• blad nr 12
  • 12-6-2004
  • auteur E.. Prins 
  • Redactioneel

Boek voor onderzoekers in spe 

‘Je ziet de leerlingen groeien’

Sinds twee jaar moeten alle leerlingen van vmbo (theoretische leerweg), havo en vwo als eindexamenonderdeel een eigen onderzoek doen en presenteren. “Een fantastische innovatie”, vindt Wim Geene, docent Nederlands aan het Cambreurcollege in het Brabantse Dongen. “Je ziet de leerlingen groeien, maar als docent moet je leerlingen wel leren hoe ze zo’n onderzoek moeten doen.” En omdat geschikt materiaal daarvoor niet voorhanden was, schreef Geene het zelf. Sinds dit voorjaar ligt zijn boek Goed gezien in de winkel. “Als het vaag is voor leerlingen, is de lol er snel af.”

Razend enthousiast is Wim Geene (56), docent Nederlands aan het Cambreurcollege in Dongen, over de intrede van ‘het onderzoek’ in het voortgezet onderwijs. En niet alleen omdat hij het zelf zo leuk vindt, maar vooral omdat de leerlingen zo enthousiast zijn. “Ze vinden het hartstikke leuk en hebben echt het idee dat ze wat leren. Daar doe je het toch voor?”
Als bewijs laat hij trots foto’s zien van de presentatieavond afgelopen maart. In hun eigen kraampje, waar Geene zelf sponsors voor had gezocht, presenteren groepjes leerlingen hun onderzoek aan vrienden, familie en anderen die aan de onderzoeken hebben meegewerkt. “Het was één groot feest”, glundert Geene, terwijl hij foto’s laat zien van mooi geklede en gekapte leerlingen in hun kleurrijke stands. “Leerlingen stijgen echt boven zichzelf uit. En vooral voor vmbo-leerlingen is het zo belangrijk dat ze eens kunnen laten zien wat ze in hun mars hebben. Die waardering van apetrotse ouders en begeleiders is echt heel goed voor hun zelfrespect. Je ziet ze groeien.”
Ook om andere redenen is de docent Nederlands blij met de nieuwe exameneis. “Het is een goeie voorbereiding op een vervolgopleiding. Zowel op in het mbo als op het hbo en de universiteit worden onderzoeksvaardigheden steeds belangrijker.” Daarnaast is het volgens hem inderdaad goed voor de ‘oriëntatie op beroep en samenleving’, de doelstelling die de wetgever voor ogen staat. Er zitten alleen wat kromme elementen in de wet. Zo is het onderzoek wel verplicht, maar het is geen vak en ook niet aan een vak gekoppeld. Het enige dat wettelijk vast ligt, is dat er in het vmbo twintig uur voor staat. “Een compleet uit de duim gezogen aantal”, volgens Geene, wiens leerlingen vele uren meer in hun onderzoek steken. Havo en vwo krijgen respectievelijk veertig en tachtig uur toebedeeld.

Uitdaging
Scholen mogen het onderzoek volledig naar eigen inzicht invullen. “Tja, daar kan je boos om worden. Maar ik zie het liever als een uitdaging”, zegt Geene, met ruim dertig jaar leservaring een ‘ouwe rot’. Toen op zijn school de vraag kwam, wie die kar wilde trekken, stelde hij zich dan ook graag beschikbaar.
Het vak Nederlands vindt hij ook de meest logische plek om onderzoeksvaardigheden bij onder te brengen. “Materiaal verzamelen en interpreteren, argumenteren en redeneren, presenteren, het schrijven van brieven, samenvatten. Dat zijn allemaal elementen die bij het vak Nederlands toch al aan de orde komen.”
Zijn rol is nu die van link-tutor: de begeleider van de begeleiders (tutors). De tutors begeleiden en beoordelen het onderzoek inhoudelijk, elk ongeveer tien groepjes. Geene beoordeelt vooral het proces én leert de leerlingen hoe ze zo’n, bij voorkeur vak- en sectoroverstijgend, onderzoek aan moeten pakken.
Geene stortte zich vol overgave op deze nieuwe taak. “Ik ben heel leergierig en houd van nieuwe dingen. Dat houdt het werk boeiend.” Maar hoe meer hij zich in het onderwerp verdiepte, hoe meer hij tot de conclusie kwam dat er eigenlijk weinig geschikt lesmateriaal was. “Het materiaal dat er is, is voornamelijk bestemd voor hbo- en universitair studenten. Dat is veel te moeilijk en te theoretisch voor middelbare scholieren.”
Leerlingen hebben meer tussenstappen nodig, ontdekte Geene. “Als ze ergens iets gaan observeren, moet je ze wel eerst een observatielijst laten maken. Of als ze gaan enquêteren of interviewen, moet je wel aandacht besteden aan een vragenlijst.” En zo kwam hij op het idee zelf een lesboek te schrijven. Een praktische handleiding, gebaseerd op zijn praktijkervaringen, getoetst aan zijn leerlingen. “Dit boek is echt ontstaan met de voeten in de modder.” Het was intensieve arbeid, maar ook boeiend om een methode in elkaar te zetten, zegt Geene. “Het maakt dat je ook zelf stil staat bij wat, hoe en waarom je iets doet.”

Geen keurslijf
Geenes methode verdeelt het onderzoekstraject in vijftien stappen: van ‘samenwerking en onderwerp’ tot de beoordeling. Daartussen besteedt hij onder meer aandacht aan de hoofdvraag en deelvragen, aan het maken van een werkplan en aan informatieverzameling en -verwerking. Elke stap wordt uitvoerig beschreven met voorbeelden uit de praktijk. Daarnaast komt ook werken met Excel, methoden van dataverzameling en presenteren met PowerPoint aan bod.
Maar de methode is geen keurslijf, benadrukt hij. “Het biedt leerlingen en docenten een structuur en een gemeenschappelijke basis zodat iedereen dezelfde planning en dezelfde begrippen hanteert. Daarbinnen zijn leerlingen volkomen vrij om te kiezen wat en hoe ze hun onderzoek willen doen.”
Eén hoofdstuk is gewijd aan een elektronische leeromgeving op internet. Op het Cambreurcollege wordt gewerkt met Viadesk School. Via dit systeem heeft Geene voor elk onderzoeksgroepje een eigen virtueel kantoortje laten maken. Zo’n kantoortje is alleen toegankelijk voor de leerlingen van een groepje en hun begeleiders. Ze kunnen hierin aan het onderzoek werken en met elkaar communiceren. “Een geweldige vinding”, vindt Geene. “Tutors kunnen precies zien welk groepje waarmee aan de slag is geweest en direct feedback geven. Dat werkt fantastisch.”
Geene schreef het boek zowel voor leerlingen als voor docenten, opdat zij niet allemaal opnieuw het wiel uit hoeven te vinden. “Ook voor de meeste docenten is dit allemaal nieuw. Zij zijn hier niet in opgeleid”, weet Geene die inmiddels her en der wat workshops geeft over zijn methode.
Een man met een missie, noemt hij zichzelf. Hij wil daarbij vooral overdragen dat leerlingen hele enthousiaste onderzoekers zijn, mits ze goed worden begeleid. “Als het vaag is voor leerlingen, als ze moeten zwemmen, dan is de lol er snel af en dat zou ik echt doodzonde vinden.”

Goed gezien. Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs, ISBN 9077018093, Uitgeverij Pak, Den Haag, prijs € 17,50, www.pak2000.nl

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.