• blad nr 15
  • 6-9-2003
  • auteur . Overige 
  • Column

 

De wondere wereld 'onderwijs

Laat ik beginnen om mij netjes aan u voor te stellen. Sinds 1998 ben ik lid van de Tweede Kamer voor de VVD, met uitzondering van de periode dat het kabinet-Balkenende I ons land regeerde. Afkomstig uit de wereld van defensie, buitenlandse zaken en binnenlandse zaken heb ik sinds juni de eervolle uitdaging om mij onder andere te richten op onderwijs. Met onderwijs had ik tot voor kort niets, behalve dat ik het ooit heb genoten. En nog steeds leer ik gelukkig iedere dag weer iets nieuws.
De wondere wereld die onderwijs heet, was ik al in april van dit jaar binnengestapt toen mijn oudste dochter 4 werd en voor het eerst naar de ‘grote school’ mocht. Op haar eerste schooldag was haar verbazing groter dan de mijne. Nu, na enkele maanden voel ik mij meer Alice in Onderwijsland

en is mijn dochter over haar verbazing heen.
Dan naar de echte inhoud: onderwijs in kort bestek, na drie maanden observeren. Wat een regels, wat een overbodige regels, wat een bureaucratie, wat een gemor, wat een vergadercultuur. Waar is de zelfstandigheid, waar is de eigen verantwoordelijkheid, waar is het animo, waar is het lef? Wat een uitdaging. Over al deze verbazingen zal ik de komende jaren columns in dit blad gaan schrijven. Dat is voor u en mij een uitdaging.
Laat ik beginnen om aandacht te besteden aan een regeling die nodig afgeschaft dient te worden: oalt! Deze regeling was ooit goed bedoeld. Het wegwerken van taalachterstand bij allochtone kinderen was en is een nobel streven, maar anno 2003 blijkt de regeling enerzijds nauwelijks te werken en anderzijds autochtone kinderen die ook taalachterstand hebben uit te sluiten. Gemiddeld genomen gaan kinderen met 4 of 5 jaar naar school. De Nederlandse samenleving mag dan ook in beginsel wel verwachten dat kinderen de Nederlandse taal machtig zijn. Daarmee ontken ik niet dat dat niet voor ieder kind zo zal zijn.
In de eerste plaats rust er een grote verantwoordelijkheid op de ouders. Zij zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, en daar hoort kennis van de Nederlandse taal gewoon bij. Ook dat deel van de opvoeding kan niet automatisch op de overheid worden afgewenteld omdat je gewoon allochtoon bent. Sterker nog, de definitie van allochtoon, zijnde iemand met ten minste één niet-Nederlandse ouder, in deze wet is hopeloos achterhaald. Zelf ben ik getrouwd met een Deense en dat maakt mijn kinderen tot allochtoon: prima, geen probleem. Maar het is toch te zot voor woorden dat ook ik, als ik de school of gemeente zo gek krijg, mijn kinderen op kosten van de samenleving taal onderwijs in de eigen taal (Deens en Nederlands) kan laten volgen. Kortom, deze regeling heeft zichzelf overleefd. Het geld dat ermee is gemoeid (29 miljoen in 2004 en vanaf 2005 71 miljoen) kan veel beter worden ingezet om bijvoorbeeld onderwijsachterstanden bij diegene die ze echt heeft aan te pakken. Oplossen van problemen door een categoriale aanpak leidt tot verspilling van geld en tot versnippering. Het wordt tijd dat we in Nederland eens gaan denken aan individuen in plaats van alles in hokjes (allochtoon-autochtoon, vrouw-man) te stoppen. Dat werkt alleen maar stigmatiserend.

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.