- blad nr 6
- 20-3-2004
- auteur T. Snel
- Redactioneel
Wildgroei in portfolio’s
Kunstenaars en architecten maken al lang gebruik van portfolio’s. Met een map onder hun arm, waarin exemplaren van hun eigen werk te zien zijn, stappen ze bij potentiële opdrachtgevers binnen. Voor hen is dat vaak de enige manier om inzicht te geven in de kwaliteit van hun werk.
In het portfolio van studenten zit eigen werk, maar ook evaluaties door anderen, beschrijvingen van activiteiten en evaluaties en analyses van de student zelf. Het portfolio dwingt studenten het leerproces in eigen hand te nemen. De toename van het gebruik van de verzamelmap heeft te maken met onderwijsvernieuwingen. Bij competentiegericht leren, wat steeds meer de tendens is, voldoen cijfers, rapporten en een passieve houding van leerlingen en studenten niet meer.
De postdoctorale lerarenopleiding Ivlos van de Universiteit Utrecht heeft een relatief lange traditie in het werken met portfolio’s. In 1995 startte er een experiment mee met twintig studenten en twee jaar geleden zijn meerdere groepen aan de slag gegaan met elektronische portfolio’s. Gedurende de opleiding wordt het portfolio gebruikt om de ontwikkeling van de student te volgen. Halverwege en aan het eind van de opleiding vormt het een belangrijke bron van informatie voor de beoordeling.
Dat het portfolio wordt gebruikt voor begeleiding én beoordeling, wringt. Vanuit begeleidingsperspectief moet de student in het portfolio zwakkere kanten aangeven, terwijl hij daar ook op wordt afgerekend in de beoordeling. Om te voorkomen dat de studenten een te flatteus beeld van zichzelf geven, zijn ze verplicht bepaalde materialen op te nemen in het portfolio zoals evaluaties door schoolbegeleider en leerlingen. Hoogleraar Fred Korthagen van Ivlos betoogde onlangs in Velon, het tijdschrift voor lerarenopleiders, dat portfolio’s moeilijk te beoordelen zijn. ‘Het beeld dat oprijst uit een portfolio is mogelijk onvoldoende representatief omdat de student onvoldoende in staat is zijn eigen lespraktijk te documenteren.’ Korthagen vraagt zich af of het daardoor bij het beoordelen niet vooral om de verbale bekwaamheid of het meten van creatieve kwaliteiten gaat. ‘Of hun handigheid om opleiders naar de mond te praten. Kunnen we dat soort factoren wel isoleren van een strikte beoordeling van competenties?’
De hoogleraar pleit ervoor portfolio’s meer in te zetten voor het ondersteunen van de professionele ontwikkeling. Hij vindt het ernstig dat in veel opleidingen studenten meer bezig zijn te bewijzen dat ze aan de competenties voldoen dan dat ze gemotiveerd werken aan de eigen ontwikkeling. Korthagen vindt dat de kijk van opleiders op goed leraarschap verbreed moet worden. ‘Het gaat bij het complexe leraarsberoep om veel meer dan alleen competenties. Bij zij-instromers is dat bijvoorbeeld duidelijk: hun persoonlijke missie, hun professionele identiteit en hun kernkwaliteiten verdienen veel aandacht.’
Overzicht
De Cito-groep is twee jaar geleden in opdracht van de Bve-raad gestart met het project Portfoliowereld. Sindsdien is er een scala aan portfolio’s ontwikkeld voor de bve: voor opvoeders, voor NT1 en 2, voor sleutelvaardigheden, voor analfabeten, voor sociale redzaamheid, voor loopbaanoriëntatie en er zijn ook nog taalportfolio’s voor moderne vreemde talen. Zien cursisten en opleiders door de bomen het bos nog? Het loopbaanportfolio is het uitgangspunt. Daarnaast wordt een portfolio ingezet dat past bij het leertraject dat gevolgd wordt. Om het overzicht niet te verliezen hebben veel roc’s inmiddels een instellingsportfolio gemaakt, waarin de diverse portfolio’s weer onderdelen vormen van een groter geheel. Dat zou cursist en opleider duidelijkheid moeten verschaffen.
Een groot deel van de cursisten in de volwasseneneducatie is zeer laag opgeleid. Voor hen is er weer een enigszins aangepast portfolio ontwikkeld. Cursisten komen naar het roc omdat ze bijvoorbeeld beter willen leren schrijven. Wat ze met die schrijfvaardigheid precies willen doen, in welke situaties ze aanlopen tegen een tekort aan vaardigheden of welke vaardigheden een situatie precies vergt, kunnen ze niet analyseren. In educatieportfolio’s wordt daarom gewerkt met een checklist. Daarin staan stellingen als: ik kan een eenvoudig formulier invullen. De cursist kan dan aanstrepen of dit doel is bereikt.
Den Haag werkt aan een gezamenlijk portfolio voor vmbo, mbo en uiteindelijk ook hbo. Met het doel de begeleiding beter af te stemmen en de doorstroom naar de verschillende beroepsopleidingen te bevorderen.
Doos
Nauwelijks zindelijk en dan al een eigen portfolio. Om de overgang van peuterspeelzaal naar de basisschool beter te laten verlopen, werkt peuterspeelzaal het Biggenhok in Nijkerk sinds kort met portfolio’s. Tekeningen en werkstukken worden in een map of doos chronologisch opgeslagen om hun voortgang te analyseren. Ook de peuters kiezen zelf welke werkjes ze in de map doen. Wekelijks houden de leidsters besprekingen met de peuters over het portfolio, om de taal te verbeteren.
Ook in het basisonderwijs zijn portfolio’s in opkomst. Vaak gaat het gepaard met het afschaffen van cijfers en rapporten. Een paar keer per jaar vindt er met de leerling een gesprek plaats, waarin de producten en resultaten worden doorgesproken. De leerkracht zet in een verslag wat aandachtspunten voor de leerling zijn en dat wordt weer in het portfolio gestopt om in een volgend gesprek op terug te komen. Hoe ouder het kind, des te meer eisen er worden gesteld aan wat er in het portfolio moet.
In de bachelor/master-opleidingen is het portfolio ook ingevoerd. Daar loopt het echter niet goed, zo blijkt uit een tussenbalans in februari van de Universitaire commissie bachelor master. Een belangrijke reden is dat de introductie niet optimaal is verlopen, waardoor te weinig studenten en hun begeleiders overtuigd zijn geraakt van het nut van het portfolio. Het heeft ook te maken met technische problemen, waardoor het portfolio vaak moeilijk of helemaal niet toegankelijk is.
Hbo, universiteiten en roc’s sturen steeds meer aan op digitale portfolio’s. In de vorm van een website zetten de studenten hun portfolio op een afgeschermd deel op het net. Daar zitten veel voordelen aan: er hoeft niet met dossiers gesjouwd te worden, wijzigingen kunnen makkelijk worden aangebracht en docenten kunnen er makkelijk bij. Nadeel is dat studenten die niet zo handig zijn met de computer slechter uit de verf komen. Bij het digitale portfolio zijn ict-vaardigheden heel bepalend voor de beoordeling.
Nog even en ook basisschoolleerlingen kunnen een digitaal portfolio aanleggen. Een half jaar geleden zijn KPC-groep en Portfolio4u gestart met het opzetten van een digitaal portfolio voor basis- tot en met wetenschappelijk onderwijs. Behalve dat leerlingen en docenten bij het portfolio kunnen, is het ook toegankelijk voor ouders, familie en vrienden. Wanneer de peuters digitaal gaan, is nog niet bekend.