. Daar staan Marjella, Fleur en Nina. Er schittert iets in hun ogen. Er speelt iets rond hun lippen. Ze weten er in ieder geval duidelijk meer van. Ik richt me weer tot Sara. ³Vertel het maar², zeg ik op besliste toon. Sara kijkt van het drietal naar mij en dan weer terug. Er wellen steeds meer tranen in haar ogen op. Dan besluit ze om me te vertellen wat er gebeurd is. Ze haalt diep adem en begint. Al na de eerste twee woorden kan ze niet meer verder. Ze snikt het uit. Het duurt een tijdje voor mij duidelijk wordt dat vooral het nieuwe truitje van Sara op afkeuring van het drietal was gestuit. ³We kunnen je tietjes zien, we kunnen je tietjes zien², hadden ze onafgebroken gesist. Het gesis was allengs harder geworden. Op het laatst had iedereen begrepen wat ze zeiden. Ze hadden allemaal gegrinnikt, gelachen, gewezen. Ik draai me woedend om naar Marjella, Fleur en Nina. Die staan er nog net zo bij als even daarvoor: zelfbewust, eendrachtig en heimelijk veel genoegen belevend aan de pijn van Sara. ³Heeft Sara jullie gevraagd wat jullie van haar kleren vonden?², vraag ik met ingehouden woede. Ze schudden alledrie hun hoofd. ³Kunnen jullie mij vertellen waarom jullie dan per se vonden dat je die mening moest geven, wat die mening er in vredesnaam toe deed en waarom het zo wreed moest gaan?² Ik spuug de woorden er bijna uit. Ik zie dat Nina met haar ogen knippert en dat Fleur ongemerkt een stap naar achteren doet. Marjella kijkt echter onaangedaan van Sara naar mij. In haar ogen verschijnt een lachje, een misselijkmakend lachje. ³Ik kan er toch niets aan doen dat het zo is², zegt ze. ³Je kunt het echt zien, hoor, als je goed kijkt, kijk zelf maar², speelt ze de vermoorde onschuld. ³Naar binnen!², schreeuw ik buiten mijzelf van woede. Verbazing acterend doet Marjella wat ik zeg. Eenmaal binnen heb ik Marjella voor mijzelf alleen. Toch moeten de overtuigingskracht en de woede nog uit mijn tenen komen voordat ze inziet dat een excuus hier op zijn plaats is. Onwillig zoekt ze even later Sara op en mompelt zacht Œsorry hoor¹. Ik zie zo dat ze het niet meent. Sara ook.
Het nieuwe shirt heb ik daarna nooit meer gezien en dat is hoe treurig ook - een heel juiste beslissing van Sara. Als meisjes iets gevonden hebben waar ze de ander echt mee kunnen raken, dan houden ze daar niet snel mee op. The torture never stops. Dan zullen ze je keer op keer proberen te raken. Zoiets verschaft hun plezier, zoiets voedt hun onderlinge band. Meisjes kunnen geweldig netwerken en samenwerken zolang een gezamenlijk doelwit hen bindt. Dat doelwit is bij voorkeur een ander meisje. Een jongen zullen ze niet snel uitkiezen. Een jongen heeft in de regel een heel doeltreffend antwoord: hij haalt uit.
Recht tussen de ogen
Jeffrey en Danny zijn vrienden. Dikke vrienden. Ze werken veel samen, ze spelen veel samen en ze klieren veel samen. Het zijn jongens met petjes, niet overmatig intelligent, wel heel praktisch ingesteld en uitermate levendig. De schrik van de buurt dus.
Op een dag worden de groepen vijf tot en met acht in verband met een project niet naar leeftijd ingedeeld maar naar interesse. Jeffrey komt de klas binnen waar ik toezicht houd en zoekt een plekje. Naast hem is nog een stoel leeg. Danny loopt de klas in en wil op de stoel naast Jeffrey gaan zitten. Jeffrey veert op en zegt: ³Daar zit Thomas!² Danny kijkt hem verbijsterd aan. Hij kan zijn oren niet geloven. Dit is zijn rechtmatige plaats. Ze zijn immers vrienden. Hij zit toch altijd naast Jeffrey. Hij gaat zitten. Jeffrey kijkt hem boos aan. ³Daar zit Thomas!², herhaalt hij nadrukkelijk. Danny wordt rood, er komt een lichte aarzeling in zijn ogen. Toch besluit hij om te blijven zitten. Jeffrey staat op en grijpt Danny bij zijn schouder. ³Rot op, man. Ik zeg je toch dat Thomas daar zit!² Danny aarzelt geen moment, schudt de hand van Jeffrey van zijn schouder en vliegt hem aan. Er vallen een paar flinke klappen. De stagiaires die het project leiden, staren verbaasd naar de knokpartij. Ze weten even niet wat ze moeten doen. Ik loop langs hen heen en trek de jongens uit elkaar. Snuivend en nog nahijgend nemen ze elkaar woedend op. Er stromen tranen over de wangen van Danny. ³Ga allebei maar ergens anders zitten², zeg ik. Dat doen ze. Na een half uur roep ik ze bij me. ³Praten jullie dit wel even uit?², vraag ik. Ze knikken. Al na een paar minuten verschijnt er een brede lach op beider gezicht. ³Ik had het helemaal verkeerd begrepen², komt Danny melden. ³Thomas zat daar namelijk al. Hij was alleen nog even een pen uit zijn klas aan het halen.²
Nog nahikkend lopen ze weer terug naar hun plaats. Om drie uur lopen ze gezamenlijk dollend het hek uit. Geen enkele gedachte aan het voorval zal hen verder nog hinderen. Danny zal in de toekomst weer even achteloos naast Jeffrey plaatsnemen als voorheen. Jeffrey zal nimmer opzettelijk misbruikmaken van de tere plek die hij bij Danny ontdekt heeft. Alleen al om die reden is de wereld van meisjes vele malen wreder dan die van jongens.
Treiteren jongens dan geen andere jongens? Welzeker. Met name Jeffrey en Danny zijn beruchte Œopwachters¹. Het maakt ze niet uit of het kleinere jongens zijn. Het maakt ze ook eerlijk gezegd weinig uit of het meisjes zijn. Het verschil zit Œm in de mate waarop je als opvoeder greep hebt op dit gedrag bij jongens. Treiterijen van jongens spelen zich vaker in het volle licht af en kennen meestal maar een of twee daders. Jongens willen ook nog wel eens stoppen als je er een beetje kracht achter zet. Jongens nemen nog wel eens wat van je aan. Meisjes niet. Naarmate het voorval langer geleden is, worden de gevoelens intenser en neemt de omvang van het probleem - alsmede het aantal meisjes dat bij de gebeurtenissen betrokken is - alleen maar toe. Ook hun moeders laten zich vaak niet onbetuigd. Meisjes nemen op dit gebied ook maar zelden iets van een ander aan. Hun moeders al evenmin. Het komt niet zelden voor dat hun dochters allang weer bereid zijn de betrekkingen te herstellen, maar dat zijzelf nog lang niet zo ver zijn.
Maar misschien heb ik ook wel zoveel last van het gedrag van vrouwen omdat ik er zelf een ben. Weet ik nog hoe dat voelde vroeger? O ja, daar weet ik nog alles van.
Heksenbrouwsels
Ik zit in de tweede klas van de middelbare school. Aan de rechterkant, tegen de muur, op de derde plaats van voren. Het verbaast me dat ik dat tot op de dag van vandaag nog zo precies weet. Mijn aandacht is niet bij de les maar bij het schrijven van brieven. Brieven aan de meisjes links van me en de meisjes voor me. We hebben ruzie en niet zo¹n beetje ook. Al dagen houdt deze fikse strijd mijn aandacht gevangen. Terwijl ik schrijf bonst mijn hart in mijn keel. De adrenaline stroomt door mijn lichaam. Ik slaag er amper in leesbaar te schrijven. Het meisje dat achter me zit is er tot nu toe in geslaagd buiten de strijd te blijven. Ik heb besloten om daar vandaag een eind aan te maken. Mijn pen krast over het papier. Ik verwijt haar lafheid. Grote lafheid. Het is immers heel duidelijk te zien wie het gelijk in deze strijd aan hun kant hebben. Het gaat niet aan om net te doen of je nergens wat mee te maken hebt. Ik smijt het briefje vol verwijten en uitroeptekens bijna op haar tafel. Het half uur daarna blik ik telkens stiekem over mijn schouder om te kijken wat er gebeurt. Ik zie dat ze schrijft. Heel rustig schrijft. Dan tikt ze me op de rug en overhandigt me haar antwoord. Het is een heel afgewogen antwoord. Ze weet eerlijk gezegd niet waar ik het over heb. Ze heeft geen zin in ruzie en hoopt van harte dat ik zal stoppen met deze oorlogshandelingen. Het is zo ontwapenend eerlijk, zo aardig dat ik mij acuut schaam voor mijn gedrag en een aardig briefje terugschrijf. Ik heb mij sindsdien nooit meer zo mee laten voeren in een veenbrand.
Niet alle meisjes maken zich dus schuldig aan geestelijke wreedheden. Onder de meisjes die het wel doen, zijn er ook die maar een paar stappen op weg naar een mini-marteling zetten en dan snel weer inbinden als iemand ze op het resultaat van hun gedrag wijst. Er zijn helaas ook meisjes die nooit verblikken of verblozen en wier tweede natuur het lijkt te zijn om een fort te bouwen op de zwakke plekken van anderen.
Natuurlijk gaat het hier om macht. Om spanning, sensatie, kwade dampen en alles wat op een ongezonde en ultiem vrouwelijke wijze het leven kan intensiveren. Wie niet sterk is moet vilein zijn, een voorbeeld nemen aan Lady Macbeth, meezingen met het heksenkoor uit Purcell¹s Dido en Aeneas:
The queen of Carthage, whom we hate.
As we do all in prosp¹rous state.
Ere sunset, shall most wretched prove,
Depriv¹d of fame, of life and love!
of zich identificeren met stokende rolmodellen uit de diverse soapseries.
Niemandsland
Samenzwerende meisjes kiezen niet snel voor een rechtstreekse confrontatie met het slachtoffer. Als ze het al doen dan hebben ze zich van tevoren verzekerd van grootscheepse bijval. Ze voelen zich nooit te min om zich met hun allen onverhoeds tegen één persoon te keren. Een weerwoord wordt niet op prijs gesteld, vaak niet eens gehoord. In de hoofden van de aanklagers heeft zich maar één versie van de gebeurtenissen vastgezet: de hunne. Ze komen voor je hoofd. Voor niets anders dan je hoofd. Als slachtoffer sta je er alleen voor. De meeste meisjes wagen zich niet aan een solidariteitsverklaring met een verworpene. Ze zijn veel te bang dat hen hetzelfde lot treft. Ze vergeten gemakshalve alles wat in het voordeel van het slachtoffer pleit en vergroten al roddelend haar aandeel in de schuld met de dag meer uit. De straf is uitsluiting. In de ban gedaan. Vogelvrij verklaard. Doodgezwegen. Nagewezen. Toegesist. Weggegrijnsd. Er is nooit sprake van een eerlijk proces. Samenzwerende meisjes zijn rechter, jury en beul tegelijk. Zolang het hun behaagt.
De school van de toekomst
Helaas houden niet alle meisjes er met het ouder worden mee op. Overal waar veel vrouwen samenkomen en samenwerken loert het gevaar van de roddel en de achterklap. Het valt ook niet altijd mee om de lijn tussen genoeglijk geklets en boosaardig gestook heel precies te trekken. Vrouwen hebben nu eenmaal van nature een grotere neiging dan mannen om hoofd- en bijzaken tijdelijk met elkaar te verwarren. Dat hoeft helemaal niet tot ernstige misstanden te leiden als er maar op tijd een natuurlijk tegenwicht wordt geboden. Er zijn zowel vrouwelijke als mannelijke eigenschappen nodig voor het creëren van een evenwichtige werksfeer. Nu het onderwijs vooral het basisonderwijs - in snel tempo feminiseert, dreigt dit natuurlijke evenwicht verloren te gaan. En dat is zorgwekkend.
Zorgwekkend voor meisjes. Wie stopt hun gestook? Wie gaat er op zoek naar de grens tussen de feiten en de verdichtsels? Wie laat hen inzien dat een straf niet tot in lengte van dagen hoeft te duren? Zorgwekkend voor jongens. Wie staat die klap recht tussen de ogen nog toe? Wie zorgt er voor dat de vrouwelijke maat niet de maat aller dingen wordt?
Tien jaar geleden. Een veenbrand in mijn toenmalige groep zes is in een uitslaande brand overgegaan. In de ochtendpauze is een en ander zo uit de hand gelopen dat ik mij genoodzaakt zie de rekenles op te schorten en de dames uitgebreid aan het woord te laten. De verwijten vliegen over tafel. Het gesnotter is niet van de lucht. De hekel over en weer is groot, het vermogen om de zaak te relativeren of zelfs op te lossen klein. ³Ja, maar toen zei jijŠ² ³O nee, helemaal niet waar, dat verzin je.² Na twintig minuten heb ik ze eindelijk zo ver dat ze naar elkaar luisteren. Mijn stem heeft een therapeutische klank aangenomen. Achter de groep kwetterende meisjes zitten de jongens. Sommigen tekenen, anderen lezen, veruit de meesten ergeren zich te pletter. ³Allemachtig², knettert Roland plotseling op topsterkte. ³Dit lijkt verdorie Sonja op zaterdag wel!² Uit de kelen van de jongens klinkt een homerisch gelach. De betrokken meisjes blikken bozig naar achteren. Hebben die jongens dan helemaal geen begrip voor hun leed? Nee, tot mijn voldoening hebben ze dat niet.
Is er in de school van de toekomst nog wel plaats voor zo¹n opmerking van Roland? Ik ben bang van niet. Ik ben bang dat algehele vermutsing op de loer ligt. Dat er te veel begrip ontstaat voor gedoe, gestook en gesnotter. Het stoere petje dreigt in de verdrukking te raken. Een onbegrepen fenomeen in een woud vol amorf zo-voel-ik-dat-nu-eenmaal-getut.
Het is zaak het tij te keren. Voor mij zit Bert. Mijn enige mannelijke pabo-student. Hij zucht diep terwijl hij in zijn papieren rommelt. ³Die ABC-tjes, daar heb ik toch zo¹n moeite mee², kreunt hij. Het maken van een ABC-tje (Wat had deze week de Aandacht, wat is daarvan het Belangrijkste en wat is nu de Consequentie) is een manier om te leren Œreflecteren op eigen handelen¹, zoals het op de pabo waar ik een paar dagen in de week lesgeef, zo prachtig klinkt. Deze pabo hecht heel veel belang aan het zelfbeschouwen. Geen studieweek, geen stageweek, geen projectweek kan passeren zonder dat de studenten zichzelf, elkaar, alsmede het volledige programma uitgebreid onder de loep genomen hebben. Veel vrouwelijke studenten hebben daar geen enkele moeite mee. Ze signaleren, concluderen, interpreteren en concretiseren dat het een lieve lust is. Sommigen slagen erin het redelijk zakelijk te houden, anderen babbelen er oeverloos op los. Bert begrijpt dat niet. Hij kan soms ademloos de paginalange ABC¹s van zijn medestudentes bekijken. Vandaag heeft hij mijn hulp ingeroepen.
Ik begrijp echt niet hoe het ze lukt meer dan vijf regels op papier te zetten², tobt hij. ³Ik denk telkens dat het niet voldoende is wat ik opschrijf. Dat dit helemaal de bedoeling niet is. Ik zie er ook als een berg tegenop om ze te schrijven.² Ik kijk hem aan. ³Je doet het uitstekend², zeg ik. ³Jouw ABC-tjes zijn kort, duidelijk, haalbaar en je sleept er gelukkig niet van alles bij. Wil je dat alsjeblieft zo houden?² Hij kijkt me verbaasd aan. Ik buig me naar hem toe. ³Het is een vrouwenkwaal², licht ik toe. ³Dat eeuwige genavelstaar en getob over Œleerpuntjes¹ en zo. Dat is ook helemaal niet erg. Dat krijg je als zo¹n opleiding hoofdzakelijk door vrouwen wordt bevolkt. Het is jouw taak om niet alleen nu maar ook later om de haverklap te roepen dat je niet begrijpt waar het over gaat. Beloof me je me dat?² Hij schiet in de lach en veert op. ³Graag!², antwoordt hij. Dan buigt hij zich samenzweerderig naar voren. ³Denk je dat het handig is dat ik dit ook aan andere mannelijke studenten vertel?² Ik knik. ³Reuze handig².