• blad nr 13
  • 26-6-2004
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

De grootste, de beste?

Ons Middelbaar Onderwijs, het bestuur van 45 Brabantse scholen in het voortgezet onderwijs, wil de beste zijn. Als werkgever en ook als vernieuwer van het onderwijs. Maar is OMO ook echt het beste schoolbestuur? Het is in elk geval het grootste. En dat alleen al roept weerstand op. “We steken onze kop boven het maaiveld. In Nederland weet je wat er dan gebeurt.”

“OMO is echt een koploper op het gebied van arbeidsvoorwaarden.” Zo oordeelt cao-onderhandelaar Albert Krist van de AOb over Ons Middelbaar Onderwijs, het grootste schoolbestuur van Nederland. Twee maanden geleden sloot hij met OMO een nieuw cao-akkoord, en daarover is hij ‘zeer te spreken’. Al was het maar omdat de cao de eerste is in het onderwijs die vakbondsleden extra profijt biedt. Vakbondsleden krijgen de komende twee jaar namelijk hun contributie vergoed. Niet-leden mogen weliswaar ook een bonus (twaalf procent van een maandsalaris) op hun rekening tegemoet zien, maar in geld uitgedrukt gaan leden er een paar honderd euro extra op vooruit.
En dat terwijl de lopende cao, die twee jaar geleden werd afgesloten, volgens Krist al ‘prima’ was. OMO was destijds het eerste schoolbestuur dat zelf een cao-akkoord sloot. Er werd onder meer in geregeld dat het aantal lessen per week zou worden teruggebracht, afhankelijk van de schoolsoort tot 23 of 24 per week, tegen 26 uur elders in het land. En wie structureel in de bovenbouw werkt, komt vanzelf in schaal 12 terecht. Al met al kostte die cao OMO zeventien miljoen euro per jaar. Krist: “OMO heeft het een en ander over voor zijn personeel.”

Mooie praatjes
Maar is OMO daarmee de ‘beste onderwijswerkgever’ die het graag wil zijn? Zou kunnen. Krist ontvangt echter ook signalen over wat er in de praktijk van al die afspraken terechtkomt. Over leraren die extra onderbouwuren toebedeeld krijgen om te voorkomen dat ze in schaal 12 geplaatst moeten worden. En over leraren die zeggen niets te merken van een kleiner aantal lesuren. “Onze afspraken met de raad van bestuur van OMO zijn goed”, zegt Krist. “Maar vooral werkbelasting is een erg ondoorzichtig onderwerp, niet alleen bij OMO. Het is een oefening met de zakjapanner. Je maakt berekeningen op centraal niveau, schoolleiders maken eigen berekeningen en daaronder zit nòg weer een echelon met eigen berekeningen. Op elk niveau worden de afspraken verder afgeknepen.”
Aan wie dat te wijten is? Daarover verschillen de meningen. Het meest zwartgallig is Ton van Haperen, leraar economie aan het Rythoviuscollege, een OMO-school in Eersel, en columnist van het Onderwijsblad. Wat de raad van bestuur afspreekt, zijn slechts ‘mooie praatjes voor de bühne’, vindt hij. “De schoolleiders worden opgescheept met de taak die afspraken in de praktijk uit te voeren. Maar met de beperkte middelen die ze hebben, kan dat helemaal niet.” Piet de Kort, lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, is daarentegen geneigd de schuld meer bij de schoolleiders te leggen. “Die tasten de randjes van de regelingen af. Niet over de hele linie, maar het gebeurt wel.”
Maar volgens Rob Kraakman, als voorzitter van de raad van bestuur onbetwist de hoogste baas van OMO, valt er weinig te klagen. “Een beetje onzin”, noemt hij het gemopper over wat er in de praktijk van zijn cao terechtkomt. “Onze cao moet per school een eigen invulling krijgen en die zal niet overal hetzelfde zijn. Maar die lagere werkbelasting werkt wel degelijk door. Dat is een recht dat elke docent heeft. Als een hele school daar de hand mee licht, hoor ik dat heus wel.”

Verkeerd daglicht
De beste? Dat staat niet vast. Maar de grootste is Ons Middelbaar Onderwijs zeker. In 1916 opgericht om katholieken te emanciperen, is Ons Middelbaar Onderwijs gaandeweg uitgegroeid tot een gigant. Vooral in de jaren negentig sloot de ene school na de andere zich bij OMO aan. OMO heeft nu een centraal bureau in Tilburg, waar 110 mensen werken. Vandaaruit worden 45 scholen bestuurd, met 6700 medewerkers en 65.000 leerlingen. Per jaar wordt er een dikke driehonderd miljoen euro omgezet. Daarmee is OMO een grootmacht in Noord-Brabant. Wie iets wil in het Brabantse voortgezet onderwijs kan vrijwel nooit om OMO heen.
Tot ergernis van andere partijen, bij tijd en wijle. OMO zelf ontkent in alle toonaarden, maar desondanks komt het maar niet af van het imago dat het stiekem uit is op het monopolie in Noord-Brabant. Misschien komt dat imago wel voort uit het calimero-gevoel van scholen die de concurrentie met OMO-scholen vrezen. Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat OMO duidelijke standpunten heeft. En omdat het zoveel invloed heeft, lukt het vaak ook nog om die aanvaard te krijgen.
Neem de situatie in Helmond. Daar wordt al jaren gesproken over samenwerking tussen de plaatselijke OMO-scholengroep en het openbare Jan van Brabantcollege, in het bijzonder in het vmbo. Tot nu toe tevergeefs. Volgens Kraakman omdat het Jan van Brabant alle initiatieven van OMO-zijde simpelweg afwijst. Maar het Jan van Brabant klaagt dat het voortdurend ‘in het verkeerde daglicht’ wordt geplaatst. “OMO heeft 3800 leerlingen in Helmond, wij 1300. Geen wonder dat OMO er veel beter in slaagt zijn verhaal over het voetlicht te brengen in de pers en in de politiek”, zegt rector Lambèrt van Genugten van het Jan van Brabant. “Wat OMO eigenlijk wil is één brede school in Helmond waaraan wij mogen meedoen. Maar dat leidt tot een uitholling van het openbaar onderwijs. Uiteindelijk wordt het dan een katholieke school.”
“OMO heeft de neiging te zeggen: Geef ons de hele zaak maar in handen, wij lossen het wel op”, vindt de Helmondse onderwijswethouder Jan van den Heuvel. “Beide besturen hechten ook sterk aan hun eigen denominatie. Maar in een stad van een omvang als Helmond kan het toch niet zo zijn dat partijen niet samenwerken?” Van den Heuvel wil samenwerking nu afdwingen via de zogeheten Groene campus die Helmond krijgt, met vmbo, mbo en hbo. Het Jan van Brabant heeft daarover afspraken met roc Helicon en de Fontyshogescholen. Maar volgens Van den Heuvel is de campus pas compleet als ook OMO meedoet – een standpunt dat precies past in het straatje van Kraakman.
Van Genugten deelt dat standpunt echter niet. “Maar het gemeentebestuur hier neemt vaak standpunten in waarin zijn goede relatie met OMO doorklinkt”, zegt hij enigszins berustend. “Natuurlijk, het is een grote partner die goed in de pecunia zit. Dat maakt het aantrekkelijk om met OMO samen te werken. Samenwerken met ons kost de gemeente alleen maar geld.”

Pissig
Nog stekeliger zijn de verhoudingen in Eindhoven. Directeur Martin van den Berg van het Christiaan Huygenscollege dacht een convenant afgesloten te hebben met de OMO-schoolleiders over het vmbo-aanbod in de stad. Tot hij ontdekte dat de OMO-top het convenant pas wilde ondertekenen als er een ontbindende voorwaarde werd opgenomen. Intussen had de provincie echter op grond van het nog niet ondertekende convenant al wel extra licenties aan OMO toegekend. “Zo liggen de verhoudingen binnen OMO kennelijk”, zegt Van den Berg. “Je kunt prima zaken doen met de schoolleiders, maar als Kraakman zegt ‘het gebeurt niet’, dan is het klaar.”
De druiven zijn zuur voor Van den Berg. “Het heeft er alle schijn van dat Kraakman erop uit is om alle scholen hier onder OMO-bestuur te brengen, in elk geval de katholieke. Dat er ook andere schoolbesturen zijn, wordt door hem louter als hinderlijk ervaren. Misschien wil hij ons wel uit de markt drukken. Maar wij kunnen het nog jaren volhouden.”
Kraakman zelf wordt ‘een beetje pissig’ van zulk soort opmerkingen. “Ik erger me aan dat beeld van mij als die ‘dictator in Tilburg’. Dat convenant is in overleg met mijn schoolleiders aangepast, dat is toch de gewoonste zaak van de wereld?”, zegt hij. “Wij zijn niet op expansie uit, wij zijn groot zat. We hebben wel opvattingen over wat er moet gebeuren. Die dragen we ook duidelijk uit en dat maakt ons markant. Maar dat is iets anders dan dat wij anderen de wet voorschrijven. Dat beeld irriteert me vreselijk, daar heb ik ook veel last van. Want het klopt niet. We steken onze kop boven het maaiveld, dat wel. En in Nederland weet je wat er dan gebeurt.”

Onderwijsmakers
En dan is er nog Tilburg. Daar moet volgend jaar de Nieuwste School komen. Want behalve als werkgever wil OMO ook op het gebied van onderwijsvernieuwing vooroplopen. Niet voor niets heeft OMO een eigen ‘kenniscentrum’ dat een hele serie vernieuwende projecten op afzonderlijke OMO-scholen ondersteunt, van het ontwikkelen van een digitale leerlijn talen tot het ontwerpen van tweehonderd nieuwe toetsen. “Met 6700 medewerkers beschikken we over een enorme kennis over onderwijs, veel meer dan het departement”, licht Kraakman toe. “Het is steeds onze ambitie geweest dat onze docenten niet alleen onderwijsgevenden zijn, maar ook onderwijsmakers.”
De Nieuwste School past in dat streven. In die school bestaan geen leraren meer, maar slechts ‘experts’, die kennis overdragen, en daarnaast mentoren die groepen van vijftien leerlingen gaan begeleiden. De leerlingen krijgen de vrijheid zelf hun lesstof te bepalen. De bedoeling is dat ze hun eigen nieuwsgierigheid volgen, alles over auto’s of over paarden of over wat dan ook te weten komen en zich zo de kennis eigen maken die gewoonlijk via de traditionele vakken over hen wordt uitgestort. Met dit concept schaart OMO zich, samen met bijvoorbeeld Unic in Utrecht, meteen in de kopgroep van de onderwijsvernieuwers. Zij het dat Unic al na de zomer van start gaat, terwijl de Nieuwste School vanwege het ontbreken van ministeriële goedkeuring nog een jaar moet wachten.
Toch is niet iedereen enthousiast over dit plan. Want waarom moet deze school zo nodig in Tilburg komen? Vooral aan het 2College – eveneens in Tilburg, eveneens een OMO-school – ziet men de komst van de Nieuwste School met lede ogen aan. Het ‘levensecht leren’ dat men aan het 2College predikt, doet enigszins denken aan het concept van de Nieuwste School, en een concurrent kan het 2College niet gebruiken. Een van de scholen waaruit het 2College een paar jaar geleden is ontstaan, zag zijn leerlingenaantal de afgelopen jaren namelijk halveren en daardoor verkeert het hele 2College nu in de financiële problemen. De directeur zit al maanden ziek thuis – niet zo’n ramp, want de medezeggenschapsraad wilde toch al niet met hem praten – en een interim-directeur is nu bezig orde op zaken te stellen.
Volgens Kraakman komt het wel goed. Tilburg is de afgelopen tijd flink gegroeid en daardoor zal de vestiging van een nieuwe school de bestaande marktverhoudingen niet al te zeer verstoren. “Die discussie is achter de rug, hoor, zij het dat dat nog niet overal tot de werkvloer is doorgedrongen”, zegt hij. “Hoe dan ook, het is beter twee witte raven in de lucht te hebben dan één.”

De baas

OMO is Kraakman, Kraakman is OMO. Dat is althans het beeld dat buiten OMO leeft. En onbegrijpelijk is dat niet. Rob Kraakman – ooit wethouder in Terheijden en bestuurssecretaris van de Universiteit van Tilburg – was in 1992 de eerste fulltime voorzitter van OMO’s raad van bestuur. Sterker nog, tot een jaar geleden was hij het enige lid van die raad. Sindsdien heeft hij twee bestuursleden naast zich, maar het is nog steeds Kraakman die onbetwist de hoogste baas is. Wie zaken wil doen met OMO, moet bij Kraakman zijn, en bij niemand anders.
Dat heeft een reden, zegt Piet de Kort van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van OMO. “OMO wil voordeel halen uit zijn omvang. Door bijvoorbeeld gezamenlijk in te kopen, kan het de prijs van boeken drukken. Dan werkt het dus niet om afzonderlijke schoolleiders zoveel mogelijk autonomie te geven.” Toch kent ook de macht van Kraakman grenzen, verklaart De Kort. “Als het aan sommige scholen niet gaat zoals hij het wil, kan hij de schoolleiders ook niet altijd de duimschroeven aandraaien. Dat past niet bij goed werkgeverschap. Want die schoolleiders zijn uiteindelijk ook zijn werknemers.”
“Kraakman en de schoolleiders zijn voortdurend elkaars grenzen aan het verkennen”, is ook de indruk van Albert Krist van de AOb. “Kraakman wil niet al te snel ingrijpen, omdat hij de scholen toch een zekere autonomie wil geven. Daarom is hij soms met handen en voeten aan van alles gebonden.”
Er is nog iets anders aan de hand, meent Krist. Kraakman heeft geen greep op alles wat er op zijn scholen gebeurt, gewoon omdat OMO daarvoor te groot is geworden. “Kraakman streeft er nog steeds naar de centrale regie te houden”, zegt hij. “Maar OMO is inmiddels zo groot geworden dat je je kunt afvragen of hij niet beter kan overstappen op het holdingmodel, met meer zelfstandige eenheden.”

Klapper in de pers

De vrijwillige ouderbijdrage moet worden afgeschaft. Met dat standpunt haalde OMO-voorzitter Rob Kraakman afgelopen voorjaar alle dagbladen. “Een klapper in de pers”, zo omschrijft Piet de Kort van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die aandacht. En die zwieper is volledig op het conto van Kraakman te schrijven. Want, vertelt De Kort, het besluit van OMO om iets aan die ouderbijdrage te doen, was al in januari genomen – na een discussie die al met al twee jaar heeft geduurd. “Maar Kraakman wilde met het bekendmaken ervan wachten op een moment dat het invloed kon hebben op de schoolkeuze van ouders. Uiteindelijk kwam hij er in maart mee naar buiten. Stonden we naast Dutroux op de voorpagina van de Volkskrant.”
Overigens zakt de ouderbijdrage aan niet alle OMO-scholen naar nul. Waar het echt niet anders kan, mag een school toch een bijdrage vragen. Maar hoger dan 25 euro per jaar mag die niet zijn, heeft de raad van bestuur bepaald. Dat lijkt echter nog niet overal te zijn doorgedrongen. Op de websites van de verschillende OMO-scholen zijn nog bedragen tot zestig euro te vinden. “Als je met 45 schoolleiders te maken hebt, zal er best hier of daar iemand zijn die niet blij is met dit besluit”, zegt Kraakman zelf. “Maar we hebben er lang genoeg over gepraat. Het moet overal lukken.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.