- blad nr 12
- 12-6-2004
- auteur . Overige
- Redactioneel
Een op de acht kinderen kampt met overgewicht
De school kan dikke kinderen niet dun maken
Geen ontbijt, maar een Mars en wat chips in de bus naar school. In de lunchpauze een patatje, hamburger en een cola en 's avonds een afhaalpizza met een milkshake. Hobby’s: tv-kijken en spelletjes doen op de Playstation. Gesteldheid lichaam: veel en veel te zwaar.
Dit is niet alleen een realistisch beeld van kinderen uit de Verenigde Staten. Ook in Nederland komt dit verschijnsel steeds vaker voor, zegt Joost Rotteveel, kinderarts van de obesitaskliniek van het VU medisch centrum in Amsterdam. "We gaan hard dezelfde richting op als de VS. Het is heel belangrijk dat we de landelijke trend van overgewicht ombuigen. Voor kinderen die al te zwaar zijn, is het moeilijk om af te vallen.” Preventie van het probleem is daarom heel belangrijk en, zo zegt de arts, scholen kunnen daar hun steentje aan bijdragen.
"Sommige scholen zeggen dat zij geen kinderen op school hebben met overgewicht. Maar dat trek ik sterk in twijfel”, zegt Christien Pieterse van GGD Stedendriehoek (Apeldoorn en omstreken). Zij ontwikkelde een voorlichtingsproject om kennis bij kinderen en ouders over overgewicht te vergroten. “Het is jammer dat deze scholen hun kop in het zand steken”, meent Pieterse, “want de school is het ideale kanaal om kinderen en ouders te bereiken en ze voor te lichten over overgewicht en obesitas."
Pauline Rietveld van de onderwijsbegeleidingsdienst ABC in Amsterdam, deelt de opvatting van Pieterse. Scholen worden volgens haar dagelijks geconfronteerd met de eet- en beweeggewoontes van hun kinderen en komen er alleen daarom al niet onderuit om wat tegen overgewicht te ondernemen. "In de klas merkt een leerkracht bijvoorbeeld dat een kind niet heeft ontbeten. Uit onderzoek blijkt dat kinderen zich dan slechter concentreren."
Maar veel vragen over dit onderwerp, krijgt de onderwijsbegeleidingsdienst niet. Vreemd, vindt Rietveld. “Iedere school heeft er namelijk mee te maken.” De meeste scholen in Nederland richten zich steeds meer op de hele ontwikkeling van het kind en niet meer alleen op het bijbrengen van taal, rekenen, lezen en schrijven. Daarom valt de lichamelijke conditie van het kind volgens Rietveld ook onder de verantwoordelijkheid van de school, net als sociaal-emotionele en motorische groei.
Toch is de school niet verplicht veel aandacht te besteden aan de lichamelijke gezondheid van het kind. In de Kerndoelen Basisonderwijs die het ministerie van Onderwijs in 1998 opstelde, staat dat scholen de kinderen moeten bijbrengen hoe ze gezond moeten leven. Op welke manier en hoe intensief dat moet gebeuren staat niet beschreven. Ook de lichamelijke opvoeding van basisschoolkinderen kan beperkt blijven tot twee keer driekwartier gymnastiekles in de week. Meer hoeft een school niet doen.
Aangevallen
“De school hoeft het probleem niet op te lossen. En dat is ook niet mogelijk”, nuanceert onderwijsbegeleidster Rietveld. “Het is niet een probleem dat oorspronkelijk van het onderwijs afstamt.” Ze wijst erop dat scholen alleen een bijdrage kunnen leveren aan preventie van overgewicht. “Als een kind eenmaal te dik is, dan kan de school daar niets meer aan veranderen.” Alleen de schoolarts is nog in staat zwaarlijvige kinderen te helpen door ze naar de huisarts of een diëtist door te verwijzen.
De school kan kinderen wel stimuleren om gezonder te leven door ze te motiveren om na school te gaan sporten, extra gymlessen te geven, ze voor te lichten over gezonde voeding en regels op te stellen over meegebrachte etenswaren, meent Christien Pieterse van de GGD. Ook is het belangrijk dat de school ouders informeert over de gevaren van overgewicht. Dit kan de school doen door ouderavonden te organiseren of artikelen te publiceren in de schoolkrant over gezond gedrag. “Maar ouders aanspreken over hun te dikke kind, dat gaat te ver”, meent Pieterse. “Het is een gevoelig onderwerp, waar een sluier van schaamte omheen hangt. Ouders voelen zich snel aangevallen. Vaak ook omdat ze zelf te dik zijn. Daarom durven scholen niet over dit onderwerp te beginnen.”
Het is volgens haar belangrijk dat leerkrachten het onderwerp voorzichtig introduceren bij ouders en kinderen. De school moet voorkomen dat dikke kinderen te veel centraal worden gezet als leraren in de klas het onderwerp overgewicht behandelen. Het gevaar daarvan is dat kinderen hun dikke klasgenootjes gaan pesten en vooral meisjes in de bovenbouw te weinig gaan eten waardoor de kans op anorexia toeneemt. Projecten tegen overgewicht moeten daarom niet gericht zijn op afvallen, maar op veel bewegen en gezond eten.
Het is niet nodig dat scholen zelf een oplossing voor overgewicht bedenken. Er zijn de laatste jaren onder andere door de GG&GD, de Nederlandse Hartstichting, het Astmafonds en particuliere bedrijven verschillende projecten ontwikkeld die als handvat dienen voor scholen. Veel projecten draaien nog niet zo heel lang en daarom is het nog niet duidelijk welk project het meest succesvol is.
Broodtrommel
Het voorlichtingsproject Okido!, dat Pieterse van GGD Stedendriehoek opzette, ging vorig jaar op vijf basisscholen in Apeldoorn van start. Hoewel de resultaten van de evaluatie nog niet bekend zijn, denkt Pieterse dat de kennis van de deelnemende kinderen over gezond gedrag al is vergroot. Het is echter nog te vroeg om te constateren of het gedrag ook is veranderd.
Okido! is een project waarbij kinderen uit groep vijf worden gemeten en gewogen en aan de hand van de uitkomsten in groepen worden verdeeld. De kinderen die obesitas hebben, volgen met hun ouders een cursus onder leiding van een diëtiste, een bewegingconsulent en een psycholoog. Het doel van de cursus is om ouders en kind tot een gezondere leefstijl te motiveren.
De ouders van de groep kinderen die een beetje te zwaar zijn, voeren met een jeugdverpleegkundige en een diëtist drie groepsgesprekken. In deze gesprekken krijgen de ouders praktische tips en suggesties om hun kind gezonder te laten eten en meer te bewegen.
En alle kinderen van groep 5 krijgen daarnaast klassikale voedings- en bewegingslessen. De school licht de ouders met brieven en schoolkrantartikelen over het project in. Een tweede meet- en weegsessie van de kinderen sluit het project af.
Toos Boers, lerares van groep 5/6 op openbare basisschool Sprengenpark in Apeldoorn, is enthousiast over Okido!. “De kinderen vonden de klassikale lessen heel erg leuk. Zelfs op het schoolplein hadden ze het er nog over. Dan bespraken ze met elkaar bijvoorbeeld wat ze in hun broodtrommel hadden meegekregen. En ze hebben het nu nog wel eens over de gezond-gedrag-regels die we in de klas opgesteld hebben.” Maar langer dan een paar weken blijft de informatie niet hangen, meent Boers. “De kennis verwatert. Eigenlijk zouden we het onderwerp elk jaar moeten behandelen.”
De ouders die in het begin van het project hun best deden zoon of dochter een gezonde lunch mee te geven, vervallen ook weer in oude gewoontes, merkt ze. “Kinderen voelen zich bezwaard dat ze ongezond voedsel mee hebben gekregen naar school. Sommigen gaan dan excuses voor hun ouders verzinnen. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: ‘Mijn moeder had het gisteren heel druk en heeft geen tijd gehad om iets gezonds voor me klaar te maken.’ Ze zitten dan een beetje tussen ouders en school in.”
Gehaktballetjes
Openbare basisschool de Kruidenwijzer uit Almere deelde vorig jaar twee weken lang warme maaltijden uit aan haar overblijfkinderen. “Ik zie wel vaker dat kinderen ’s middags worden afgescheept met friet of zelfs met een zakje chips. Een warme maaltijd op school is dan een veel beter alternatief”, zegt directeur Marc Vrekking. Zijn school kreeg net als twee andere basisscholen in Almere de maaltijden gefinancierd door Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO). Deze vereniging wilde onderzoeken of er behoefte is aan een warme maaltijd op school.
Vrekking denkt dat veel ouders het wel makkelijk vonden dat ze ’s avonds niet meer voor hun kind hoefden ze koken. “De maaltijden waren goed en lekker. Het varieerde van Griekse gehaktballetjes, Italiaanse pasta tot Nederlandse stamppot.” Toch eten de kinderen van de Kruidenwijzer inmiddels weer gewoon brood tussen de middag. Het bleek te bewerkelijk en te duur om zonder de financiële hulp van de VOO het project door te zetten.
Warme maaltijden tussen de middag uitdelen zoals veel scholen in het buitenland doen, kan positief zijn voor de gezondheid van een kind. "Maar", zegt voedingsdeskundige Jeltje Snel van het Voedingscentrum, "daarmee ben je er nog niet. Als een kind de rest van de dag nog ongezond eet, dan is het maar een heel kleine bijdrage."
Het is heel lastig voor een school om voedingsgewoontes van kinderen te doorbreken, vertelt Snel. "Je kan moeilijk van de leerkrachten verwachten dat ze bij de kinderen thuis gaan praten over gezonde voeding.” Het enige dat de school volgens haar kan doen, is tijdens het overblijven gezond voedsel uitdelen en ouders erop attent maken dat het belangrijk is dat hun kinderen ontbijten. Verder gaat de verantwoordelijkheid niet.
Knikkerbakjes
De oplossing voor overgewicht moet de school zoeken in meer gymlessen en sport, zegt Frans Kramer, gymconsulent op 28 basisscholen in Amsterdam. “Uit onderzoek blijkt dat een kind minimaal een uur per dag actief moet bewegen om gezond te blijven. Maar geen enkele basisschool geeft een uur per dag gym.”
Dat is volgens hem wel nodig, net als sportveldjes in plaats van knikkerbakjes op het schoolplein. Ook docenten moeten meer sportprojecten organiseren en de kinderen stimuleren om in de pauzes te gaan voetballen of tikkertje te doen.
"Jammer genoeg zitten niet alle docenten hierop te wachten", merkt Kramer. "Vooral de leerkrachten die in de onderbouw gymles geven, zijn niet altijd even gemotiveerd. Ze moeten naast hun werk voor de klas ook in de gymzaal een lesje doen. Ze hebben daar geen zin in en maken zich er dan erg gemakkelijk van af."
Gymdocente Natasja Boshuizen van katholieke basisschool Botteloef in Amsterdam doet er wel alles aan om kinderen meer te laten bewegen. Ze geeft ze een half uur gym per dag, als onderdeel van het project Jeugd, sport en bewegen dat de gemeente Amsterdam dit jaar aan een aantal scholen aanbiedt.
Het project stimuleert kinderen om ook in de klas en in de pauzes meer te bewegen. En na schooltijd kunnen ze in de gymzaal van de school gaan judoën, basketballen of streetdancen. De kinderen mogen zich aanmelden voor een van deze sporten, die door particuliere sportverenigingen worden gegeven. Zes keer meedoen kost slechts drie euro. "De drempel om te gaan sporten is zo heel laag. En dat is goed. Kinderen moeten meer bewegen want”, zo schat Natasja Boshuizen in, “dertig procent van de kinderen op onze school is te zwaar.”
Maar ook Boshuizen loopt toch nog tegen problemen op. “Ik geef aan de dikste kinderen een keer in de week een extra gymles. Maar ik zie dat die kinderen van hun ouders dan extra brood of snoep mee krijgen voor na die les. Kijk, dan heeft het natuurlijk geen zin.”
De school kan dikke kinderen niet dun maken. En voorkomen van overgewicht lijkt ook geen klusje dat makkelijk in de klas is te klaren. Het ideale bewegings-, voedings-, of voorlichtingsproject lijkt nog niet gevonden. Maar dat zal veranderen als projecten langer lopen, veronderstelt kinderarts Rotteveel. “Uit literatuur blijkt dat schoolprojecten kunnen helpen, nu moet alleen nog in de praktijk blijken wat het beste werkt.”
Steeds zwaarder
400.000 Kinderen tussen de vijf en elf jaar kampen met overgewicht. Uit TNO's laatste twee groeistudies blijkt dat tussen 1980 en 1997 het aantal kinderen met overgewicht is verdubbeld. Dit zijn voornamelijk kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst en kinderen van laagopgeleide ouders. Het is de verwachting dat de groep te dikke kinderen de komende jaren nog meer zal toenemen en dat de dikste kinderen steeds zwaarder zullen worden.
Overgewicht en obesitas (extreem overgewicht) worden vooral veroorzaakt door ongezond eten en te weinig bewegen. De gevolgen hiervan zijn ernstig, zo staat in het rapport Gezond gedrag van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ). Obesitas verhoogt de kans op hart- en vaatziekten, diabetes, sommige vormen van kanker en psychische klachten. De kans is groot dat mensen hieraan op jonge leeftijd sterven.
De RVZ vindt dat ouders in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de gezondheid van hun kinderen. Maar omdat het gedrag van kinderen afhankelijk is van de omgeving waar ze zich in bevinden, ligt een deel van de verantwoordelijkheid onder andere ook bij de overheid, de gemeente, zorgverzekeraars, huisartsen, het bedrijfsleven en bij scholen. Zij kunnen er mede voor zorgen dat een kind gezonder gaat eten en meer gaat bewegen. Door bijvoorbeeld prijzen van gezonde voeding te verlagen en reclame voor snoep en vette producten rondom kinderprogramma's op televisie aan banden te leggen, is dit volgens de raad te realiseren. Ook fietspaden aanleggen zodat kinderen veilig naar school kunnen fietsen en meer geld voor meer gymlessen, behoren tot de aanbevelingen.