- blad nr 12
- 16-6-2001
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
Vier of vijf dagen, het maakt niets uit
De argumenten op grond waarvan staatssecretaris Adelmund een verplichte vijfdaagse schoolweek wil doorvoeren, blijken nergens op gebaseerd te zijn. Dat vermoeden had de Tweede Kamer al, vandaar dat er bij de behandeling van de voorstellen gevraagd was om onderbouwing.
Het ITS kreeg opdracht om de relatie tussen schoolprestaties en lesrooster te onderzoeken. Het onderzoek werd gepubliceerd in het juninummer van Didaktief & School. Volgens onderzoeksters Annemarie van Langen en Madelein Hulsen waren er in het Prima cohortonderzoek (1998/99) geen verschillen te bespeuren in de resultaten van kinderen van groep twee die vijf of vier dagen naar school gingen. Bij taal en rekenen presteren ze gelijk, ook in werkhouding en schoolwelbevinden waren geen verschillen te vinden.
Het argument van Adelmund dat kinderen zich vooral ¹s ochtends goed kunnen concentreren, blijkt niet te kloppen. Uit een Frans onderzoek kwam naar voren dat het aandachtsniveau aan het begin van de ochtend juist vrij laag is. Na de lunchpauze zakt de concentratie in, maar in de loop van de middag stijgt die weer en rond vier uur is ze zelfs heel hoog.
Uit een telefonische enquête van het ITS onder 500 basisscholen blijkt dat ruim achttien procent van de scholen een vierdaagse schoolweek heeft voor groep één. In de bovenbouw is een vierdaagse niet mogelijk door het aantal lesuren. Een onderdeel van het wetsontwerp is dan ook om het verschil in uren tussen boven- en onderbouw te laten vervallen. Het aantal van 7520 uur in acht jaar blijft staan, maar scholen maken zelf uit hoe ze die verdelen, want ook de maximale lengte van 5,5 lesuren per dag wordt losgelaten. Alleen de eis van vijf dagen blijft gehandhaafd.
Sommige schoolleiders bleken voorstander te zijn van de vijfdaagse schoolweek, omdat die de leerlingen structuur geeft. Vooral directeuren van achterstandsscholen vonden dat belangrijk.