• blad nr 8
  • 17-4-2004
  • auteur D. van 't Erve 
  • Redactioneel

Vmbo-leerlingen bezoeken concentratiekamp Ravensbrück 

“Haat ontstaat waar pesten begint”

Eind maart vertrokken zo’n veertig leerlingen van acht vmbo-vestigingen van het aoc Clusiuscollege uit Noord-Holland naar vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück in Duitsland. Samen met leraren en leerlingen van een Duitse school sliepen ze in de voormalige officierswoningen in het kamp, die nu als jeugdherberg dienst doen. Het Clusiuscollege wil op deze manier zijn steentje bijdragen om racistisch geweld een halt toe te roepen. Niet door het zoveelste verhaal over de Tweede Wereldoorlog te vertellen, maar door de oorlog als beginpunt te nemen. Door het vertellen van haar eigen ervaringen hoopt Stien Spier, overlevende van kamp Ravensbrück, leerlingen bewust te maken waar vreemdelingenhaat toe kan leiden. “Omdat niets erop wijst dat het verleden zich niet zal kunnen herhalen.”

Tekst Daniëlla van ’t Erve Beeld Joost Grol

“Eindelijk gaan we iets doen”, verzucht Suzanne Mol (16) ’s ochtends, “het is hier vet saai.” De leerlingen, tweede- en derdeklassers, en leraren van acht vmbo-scholen van het aoc Clusiuscollege uit Noord-Holland hebben al een hele dag in de bus achter de rug. Na het eten ’s avonds stonden er geen activiteiten op het programma en zichzelf vermaken is blijkbaar voor deze leerlingen erg moeilijk. “Ik heb wel goed geslapen, hoor”, zegt Kim Frantsen, aanhanger van Eminem, zo blijkt uit de tekst achter op haar wijde broek. Twee oranje extensions vallen flink op in haar lange blonde haar. “Maakt me niks uit dat we slapen in de officierswoningen. Ik ging juist allemaal spookverhalen vertellen, maar sommigen konden daar niet tegen”, vertelt ze stoer.
De groep krijgt deze ochtend een rondleiding door het kamp van Stien Spier (86) uit Heerhugowaard. Als verzetsvrouw werd ze opgepakt en in 1944 naar het kamp Ravensbrück in Oost-Duitsland gestuurd. Ze geeft voorlichting op scholen maar gaat ook al jaren mee met havo/vwo-scholen om in het kamp haar ervaringen te vertellen. Vorig jaar is daar de samenwerking met het aoc Clusiuscollege en het Duitse Bertolt Brechtgymnasium bijgekomen.
De Duitse en Nederlandse leerlingen verzamelen zich rond een grote maquette van het kamp. Stien Spier wijst met een stok de barakken aan. “Kijk, veel barakken zaten onder de grond omdat we werkten aan oorlogsmaterialen die voor de tegenstander geheim moesten blijven. En op dit plein moesten we naakt hardlopen voor de SS’ers. Dat was heel vernederend. Ik kwam er half september, toen was het echt al heel koud. Je was geen mens meer, we werden behandeld als een beest, je telde helemaal niet meer mee.”
“En daar waren de experimentenblokken”, vervolgt Spier vlug. “Een deel van de vrouwen werd gebruikt om mee te experimenteren. Ze werden bijvoorbeeld zonder verdoving opengesneden om te kijken wat er dan gebeurt. Er was een tweeling in het kamp, waarvan er een bij ons mocht en de ander voor experimenten werd gebruikt. Zij kreeg een injectie in haar hoofd en is krankzinnig geworden.” Er valt een diepe stilte als Spier ophoudt met praten. Als de groep even later voor foto’s staat waarop de gevolgen van de experimenten te zien zijn, verzucht een leerlinge: “Jezus, die lui sporen echt niet, hoor. Dit verzin je toch niet.”

Vriendschap
Van de 132.000 vrouwen kwamen er ruim 90.000 om. Spier: “Zo’n negen maanden kon je overleven, ziek betekende dood. Dat was in de ogen van de SS’ers absoluut niet erg, er was aanvoer van nieuwe vrouwen genoeg.” Spier werd op transport gesteld naar kamp Reichenbach, waar ze werkte voor Telefunken. “Ik had geluk gehad omdat ik in kamp Vught al voor Philips had gewerkt en dus wat ervaring had in het maken van radio’s. In dat kamp was het ook slecht, maar anders dan in Ravensbrück.”
Voor een schilderij waarop is afgebeeld hoe heel magere vrouwen met z’n drieën een bedje delen, zegt Spier resoluut: “Ik kan niet tegen onrecht. Denk na voor je iets doet. Ik vind dat je met alles vriendschap moet kunnen sluiten, dat is mijn motto en daar zal ik voor strijden, want haat ontstaat waar pesten begint.”
In een stille tocht lopen de leerlingen langs de ‘dodenmuur’ waar alle overledenen herdacht worden. Met grote letters staan er de namen van alle landen waarvan vrouwen in het kamp hebben gezeten. De Duitse Sebastian Richter en de Nederlandse Maor Donker lopen voorop, terwijl ze samen een bloemstuk met witte rozen vasthouden. Dat leggen ze neer bij het gedeelte van de muur met de letters Niederlande. Vervolgens verzamelen de leerlingen zich bij het meer waarin vroeger de as van de vrouwen werd uitgestrooid. Samantha Servaas leest een gedicht voor, daarna doet Annemarie Müller dat met de Duitse versie.

‘O, Ravensbrück, o helse plaats
Veel tranen zijn er hier vergoten
Door al die vrouwen zonder recht
Van alles uitgesloten’

Na een minuut stilte gooien alle leerlingen een roos in het water. Gepraat wordt er nog weinig. Veel leerlingen kijken de rozen na die langzaam wegdrijven van de kant. In het crematorium steken ze vervolgens kaarsjes aan, die ze in en rondom de ovens neerzetten. Suzanne Mol is er erg van onder de indruk. “Dat we nu teruglopen over de weg die de vrouwen zelf hebben gelegd, dat is heel vreemd. Gisteren liepen we hier nog heel vrolijk overheen, dan sta je er helemaal niet bij stil.” Hannie Ellenbroek (15) vond vooral de dodengang indrukwekkend. In het steegje werden vrouwen bijeengedreven om vervolgens geëxecuteerd te worden. “Voorheen dacht je bij de verhalen ‘het zal wel’, nu kun je je er iets meer bij voorstellen.” De meiden hebben veel bewondering voor Stien Spier. Hannie: “Ze heeft zelf in het kamp gezeten en dat heeft toch veel verdriet opgeleverd. Het is echt heel knap dat ze er zo goed over kan vertellen. Dat maakt ook meer indruk dan dat een leraar er iets over zegt.”
Ze denken dat ze door deze reis ook andere leerlingen kunnen overtuigen dat racisme verkeerd is. Suzanne: “Ik ben vroeger zelf gepest en ik weet dus hoe dat voelt. Pesten is zoiets stoms, hier zie je waar dat toe kan leiden.” “We kunnen nu foto’s laten zien, dat maakt wel indruk op de rest”, denkt Hannie. “Ik heb geleerd dat de mensen vroeger op een verkeerde manier met elkaar omgingen. Nu is dat heel anders. Kijk maar naar deze groep, iedereen gaat gewoon met elkaar om, dat is heel leuk.”

Honger
“Ik heb honger, maar het eten is hier zo vies”, zeurt een leerling, nog geen tien minuten terug uit het kamp. Er wordt niets van gezegd. Dat leerlingen geen verbinding leggen tussen honger en concentratiekamp, vindt lerares Sacco Kwint van de vestiging in Grootebroek, niet zo heel erg. “Ze kunnen er niet altijd bij stilstaan. Deze leerlingen zeggen meteen wat ze op hun hart hebben, daar moet ook ruimte voor zijn. Als het kussen niet zo fijn slaapt als thuis, mogen ze dat best zeggen. Dan zijn ze dat kwijt.”
Wat ze wel storend vindt is dat er leerlingen zijn die het kamp niet zo erg vinden als ze hadden gedacht. Ze is dan ook vastbesloten om in haar lessen Nederlands aandacht aan het onderwerp te blijven besteden. “Dat is ook nodig, omdat er geen garantie is dat zoiets niet weer kan gebeuren. Sterker nog, als je kijkt naar Irak of Afghanistan, daar gebeuren de meest vreselijke dingen en ook in Nederland neemt de vreemdelingenhaat toe. Er zijn jongeren, ook bij ons op school, die met Lonsdale-kleding lopen en extreem-rechts aanhangen. Ze vragen vervolgens wel aan mij hoe je Ku-Klux-Klan spelt, en negers worden niet getolereerd, maar van onze allochtone leraar moet iedereen afblijven. Ze weten dus niet waar ze mee bezig zijn. Ik blijf proberen de jongeren er bewust van te maken waar die opvattingen toe kunnen leiden. Vanaf het begin van de oorlog in Irak knip ik bijvoorbeeld foto’s uit, die ik ophang in de klas. Foto’s zeggen deze leerlingen meer dan teksten en ik merk dat het helpt omdat ze vragen stellen. Dit project heeft wel degelijk zin, omdat het een steentje bijdraagt aan het bewustwordingsproces.”
Het aantal allochtone leerlingen op het Clusius is gering, het project telt er geen. “Maar dit project zal ook goed kunnen draaien op scholen waar wel veel allochtonen zitten”, denkt Polly Weber, centrale coördinator internationale contacten van het Clusiuscollege. “Bovendien hebben de ‘blanke’ leerlingen ook zo hun vooroordelen over joden of Marokkanen. Waar het om gaat is dat de leerlingen een authentieke ervaring opdoen, die ze kunnen doorvertellen aan andere leerlingen. In eigen taal wordt dan verteld hoe gevaarlijk racisme is.”
Alleen leerlingen die van tevoren een goede motivatie hebben geschreven, mochten mee. Raddraaiers zitten er dus niet bij. Lerares Sacco Kwint: “Ik weet niet of het veel zin heeft om die leerlingen mee te nemen. Misschien de volgende keer een paar, maar een hele bus vol zal te vermoeiend zijn. Het gaat ook zo tegen mijn gevoel in, als ze in het kamp provocerende opmerkingen maken of dingen doen als hakenkruisen tekenen. Ik denk niet dat ik daar goed mee om kan gaan.”
Volgens leerling Samantha Servaas heeft het weinig zin. “Ze staan er niet open voor, dus dan bereik je ze ook niet. Ook bij sommige leerlingen van mijn school zal wat ik ze straks vertel, het ene oor ingaan en het andere uit. Sommigen zijn nog zo kinderachtig, die zijn alleen maar geïnteresseerd in uitgaan en kleding. Wat ik hier allemaal gezien en gehoord heb, heeft me echt aan het denken gezet. Het heeft zeker zin om dat te vertellen voor degenen die het willen horen.”

Rode wangen
Samantha vindt het een goed project omdat er ook Duitse leerlingen mee zijn. “In deze groep zie je dat iedereen gelijk is. School, geloof of land maken allemaal niets uit. Net als dat het niks uitmaakt of je bijvoorbeeld al twee dagen in dezelfde kleding loopt, krullen hebt of skater bent. Het contact met de Duitsers verliep in het begin wel moeilijk, maar nu gaat het heel goed. Ik kan al vrij goed Duits, omdat de familie van mijn moeders kant net over de grens in Duitsland woont. Dat maakt het wel makkelijker.”
De taal is een drempel, vindt Susanne Thiel (16) van het Bertolt Brechtgymnasium in Schwarzenberg. De leerlingen gaan mee naar Nederland en slapen twee nachten bij Nederlandse leerlingen. “Misschien is het beter als de Duitse leerlingen meteen bij de Nederlandse op de kamers ingedeeld worden. Maar het is heel goed dat we op deze manier contact kunnen leggen. Het dwingt ons om met ze te praten en we kunnen zien hoe zij leven. Zo kunnen ze merken dat wij niks tegen ze hebben en andersom. Dit project is nodig omdat je met eigen ogen kunt zien hoe het leven in een concentratiekamp was. Het is heel moeilijk voor te stellen dat mensen elkaar zulke dingen kunnen aandoen.”
De impact is erg groot, merkt Kornelia Förster, docent Engels in Schwarzenberg. “Een groot deel van de geschiedenislessen besteden we aan de oorlog, zodat de leerlingen bewust worden van de gevolgen van een Hitler aan de macht. Toch kunnen leerlingen doordat mevrouw Spier als overlevende haar verhaal vertelt, zich beter voorstellen hoe het echt was. Ook al is het een hele tijd geleden, als je kijkt wat er in de wereld gebeurt, blijft het bezoek aan concentratiekampen nodig.”
De leerlingen moeten als ze terug zijn in Nederland allemaal een presentatie houden. Samantha en haar groepje doen dat over het geweld in concentratiekampen. Stien Spier wil daar best nog wat over vertellen, en al gauw zitten op haar kamer vijf meiden met rode wangen de gevoeligste vragen te stellen. “Ik ben hier niet gekomen om te zwijgen, hoor, dus stel je vragen maar gerust”, zegt Spier als ze ziet dat Samantha er moeite mee heeft. “Is het niet raar om hier weer te zijn? Wat voor soort straf kwam er in het kamp voor, werd u wel eens geslagen en waarom dan? Heeft u ook een trauma opgelopen? Werd u wel eens bedreigd, bijvoorbeeld dat je met een soldaat naar bed moest als je iets niet deed?” Stien Spier knikt af en toe vriendelijk en slikt een paar keer flink om alle vragen te beantwoorden. “Verkrachtingen kwamen in dit kamp bij mijn weten niet voor”, zegt ze zonder er omheen te draaien. “En het is niet raar om hier te zijn, trauma’s heb ik er niet van. Er zijn wel dingen die je nooit vergeet. Zoals de 566 mensen die in koelen bloede werden doodgeschoten. En tijdens de dodenmars, weg uit het kamp, bleven twee vrouwen achter aan de kant van de weg omdat ze niet verder konden. Een ervan was mijn vriendin. Ze vroeg of ik haar moeder wilde vertellen wat er met haar gebeurd was. Ik zei: ‘Lientje kom op, we redden het wel’, maar ze kon niet meer. Dat zijn dingen die je je leven lang met je meedraagt. In het begin kon ik er niet van slapen, maar daar moet je doorheen. Het heeft mij heel goed gedaan om met jongeren te gaan werken. Van het geven van voorlichting krijg je weer spirit. Toen ik uit het concentratiekamp thuiskwam bij mijn moeder, vloog mijn jongste zoon van vijf jaar mij in de armen en vroeg: Mama, ga je nou nooit meer weg? Nee, zei ik, en ik ga ervoor zorgen dat dit nooit meer gebeurt. Daar ben ik nu dus nog steeds mee bezig.”

Meer informatie over het kamp is te vinden op de site van het comité Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück, www.ravensbruck.nl

Emotioneel

De dag voor vertrek brak hij tijdens een zeilwedstrijd zijn arm, maar Mike Anneveldt (15) van het aoc Clusiuscollege in Hoorn, wilde toch per se mee. “Ik ben echt blij dat ik hier ben. Het was een droom van me om naar een concentratiekamp te gaan.” De oorlog heeft namelijk een enorme aantrekkingskracht op hem. “Mijn opa zat in het verzet, zijn verhalen vond ik al heel boeiend. Het is allemaal pas echt begonnen toen ik bij de kleinzoon van Miep Gies, die Anne Frank heeft geholpen, op school zat. Op een gegeven moment heb ik alle moed verzameld en ben naar haar toe gegaan. Zij was heel aardig en nu heb ik nog steeds contact met haar. We hebben films bekeken en ik kreeg boeken van haar over de Tweede Wereldoorlog.”
Inmiddels heeft hij heel veel spullen uit de oorlog verzameld, zoals persoonsbewijzen en een heus uniform, en struint hij rommelmarkten en het internet af voor nog meer dingen.
Het verblijf in Ravensbrück noemt hij indrukwekkend. “Het moment dat we rozen in het water legden, vond ik het mooist. Maar ik heb ook alleen met mevrouw Spier rondgelopen over het kamp, dat was best emotioneel. We hebben veel lol met de Duitsers, ’s nachts gaan we naar hun kamer en ik vind het leuk om Duits te praten.”
Mike is ervan overtuigd dat dit project zin heeft. “Nog steeds worden er mensen gediscrimineerd. Soms word je uitgescholden, hoor je ‘vieze jood’ achter je rug. Daar moet je iets tegen doen.”

Kamp Ravensbrück

‘Vrouwenhel’ noemden de Fransen het kamp Ravensbrück, dat zo’n tachtig kilometer ten noorden van Berlijn ligt. Naar schatting 132.000 vrouwen hebben er gevangen gezeten, het was het grootste vrouwenconcentratiekamp op Duits grondgebied. Zeker 90.000 van hen vonden er de dood. Duizenden werden direct vermoord (in de schietgang of door gifgas), anderen stierven door ondervoeding, het zware werk en gruwelijke ‘medische experimenten’. Eten was er nauwelijks terwijl de gevangenen wel zware arbeid moesten verrichten. Verder werden ze ingezet voor de productie in fabrieken als Siemens en Telefunken.
Ravensbrück was een internationaal kamp. De vrouwen kwamen uit Polen, de Sovjet-Unie en Oostenrijk, vanuit alle bezette gebieden en vanuit Duitsland zelf. Er zaten in totaal rond de negenhonderd Nederlandse vrouwen gevangen. Er waren veel vrouwen uit het verzet, jodinnen, Sinti- en Roma-zigeunerinnen. (bron: www.ravensbruck.nl)

Antisemitisme op school

De stichting Vredeseducatie in Utrecht deed kwalitatief onderzoek naar antisemitisme op scholen. Door gesprekken met docenten en leerlingen probeerden de onderzoekers te achterhalen wat er precies in gemengde klassen gebeurt, als de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging worden behandeld.
Een van de onderzoekers, Jan Durk Tuinier, denkt dat veel van de pedagogische kwaliteiten van docenten afhangt: “Veel islamitische leerlingen verwarren de jodenvervolging met de politiek van de staat Israël. Dat is niet direct kwaadaardig antisemitisme, maar de ene docent kan dat beter aan dan de andere. Ik vind zelf dat je in een onderwijsproces de discussie aan moet durven, ook als een leerling roept dat Sharon vergelijkbaar is met Hitler. Dan kun je zeggen dat je het daar niet mee eens bent, maar een leerling moet dan wel beargumenteren hoe hij aan zo’n uitspraak komt.” Tuinier beseft dat het niet iedere docent gegeven is om dergelijke heftige discussies te leiden. “Aan de andere kant is het wel zo dat naarmate het conflict in het Midden-Oosten toeneemt, na 11 september en andere aanslagen, de grote steden van Europa steeds meer te maken krijgen met die discussie. Je kunt het ook zien als een uitdaging om er in de klas wel over te praten.” Volgens Tuinier blijft het overigens niet beperkt tot grote steden. “Ik woon zelf in Ede, daar is een grote Turkse gemeenschap, dus dezelfde discussie speelt hier ook, daarvoor hoef je niet naar het Kanaleneiland in Utrecht.”
Het onderzoek plus tips voor docenten zijn te vinden op website www.vredeseducatie.nl.
De stichting heeft net een nieuwe tentoonstelling De Vredesfabriek samengesteld. Tuinier: “Daarin wordt WO II verbonden met actuele vraagstukken zoals de kwestie van de Palestijnen.”
De Anne Frankstichting heeft vorig jaar met zo’n veertig docenten een seminar gehouden over antisemitisme op scholen. Medewerkster Karen Polak: “Veel docenten zijn wat angstig om over de jodenvervolging te praten omdat ze schrikken van de uitlatingen van sommige leerlingen. Vooral vmbo-leerlingen kunnen heel hard zijn. Toch vinden wij dat ze de confrontatie aan moeten gaan en wij proberen daarbij te helpen met materiaal en gastsprekers. Wij hebben bijvoorbeeld een paar keer een kampoverlevende laten spreken op een school met veel islamitische leerlingen. Voor veel docenten, die bang waren voor de reacties, is dat een eye-opener geweest. We zijn bezig met het maken van lesmateriaal op vmbo-niveau, films als Schindler’s List zijn voor hen eigenlijk te moeilijk.” Polak denkt dat veel publiciteit over antisemitisme op scholen nogal ongenuanceerd was, maar volgens haar heeft het wel gewerkt: “Er is nu veel meer aandacht voor bij de docententeams.” De Anne Frankstichting gaat onderzoeken welke omvang jodenhaat op scholen heeft. Verder wordt er gewerkt aan een trainingsaanbod voor docententeams.
Meer over dit onderwerp is te vinden op website www.annefrank.nl

‘De Marokkanen’

Daan de Leeuw, leraar geschiedenis op het Novacollege Slinge te Rotterdam, behandelt de holocaust expres uitgebreid. “Ik besteed er wel twee of drie lesuren aan. En we kijken ook naar delen van de film Schindler’s List.” Ook de situatie in Israël komt in zijn lessen aan de orde. Dan vertelt hij bijvoorbeeld dat het niet ‘de joden’ zijn die daar een muur bouwen, maar de staat Israël. Als leerlingen ongenuanceerde opmerkingen maken, gaat De Leeuw daar altijd op in. “Ik neem af en toe ook wel eens iemand apart. Dan vraag ik: Stel dat een Marokkaan morgen in Amsterdam drie mensen doodschiet en dat de media dan ‘de Marokkanen’ de schuld geven. Voel je je dan aangesproken? Ja dus. Maar jij hebt het toch niet gedaan? Nee, maar ze hebben het over ‘de Marokkanen’. Nou, als jij het over ‘de joden’ hebt, doe je dus precies hetzelfde. Dan past het in hun belevingswereld, dan zien leerlingen dat je dat niet kunt zeggen.”
Wim van Leeuwen, leraar geschiedenis aan het Hervormd lyceum West in Amsterdam: “We behandelen hier allemaal de holocaust en dat levert geen enkel probleem op. Van vmbo tot vwo, van onder- tot bovenbouw is het een doodnormaal onderwerp. Ook de toestand in het Midden-Oosten behandelen we in de les en we hebben aardig wat leerlingen met een Arabische achtergrond, dus dat levert vaak discussies op. Maar discussies zijn onderdeel van het vak en dat is dus prima.”

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.