• blad nr 12
  • 12-6-2004
  • auteur T. Snel 
  • Redactioneel

Vlissingse basisschool heeft al goed netwerk hulpverlening 

‘Het wemelt hier van de risicokinderen’

Als de tweejarigen voor het eerst op school komen, kunnen ze het al zien: die ene peuter heeft hulp nodig. Tegen de moeders zeggen ze dat het verplicht is om een opvoedingscursus te volgen. “In het belang van hun kind.” Basisschool Ravenstein in Vlissingen heeft een sluitend netwerk van hulpverlening waar direct op kan worden teruggevallen. “Nu pakken we de problemen echt aan. Ik heb de afgelopen jaren niets laten liggen, ook al was het spannend.”

“Veel te laat”, roepen Paul van der Kolk en Yvonne van Dijk in koor over de plannen van de minister van Onderwijs om risicoleerlingen vanaf tien jaar te begeleiden door extra inzet van schoolmaatschappelijk werk. “Soms krijgen we al een seintje van het consultatiebureau voordat het kind bij ons de peutergroep binnenkomt”, zegt Van der Kolk, intern begeleider van basisschool Ravenstein in Vlissingen. “De intake voor de peutergroep is bij ons het signaleringsinstrument. Vaak verwijzen we de ouders direct in het eerste gesprek naar de hulpverlening.” De school gebruikt voor de intake een vrij uitgebreid ontwikkelingsonderzoek. Van der Kolk: “Dit eerste, intensieve contact is ontzettend belangrijk.”
De kinderen komen allemaal binnen via de peutergroep. Ze komen vier ochtenden naar de peuterspeelzaal die in de basisschool is. Van half negen tot twaalf, gelijk aan de lestijden van Ravenstein. De peuterspeelzaal is gratis, anders brengen de ouders de kinderen niet. Dat geldt ook voor de verlengde schooldag-activiteiten.
Ravenstein staat in een probleemwijk. Drugverslaving, gokverslaving, huiselijk geweld en seksueel misbruik zijn aan de orde van de dag. Veel gezinnen hebben grote schulden, de werkloosheid is hoog. Ravenstein is een zwarte school met 21 verschillende nationaliteiten. Er is een groot verloop onder de leerlingen. Gezinnen verhuizen regelmatig om de deurwaarder en de schuldeisers te ontvluchten. Of omdat de jeugdhulpverlening of de politie ze op de hielen zit. Rondom de school worden vrijwel alle flats en woningen gesloopt.
“Alle kinderen die hier binnenkomen hebben een achterstand”, zegt directeur Yvonne van Dijk. “Daar wilden we als school iets aan doen.” De school is bij de ouders begonnen. “Communicatie over het kind is enorm belangrijk om iets te bereiken.” De moeders kunnen daarom Nederlandse taallessen volgen op school. Vervolgens heeft de school de opvoedingsproblematiek met jeugdzorg besproken en ze besloten bij de moeders van de jongste kinderen te beginnen. Van Dijk: “We zeggen tegen ze dat het verplicht is een cursus opvoedingsondersteuning te volgen. In het belang van hun kind.” De cursus is aangepast aan de doelgroep van de school. Thema’s die bij het Piramideproject (van peuter tot groep 3) aan de orde zijn, worden tevens in de oudercursus behandeld. Ook binnen de NT2-cursus wordt constant de link gelegd naar school. Er wordt gesproken over hoe kinderen leren lezen, een kijkje genomen in de klas en er vindt een nabespreking met de moeders plaats. “Het levert een grotere betrokkenheid bij de school op”, zegt Van Dijk. “De moeders weten wat er op school gebeurt en kunnen er thuis een rol in spelen. En de communicatie komt veel beter op gang.”

Laagdrempelig
Minister Van der Hoeven pleit in haar plan over opvang van risicoleerlingen voor nauwere samenwerking tussen onderwijs en jeugdvoorzieningen. ‘Het aanbod van zorg in en om de school vertoont nog onvoldoende samenhang’, constateert ze. ‘Aansluitend op een goede interne leerlingbegeleiding moet de school met zekerheid een beroep kunnen doen op andere voorzieningen voor de jeugd.’ Het Landelijk centrum onderwijs en jeugdzorg in Utrecht signaleert dat van structurele samenwerking tussen onderwijs en bureau jeugdzorg nog maar nauwelijks sprake is. ‘Het gevolg is dat het netwerk rond de scholen bij psychosociale problematiek niet sluitend is’, staat op de website. ‘Basisscholen weten de bureaus jeugdzorg maar moeilijk te vinden.’
Het is Ravenstein wel gelukt een zorgnetwerk op te bouwen rond de school. Met jeugdzorg, het opvoedbureau, advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK), ggd, politie en justitie. En dat levert veel op. “De lijnen zijn heel kort”, zegt intern begeleider Van der Kolk. “Het netwerk wordt geactiveerd op het moment dat je er een probleem in gooit. Het is zeer laagdrempelig. Ik heb iedereen duidelijk weten te maken dat het hier ernstig is op school.” Als het nodig is komen de verschillende disciplines snel bij elkaar.
De school kwam in het verleden nauwelijks binnen bij allerlei instanties. “Ik begon er al snel over dat maatschappelijk werk binnen de school hard nodig was. De druk voor de leerkrachten was veel te groot. Te veel psychosociale problematiek onder de leerlingen en te veel drempels om aan te kloppen bij schoolmaatschappelijk werk of kindermishandeling. En de instelling van de leerkrachten was: ik meld dit kind niet bij de hulpverlening, want straks heb ik een kleerkast met rollende spierbundels achter me aan.” Nu ontglipt volgens Van der Kolk geen probleem de school meer. “In het belang van het kind moet er iets op gang komen, dat is de instelling nu. En de ouders kunnen soms de pot op. En iederéén praat nu over de problematiek, er wordt niet meer over gezwegen.”

Sneeuwwitje
De nood is erg hoog bij sommige kinderen en dat komen de leerkrachten dagelijks tegen. Als er in groep 1 het woord ‘beschermen’ wordt behandeld, vertelt een vierjarig meisje: ‘ik bescherm mijn zus tegen mijn vader’. ‘Papa slaat mama met een stoel’, schrijft een leerling op als ze een zin moet maken met het woord ‘stoel’. Als ze met elkaar naar de film Sneeuwwitje zitten te kijken, zegt een kleuter tijdens de romantische scène dat de prins Sneeuwwitje wakker kust: ‘en nu gaan ze neuken’.
“Sommige kinderen zitten vol met problemen”, zegt directeur Van Dijk, “Ze kunnen zich absoluut niet concentreren. We zien aan hun handschrift dat ze in de knel zitten.” Er is een leerling van wie de vader in de gevangenis zit en de moeder iedere keer weer zegt: volgende week komt je vader. “Het lezen van dit kind gaat razendsnel naar beneden. We moeten met die moeder praten.”
De school werkt met het programma alternatieve denkstrategieën (PAD). Daarbij horen emotiekaartjes die de kinderen vanaf groep 3 elke ochtend in een houder op hun tafel zetten. Vaak is er te lezen: boos, verdrietig of privé. Het kaartje privé geeft aan dat er iets is, maar dat de leerling er niet over wil praten. Van Dijk: “Sommige kinderen hebben hier wekelijks een gesprek met een begeleider, zodat ze hun verhaal kwijt kunnen. Voor het kind is het een opluchting te kunnen praten.” Overal in de school hangen foto’s van Van der Kolk en de andere contactpersoon met daaronder de tekst: Als je echt een probleem hebt, praat dan met onze contactpersonen. En daarnaast het nummer van de kindertelefoon.

Lef
Als Paul van der Kolk ziet dat er iets niet goed gaat met een leerling, neemt hij de eerste stappen zelf. “Naar de hulpverlening en naar huis. Ik overleg altijd eerst met de hulpverlening wat het beste is. Dat levert veel op en ik kom vaak verder. Het vraagt wel veel tijd, geduld en lef. Vaders krijg je aan het huilen. Als je de vinger op de zere plek legt, gaan ze zich pas afvragen: is dat erg voor mijn kind? Ze willen uiteindelijk allemaal het beste voor hun kind.” Van Dijk: “Ouders zijn soms helemaal de draad kwijt door hun eigen moeilijkheden. Ze hebben geen besef wat voor puinhoop ze aanrichten door de problemen waar ze zelf mee kampen.” Van der Kolk: “Ze weten niet meer wat gewoon is en wat niet gewoon is. Ze kunnen zich vaak niet losmaken van het patroon dat ze zelf in hun jeugd hebben meegemaakt.”
Beiden benadrukken dat het van belang is altijd respectvol met de ouders te blijven praten. Van Dijk: “Je moet eerlijk naar ze zijn. We gaan naar ze toe met de boodschap: We maken ons zorgen over je kind. Hij is niet goed gekleed en hij ruikt niet goed. Wat we bereiken is dat gezinnen stapje voor stapje met ons meegaan.”
“Het zorgnetwerk is de afgelopen jaren cruciaal geweest”, zegt Van der Kolk. “Daarom heb ik heel veel durven aanpakken. Je haalt je veel op de hals, dat kan niet zonder dat netwerk. Altijd moet ik eerst peilen: wat is de eerste stap die ik zet. Ik heb nog niets laten liggen, ook al was het spannend.
Als ik vind dat ik melding moet maken van kindermishandeling en ik vertrouw het niet helemaal, bel ik de jeugdcoördinator van de politie. Als die tegen mij zegt: niet aan beginnen, die man is vuurwapengevaarlijk, ga ik niet. Dan gaat de politie naar AMK, ben ik de informant van de politie en blijf anoniem. Maar dan gaat er wel iemand anders naar het gezin om het probleem aan te kaarten.”
Als een leerling de school verlaat, wat nogal eens gebeurt op Ravenstein, trekt de intern begeleider het kind altijd na. “Ik heb de zorg voor dat kind gehad en ik ga daar weer achteraan. Ik wil zeker weten dat afspraken worden nagekomen en dat het kind op een andere school niet weer opnieuw in dezelfde problemen komt.”

Puinruimen
Ravenstein heeft nieuwe plannen voor de toekomst. Van der Kolk: “Ik wil nu van puinruimen richting preventie. De kinderen die hier binnenkomen hebben een steeds zwaardere problematiek. Het wemelt hier van de risicokinderen en leerkrachten zitten met heel veel vragen.”
De school wil meer samenwerken met het speciaal basisonderwijs. “We willen twee observatiegroepen starten voor jonge kinderen met complexe problemen. Deze kinderen gaan anders naar een medisch kinderdagverblijf. Maar wij willen proberen ze in de wijk te houden.” Ook wil Van der Kolk de psychosociale problemen aanpakken door ouder en kind samen te spreken. “Leerkrachten moeten hier ook bij betrokken zijn. De leerkracht staat vrij veel buitenspel. Het gedrag van de leerkracht is zeer van belang hoe het kind zich ontwikkelt.”
De school werkt samen met twee andere scholen in de wijk. Van der Kolk gaat daar volgend jaar een aantal uren aan de slag om het zorgnetwerk op poten te zetten. Over een paar jaar gaan ze met elkaar en het speciaal basisonderwijs op in een brede school, met plek voor alle instanties van het zorgnetwerk in de school. “Eigenlijk zijn we al heel lang een brede school, maar dan zonder stenen”, merkt Van der Kolk op.
De grote zorg van Ravenstein is dat volgend jaar de geldstroom voor het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid en het onderwijskansenbeleid stopt. Directeur Van Dijk: “Als we de menskracht ontberen, dan groeit het ons boven het hoofd.” Het beleid van ministerie, ‘een projectje zus en een projectje zo’, zet volgens haar niet veel zoden aan de dijk. “Daar moet je integrale projecten van maken. Niet alleen voor onderwijs, maar ook voor ouders.”

Meer informatie over samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg op www.onderwijsjeugdzorg.nl

De wet op de Jeugdzorg, die op 1 januari in werking treedt, moet de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg verbeteren. Er komen bureaus jeugdzorg die dé toegang zijn voor jeugdigen, ouders en verwijzers als het gaat om opgroei- en opvoedingsproblematiek. Bureau jeugdzorg, waarin ook de Riagg voor de jeugd is ondergebracht, heeft als taken informatie en advies geven, consultatie en deskundigheidsbevordering en vroegtijdige signalering van problemen en risico’s. Het bureau moet vooral ook samenwerken met het onderwijs. Vanaf 2005 moet ieder half jaar gerapporteerd worden hoe het staat met de jeugdzorg.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.