- blad nr 13
- 26-6-2004
- auteur . Lachesis
- Column
Handstandjes
De meeste groepen zes waarmee ik had getraind voor het slagbaltoernooi konden bij aanvang van het jaar ook niet veel, maar waren diep doordrongen van dit feit. Die trainden zelfs vrijwillig in de avonduren op het veldje voor de school. Deze groep hoefde van zichzelf niet eens onder schooltijd te trainen. Zolang ik langs de kant van het veld aanwijzingen schreeuwde ging het nog wel, maar zodra mijn aandacht verslapte zakte de hele groep landerig op de grond of maakte handstandjes. Wanneer gaan we nu een wedstrijdje spelen, vroegen ze verveeld. Het waren vooral die handstandjes die mij de adem benamen. Ook bij het spelen van de oefenwedstrijden werden ze doorlopend gemaakt. In de rij. In het veld. Zelfs bij de honken. Een andere favoriete bezigheid was het nadrukkelijk op de grond neerzijgen als een klasgenoot een reeks misslagen produceerde. Foei, wat duurde dat lang met die griet. Wist ik zeker dat we haar ook meenamen naar het toernooi? Konden we niet beter selecteren? Als een van hen per ongeluk de bal een eind het veld in sloeg, dan rende hij er vaak als een bezetene vandoor. In gedachten hoorde hij kennelijk de tribunes al juichen. Hij was vaak al halverwege de ronde voor het tot hem doordrong dat er een foutsignaal had geklonken. Een andere keer keerde iemand pas op zijn schreden terug toen de halve veldpartij in opperste verbijstering op hem afstormde om te melden dat hij twee honken geleden al uitgebrand was. Ving iemand van de veldpartij als door een wonder de bal dan kon ik er zeker van zijn dat dit geluksvogeltje binnen twee tellen ondersteboven gelopen werd door een teamgenootje dat het beter dacht te kunnen. Al mijn adviezen en vermaningen misten hun uitwerking. Ik was een zwartkijker en zij gingen winnen.
Het kon niet anders dan een harde les worden. De eerste wedstrijd verloren ze met 22-0. De stilte waarmee ze van het veld liepen en voor me op de grond ploften was oorverdovend. Het was veel moeilijker dan ik dacht, piepte Tim. Jeetje, ik dacht echt dat het een makkie zou worden, zuchtte Coen. De tweede wedstrijd verliep al niet veel beter. Binnen twee minuten waren ze de slagbeurt kwijt. Dat bleef zo tot het eind. De reactie van een aantal van hen op deze afpoeiering was beneden elke maat. De ene ging boos op de grond zitten. De ander deed al even boos zijn armen over elkaar. Alle meisjes klaagden dat ze het zo warm hadden en trokken in allerlei ongepaste standen hun schoolshirts omhoog. Maar het ergste was dat er, als teken van gespeelde desinteresse, opnieuw een aantal van die vermaledijde handstandjes werd gemaakt. Mijn maat was vol. Na de wedstrijd hield ik een toespraak die regelrecht uit het leger afkomstig leek. Eindelijk begrepen ze het. De derde wedstrijd liepen ze zich de longen uit het lijf en wisten ze de schade tot een minimum te beperken. Terwijl ze opgetogen om me heen dromden en mijn complimenten in ontvangst namen, zag ik vanuit een ooghoek Majorie snel nog even een handstandje maken.