- blad nr 6
- 20-3-2004
- auteur . Overige
- Redactioneel
De waarde van een leraar
Kennis is het belangrijkste product dat onderwijzend Nederland aan gebruikers te bieden heeft. Kennis is daarmee ook het belangrijkste kenmerk waaraan de zwaarte van het werk wordt afgemeten. In Nederland geldt nog steeds dat hoe hoger het kennisniveau, hoe zwaarder de functies en de status en bijgevolg hoe hoger de beloning.
De onderwijssectoren zijn van oudsher onderverdeeld naar de inhoud van de te onderwijzen kennis; vanaf het primair onderwijs tot en met de universiteit zijn kennis en het daaraan gekoppelde opleidingsniveau allesbepalend voor de status- en het beloningsniveau van de onderwijsgevende functies. De beloning is daarmee de spiegel van hoe men tegen het niveau van het onderwijs aankijkt en welke status daaraan is verbonden.
Een hoogleraar wordt beter betaald dan de docent voor de klas in het primair onderwijs. Deze status- en beloningsverhoudingen zijn geaccepteerd en worden stilzwijgend voor waar aangenomen. Af en toe is een eruptie van ontevredenheid over lonen en salarissen. Toch heerst er voornamelijk rust aan dit arbeidsvoorwaardenfront.
Deze rust is slechts schijn. De gevolgen van dit arbeidsvoorwaardenbeleid uiten zich op een andere manier. In het primair onderwijs is sinds jaar en dag een tekort aan directeuren en met name in de grote steden zijn vacatures voor onderwijsgevende functies moeilijk in te vullen. Hiertegenover blijkt het invullen van vacatures voor directeuren voor het hoger onderwijs en in mindere mate voor specifieke vakken in het voortgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs een minder groot probleem te zijn.
De wezensvraag is natuurlijk of het terecht is dat er een verschil wordt gemaakt in het niveau van kennis en of het terecht is dat het veronderstelde verschil wordt vertaald in een verschil in beloning, status en functieniveau.
Kennis zou niet meer het enige item mogen zijn dat onderwijsvormen en -niveaus onderscheidt. De samenleving en daarmee ook het onderwijs is veranderd. Onderwijs is steeds meer onderwerp van onderzoek geworden waarbij niet alleen de vakinhoudelijke onderwerpen worden onderzocht, maar ook het lijdende voorwerp, namelijk de leerlingen en de wijze waarop het onderwijs wordt ondergaan. De leerling, het leeftijdseigen gedrag in relatie met algemene maatschappelijke ontwikkelingen bepalen mede de inhoud en de wijze van het ‘leren’ in het onderwijs. Tevens is vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines, zoals pedagogiek en psychologie, het denken over en de invloed van het onderwijs op een hoger niveau gebracht.
Onderwijs wordt niet alleen meer gezien als een plaats van kennisoverdracht, maar ook een plaats waar een mens zich –onder begeleiding van onderwijsgevenden - op alle fronten kan ontwikkelen. Tevens is de samenleving op meer niveaus veranderd; de technologische mogelijkheden, de toegenomen hoeveelheid informatie, de multiculturele samenstelling van scholen. De leerling van de hoogste groepen in het primair onderwijs en verder het gehele voortgezet onderwijs is geen lijdend voorwerp meer, maar staat actief in de samenleving en toetst de in het onderwijs opgedane kennis aan zijn eigen kennis en ervaring opgedaan in de maatschappij en vice versa. De rol van docent, vooral die in het primair en voortgezet onderwijs, is hierdoor veranderd en meer geëvolueerd dan bijvoorbeeld die van een docent op de universiteit of hogeschool omdat zij relatief meer met genoemde veranderingen worden geconfronteerd. Naast kennisoverdracht zijn ook groepsprocessen, individuele kennis- en gedragsontwikkeling van leerlingen, didactische vaardigheden, methoden en technieken, observeren en signaleren onderdeel van de functie van docent in het primair en voortgezet onderwijs geworden.
Een docent op de hogeschool en universiteit vertegenwoordigt vooral een hoeveelheid specifieke kennis en wordt daar primair op afgerekend. De functie wordt minder afgemeten op didactiek, effecten van onderwijskundige methoden en technieken op het leervermogen van studenten. Dit gebeurt in specifieke gevallen natuurlijk wel, maar wordt feitelijk minder meegewogen.
Hartje
Studenten op hogescholen en universiteiten maken op basis van een kritische beoordeling zelfstandig keuzes in de (onderwijs)pakketten. Daarbij wordt impliciet een keuze gemaakt voor de docenten die deze pakketten verzorgen. Een leerling in het primair onderwijs heeft deze keuzemogelijkheid niet en/of kan dit nog niet geheel beoordelen vanwege het ontbreken van een adequaat referentiekader. De impact van het handelen van een docent in het primair en voortgezet onderwijs is per definitie dus groter dan die van het hoger en universitair onderwijs.
Om een metafoor naar voren te brengen. Het bekende hartje in de bast van een jonge boom, blijkt na jaren een enorm hart te zijn geworden. Anders gezegd; in het primair onderwijs worden leerlingen voor de rest van hun leven gevormd en de activiteiten aldaar of in negatieve zin het nalaten van bepaalde onderwijskundige en didactische activiteiten heeft relatief een grotere impact dan de activiteiten van een hogeschool of universitair docent.
Docenten in het primair en voortgezet onderwijs hebben voor hetgeen zij staan en willen bereiken een belangrijke, weliswaar indirecte invloed op macro-economische niveau. Door onderwijs op een brede wijze invulling te geven, staan zij aan de basis van de kenniseconomie en dragen zij bij aan een goede concurrentiepositie van Nederland in de wereld.
De andere rol van de docent heeft nog niet geleid tot een wezenlijk andere kijk op de functie voor wat betreft status en bijpassende beloning of zwaarte in functiewaarderingstermen. Sterker, in het recent voor een aantal onderwijssoorten gekozen functiewaarderingssysteem (fuwasys), is het verschil van zwaarte- en beloningsverschil tussen de onderwijsvormen juist vergroot. Daardoor wordt feitelijk bevestigd dat in het onderwijs ‘kennis’ nog steeds dominant is voor de bepaling van zwaarte van de functie.
Een meer passend functiewaarderingssysteem óf een op onderdelen fundamenteel aangepast fuwa vo en fuwasys po zouden daarbij stappen zijn voor de erkenning van de functie van docent in het primair en voortgezet onderwijs, maar ook een erkenning dat deze onderwijssoorten het fundament leggen voor Nederland, kennisland.