• blad nr 6
  • 20-3-2004
  • auteur A. Vink 
  • Column

 

Wie de jeugd heeft

Een van de belangrijkste taken van onderwijs is jongeren voor te bereiden op een goede plek op de arbeidsmarkt. We leren jongeren - competentiegericht - te werken in bedrijven en instellingen en op die manier op een goede manier in hun eigen levensonderhoud te voorzien.
In die arbeidsmarkt is veel aan de hand: conjuncturele tegenwind jaagt nu de werkloosheid omhoog, maar voor de langere termijn zullen jongeren schaars zijn. Ook moet er een leven lang geleerd worden in de kenniseconomie. In maart 2000 tekenden de Europese onderwijsministers een heel ambitieus akkoord dat tot doel heeft Europa voor 2010 de meest concurrerende, duurzame en sociale kenniseconomie van de wereld te laten zijn. Wat betreft de kenniseconomie moet er nog een enorme slag gemaakt worden: op dit moment bungelt Nederland betrekkelijk onderaan in allerlei lijstjes die over kennis en innovatie gaan.
Ons land kan alleen maar meedoen in de vaart der rijke volkeren als we op kennisgebied topprestaties neerzetten. Zo wordt er wel vanuit gegaan dat in een hightech economie de helft van de werknemers hoger onderwijs genoten heeft. Nu is dat ongeveer eenderde van de werknemers. Er zullen dus aardig wat mensen later in hun loopbaan stevig terug de boeken en de cd-roms in moeten.
Het toekomstbeeld dat zo opdoemt is er een waarin jongeren stevig door moeten werken en leren om bij te kunnen blijven in een arbeidsmarkt die steeds hogere eisen stelt. Als dit zo is dan zijn er twee dingen waar ik niet helemaal gerust op ben. Ten eerste is het de vraag of jongeren van nu wel zo bezig zijn met hun loopbanen. Onder de discussie over een leven lang leren (en werken) zit een sterke suggestie van carrièregerichtheid: Arbeid adelt en in het zweet uwes aanschijns zult ge… enzovoort. Er zijn allerlei aanwijzingen dat jongeren eigenlijk helemaal niet in dit soort vaste patronen willen worden opgesloten. De laatmoderne jeugd wil veel switchen, zich niet te veel binden, ze wil werk én zorg én fun combineren en krijgt waarschijnlijk uitslag van het idee dat ze een leven lang moet leren om te kunnen blijven werken. Kortom, ligt er aan het denken over loopbanen en de rol die onderwijs daar nu en straks in speelt niet veel te veel ons eigen arbeidsethos ten grondslag? En als dit zo is: wanneer gaan we dan eens serieus met jongeren praten over wat hen drijft, inspireert en activeert in het leven en hoe leren en werken daarin passen?
Vroeger spraken we over levenslang leren, totdat een of andere slimme columnist opmerkte dat je in Nederland wel iets héél ergs gedaan moet hebben om levenslang te krijgen! De tweede vraag is dan ook of we erin slagen om jongeren in het huidige onderwijs zodanig te inspireren dat ze ontdekken dat leren leuk is. De econoom James Heckman zegt ‘early success breeds later success’ waarmee hij bedoelt dat onze beginervaringen in het onderwijs cruciaal zijn voor wat we later van onderwijs gaan denken. Ook uit Nederlands onderzoek weten we dat jongeren die het op school niet naar hun zin hadden, veel minder op latere leeftijd nog eens opnieuw gaan leren. De belangrijkste les die je hieraan kunt ontlenen is dat een leven lang leren vandaag begint en dat we veel serieuzer moeten bekijken hoe jongeren van nu denken over hun toekomst. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, maar het is de grote vraag of we de jeugd eigenlijk wel hebben.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.