- blad nr 17
- 9-10-2004
- auteur I. Westbroek
- Redactioneel
U of jij?
Het u-gehalte op Nederlandse scholen is best hoog. Een interviewronde langs het basis- en voortgezet onderwijs leert dat de verhouding ‘jij–u’ ongeveer fiftyfifty is, met een licht overwicht voor ‘u’. En op scholen waar kinderen ‘jij’ mogen zeggen, is het geen zootje.
Van Groningen tot Maastricht tonen scholen een gevarieerd beeld in de manier van aanspreken van leerkrachten. Er zijn docenten die zweren bij de toffe-jongens-toon waar onze premier zo van gruwt. Docenten die lesgeven aan vernieuwingsscholen (montessori, dalton of jenaplan) doen over het algemeen niet zo moeilijk over de wijze van aanspreken. De Rotterdamse Rudolf Steinerschool (basisonderwijs) vormt hierop een uitzondering. “Een kwalijke vorm van omgaan met volwassenen”, noemt directeur Els Blacquière het jijen en jouwen door leerlingen. “Wij weten natuurlijk dat respect verder gaat dan namen, maar qua houding, zowel innerlijk als uiterlijk, accepteren wij dit nadrukkelijk niet.”
Lisette Koster van de Haagse montessoribasisschool Passe-Partout gelooft daarentegen dat de wijze van aanspreken niet uitmaakt, als er maar sprake is van respect bij leerlingen: “Het noemen van een voornaam heeft niets te maken met gezagsniveau. Gezag bereik je niet door iemand niet bij de voornaam te noemen, naar door leerkrachtgedrag en hoe je tegenover de kinderen bent. Als jij als leerkracht geen duidelijke regels stelt, de kinderen niet met respect behandelt, geen orde houdt, dan verlies je gezag en dan vinden kinderen je ook niet aardig.”
‘U’ zeggen is geen garantie voor respect, vindt ook Ariëtte de Bruijn van de Rotterdamse jenaplanschool de Blijberg, waar kinderen ‘jij’ mogen zeggen tegen de juf en de meester. “Ik heb ook gewerkt op scholen waar de kinderen ‘meester’ en ‘juf’ zeiden. In mijn ervaring maakt het geen verschil hoe kinderen de leerkracht aanspreken. Je krijgt geen respect alleen door de aanspreektitel ‘juf’ of ‘meester’.” Veel belangrijker vindt zij de toon waarop leerlingen en leerkrachten met elkaar praten. “Kinderen zijn niet automatisch gelijkgesteld met volwassenen als ze die met een voornaam mogen aanspreken. Het betekent niet dat kinderen met je omgaan alsof je een vriendje bent. Ze leren op deze school van begin af aan dat ze respect moeten hebben voor de ander. Kinderen leren om ook met oudere mensen respectvol om te gaan, zonder dat ze ‘u’ zeggen. Het woordje ‘u’ is minder belangrijk dan de houding die je hebt ten opzichte van elkaar. Op het moment dat kinderen zich asociaal gedragen of uitlatingen doen die niet horen, krijgen zij dit niet alleen van de leerkracht terug, maar ook de groep laat merken dat asociaal gedrag niet geaccepteerd wordt. Leerlingen hebben op deze school respect voor leerkrachten, maar ook voor andere kinderen.”
“Tutoyeren doet geen afbreuk aan het wederzijdse respect”, stelt Hugo Dirksmeier, rector van het Haags Montessorilyceum. “Op onze school is het een volkomen natuurlijke situatie.” Tutoyeren op zijn school staat volgens Dirksmeier symbool voor een sterke vertrouwensband en het aanleren van verantwoordelijkheden: “Bij ons op school gaat nooit een bel en toch komen de leerlingen op tijd.”
Met twee woorden
“Met het noemen van iemands naam geef je aan dat je de persoon kent en respecteert”, noemt directeur Peter Verberg (daltonbasisschool Rijnsweerd in Utrecht) als reden waarom op zijn school iedereen bij de voornaam wordt genoemd. “Mensen denken vaak dat respect eenzijdig is, van jong naar oud. Maar waarom zou ik een kind respectloos bij de achternaam aan mogen spreken?”
Ook Berend Meijer, locatiedirecteur van het Amsterdamse Gerrit van der Veencollege gelooft niet dat respect automatisch is gekoppeld aan vousvoyeren. Op het Van der Veencollege mogen docenten zelf kiezen hoe zij worden aangesproken. De meerderheid kiest voor ‘u’. Docenten aan het Van der Veencollege die dichter bij de leerlingen staan, bijvoorbeeld door hun deelname aan de musical, vinden het meestal geen punt om met ‘jij’ te worden aangesproken. Meijer merkt dat docenten die tutoyeren toestaan, niet minder respectvol worden benaderd dan docenten die hameren op ‘u’. “Op school gaat het om de houding van docenten, die invoelend moet zijn en enthousiasmerend. Een docent die daarin slaagt, kweekt respect. Kinderen voelen of iemand de touwtjes in handen heeft. Daarbij hoort niet per definitie ‘u’ en ‘meneer’.”
Nieuwe docenten adviseert Meijer wel in het begin voor ‘u’ te kiezen, wat zij eventueel kunnen laten varen als zij vertrouwd zijn geraakt met de leerlingen: “Soms is het nodig afstand te creëren, bijvoorbeeld in situaties dat een docent zich als begeleider een beetje boven de groep moet stellen.”
Respect en duidelijkheid over normen en waarden worden vaak als reden opgegeven om voor ‘u’ te kiezen. Een aantal docenten en schooldirecteuren wenst bovendien dat de leerlingen ‘met twee woorden’ spreken. Vooral scholen met godsdienstige beginselen hechten aan een traditionele afstand tussen verschillende generaties, met bijbehorende aanspreekvormen. Ook scholen met achterstandsleerlingen hangen aan de traditionele aanspreekvormen.
Woelige tijden
‘Bah! Ja hond, nee hond, zeggen ze nooit!’, moppert hond Emmabello in het lesboekje Emma en Abel. Het hoort bij een project over omgangsregels, dat de Rotterdamse protestants-christelijke basisschool Emma organiseert. De kinderen Emma en Abel hangen hun jassen netjes aan de kapstok, lossen ruzies verstandig op en spreken volwassenen aan met twee woorden. Als een van de voornaamste redenen waarom de Emmaschool hecht aan ‘u’ en spreken met twee woorden, noemt directeur Henk Diemer het nastreven van distantie tussen leerkrachten en leerlingen ‘in de goede zin van het woord’: “Met name in zaken waar met gezag moet worden opgetreden, moet er geen sprake zijn van algehele of vermeende gelijkstelling. Tutoyeren leidt hier sneller toe.”
Diemer gelooft niet dat distantie hoeft te leiden tot kilheid: “Kinderen voelen zich heel wel in een duidelijke structuur waar warmte overheerst. Ze nemen de leerkrachten sneller in vertrouwen als een rots in de branding in deze ook voor kinderen soms woelige tijden.”
Ook op het Rotterdamse Zuiderparkcollege moeten leerlingen met twee woorden spreken. Deze scholengemeenschap voor vmbo hecht aan duidelijkheid en structuur. Om leerlingen voor te bereiden op een maatschappij die goede omgangsvormen vraagt, letten docenten van het Zuiderpark voorts op de houding van leerlingen. Handen in de zak en kauwgum kauwen zijn uit den boze. Directeur Sean Clancy: “Ze mogen mijn voornaam wel weten, maar niet gebruiken. Wij benadrukken een beleefde houding tegenover volwassenen. Staan ze of zitten ze correct als ze met de docenten spreken? Menen ze wat ze zeggen? We letten zelfs op hun mimiek.”
De Vlaardingse Sint Jozefschool voor mavo eigent zich eveneens een opvoedende taak toe. Directiesecretaresse Manon Wiskerke erkent dat respect niet altijd verband hoeft te houden met aanspreekvormen, maar volgens haar kunnen niet alle kinderen onderscheid maken in de manier waarop verschillende mensen dienen te worden benaderd. “Op scholen waar tutoyeren is toegestaan, hebben leerlingen misschien van huis uit genoeg normen en waarden geleerd. Op deze school is dat vaak niet het geval. Daar komen veel kinderen uit problematische gezinnen. Daarom is de school met opvoeden bezig en met het aanleren van normen en waarden.”
Strakke regels
Onderscheid leren maken in aanspreekvormen is volgens een aantal ondervraagde docenten en schooldirecteuren nodig, omdat het kinderen voorbereidt op de maatschappij. Directeur Geert Prins van pc-basisschool het Baken in het Groningse Westerlee wijst op de noodzaak om kinderen fatsoensregels aan te leren met het oog op hun toekomstperspectieven. “Zeker als het gaat om opleidingen en werkplekken moeten kinderen leren dat je op bepaalde momenten iemand met ‘meneer’ of ‘mevrouw’ aanspreekt en ‘u’ zegt.”
“We bereiden kinderen voor op een plaats in de maatschappij, waar geschreven en ongeschreven gedragsregels gelden”, argumenteert directeur Birgit Kok van rk-basisschool Sterre der Zee in Delfzijl de keuze voor een formele aanspreekvorm. “Als iedereen zich aan die regels houdt, leven we allemaal veel prettiger en rustiger en kunnen wij op elkaar vertrouwen. Het is goed om verschil te maken tussen volwassenen en kinderen. Volwassenen zijn wijzer, hebben meer levenservaring.”
Scholen met veel leerlingen uit culturen waar respect voor ouderen een voorname rol speelt, kiezen soms voor traditionele aanspreekvormen. Openbare basisschool de Dukdalf, een montessorischool in de Rotterdamse achterstandswijk Feijenoord, is hiervan een voorbeeld. Ondanks de montessorigedachte, van waaruit leerkrachten kinderen vaak ‘jij’ laten zeggen, kiest de Dukdalf voor ‘u’. Directeur Piet van Genderen, die zich door de leerlingen ‘meester Piet’ laat noemen, legt uit dat dit een concessie is aan de grotendeels Turkse en Marokkaanse ouders: “Leerkrachten hebben liever dat de kinderen alleen hun voornaam noemen, omdat dit een band schept, maar ouders vinden dat raar. Die vinden strakke regels heel belangrijk en vrezen dat het doorslaat als kinderen voor hun gevoel te weinig afstand bewaren van de leerkrachten.”
“Wat zou het makkelijk zijn als er net als in het Engels één woord zou zijn voor u en jij”, verzucht directeur Anneke de Jong van rk-basisschool Franciscus in Maarssenbroek. Zij merkt dat het vooral voor jonge kinderen lastig is om uit te vinden hoe ze verschillende personen moeten aanspreken. Op de Franciscus mogen kinderen zelf uitmaken of ze ‘u’ of ‘jij’ zeggen. Wel worden leerkrachten aangesproken met ‘juf’ of ‘meester’, omdat dit volgens De Jong respectvoller klinkt: “Je juf is uniek, je hebt ook maar één mama, die noem je ook niet bij de voornaam.”
Zelfdiscipline
Tutoyeren en bij de voornaam noemen leidt niet automatisch tot trammelant. Er lijkt weinig verband te bestaan tussen tutoyeren en verval van normen.
Op scholengemeenschap Dalton Voorburg (havo/vwo) mogen leerlingen zelf kiezen op welke wijze zij docenten aanspreken. Op een enkeling na mogen ze alle docenten bij de voornaam noemen. Toch gaat het er volgens rector Dick van Hennik gedisciplineerd aan toe. “Onze school staat bol van jij en jou, in de ogen van sommige personen verwerpelijke omgangsvormen. Maar toen leerlingen laatst vanwege hondenweer massaal binnen moesten blijven, lag er aan het eind van de dag geen enkel papiertje in het gebouw. Kennelijk hebben onze leerlingen genoeg zelfdiscipline en normbesef, ook al noemen ze docenten bij de voornaam.”
Van Hennik ziet dan ook geen verband tussen verloedering en tutoyeren: “Een buurjongen, die op een school zit waar kinderen ‘u’, ‘meneer’ en ‘mevrouw’ zeggen, zei blij te zijn dat hij naar de tweede klas ging, want dan kon hij op zijn beurt brugklassers eens van de trappen duwen.”
Leraren dwingen geen respect af door te staan op formele aanspreektitels. Daarvan zijn de brugklassers Melissa de Smet en Farid Aouragh (Dalton Voorburg) overtuigd. “Leraren verdienen veel meer respect als ze gewoon aardig doen”, weet Farid. “Leraren tegen wie je ‘u’ moet zeggen, doen vaak zeurderig en veel te streng. Daardoor gaan leerlingen juist klieren.”
“Je wilt niet naar school met het idee dat je bang bent voor de leraar en niks durft te vragen”, zegt Melissa, die er ook op wil wijzen dat leerlingen zich niet boven leraren moeten stellen. “Ik heb best veel respect voor leraren. Het is niet makkelijk om dertig kinderen les te geven, die niet altijd opletten. Als je dat niet respecteert, ga dan niet naar school!”