• blad nr 14
  • 23-8-2003
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

De waarde(n)volle leraar

In discussies over de kwaliteit van het leraarschap gaat het vaak over de omstandigheden waaronder het werk moet worden verricht. Die zijn niet ideaal en kunnen wel eens een verklarende factor zijn voor het tekort aan onderwijsgevenden. Maar de discussie kan ook gaan over meer diepgravende aspecten die samenhangen met het zelfbewustzijn of de eigenwaarde van onderwijsgevenden, schrijft Frank Seller, voorzitter van de katholieke AOb-afdeling Sint Bonaventura in onderstaand essay.


Het is goed eens na te gaan op welke manieren iemand na een aantal jaren onderwijs, naar zichzelf en naar zijn werk zou kunnen kijken. Daarbij kunnen vragen die zich in een dergelijke verkenning voordoen, worden geordend op een manier die van buiten, de omgevingsfactoren, naar binnen spiraliseert. Die volgorde leidt tot de kernvraag: Waar doe ik het eigenlijk voor?.
De slogan 'het onderwijs is in beweging' wordt vaak gebruikt om trends of vernieuwingen aan te geven die vanuit de buitenwereld de klas in worden gebracht. De aandacht voor ict is er één van, maar het kan ook gaan over de (her)inrichting van de basisvorming of het gebruik van het "rugzakje" als middel om hogere doelen te bereiken. De omgevingsfactoren die er elk jaar voor de onderwijsvrouw of -man opnieuw echt toe doen, zijn de kinderen die de klas in komen, de collega's met wie het werk gedaan gaat worden, het gebouw en het lokaal dat bekend is of opeens radicaal gemoderniseerd. Elk jaar is het begin van het schooljaar een periode van vertrouwd raken met de eigen werkomgeving en collega's, het oppikken van subtiele signalen van veranderingen, weerstanden en rugwind en vooral contact leggen met kinderen die op hun manier het jaar beginnen. De leraar die als gids het terrein verkent en de mogelijkheden voor elk soort route in zich opslaat om straks waar, wanneer ook beslissingen te kunnen nemen. Een ervaringsdeskundige pur sang.

Wedstrijdboot
Het werk in de klas wordt geacht te beantwoorden aan het beeld dat erover, deels van buitenaf, ontwikkeld wordt: kinderen moeten op een authentieke manier leren, de docent wordt begeleider van onderwijsprocessen, vaardigheden moeten centraal staan en kennis kan worden opgezocht. Maar wat betekent dat voor de attitude van de leraar? Moet alles anders worden gestructureerd of kan de leeromgeving en het dagelijks ritme met kleine aanpassingen bijgestuurd zoals een coach het slagtempo van acht roeiers in een wedstrijdboot kan doen opvoeren? Het meest wezenlijke blijft het gedrag van de leraar waarbij deze de leerling als individu, als mens, waardeert en een klimaat schept waar persoonlijk contact tot stand komt. Het coachschap van de leraar uit zich in een waarderende ontmoeting in de klas in optima forma.
Het leraarsberoep is geen verzameling van routines en procedures, al zijn die nodig om een school in stand te houden. Het leraarsberoep is evenmin een verzameling van kennislemma's en trefwoorden met verklaring, afkomstig van vakdiscipline en jaren van studie. In de klas gaat het om de vraag hoe leerlingen verder komen, vervolgens over het aanreiken van grondstoffen en gereedschap om dat proces mogelijk te maken. Het vermeerderen van kennis en vaardigheden wordt op menselijke maat gehouden door de rol van de docent en het voorbeeld dat hij geeft in discussies over de zin van de kennis, de waarde van feiten en het belang daarvan voor de leerling en zijn omgeving. Hierin ligt een belangrijke kern van het leraarschap besloten.

Ontreddering
Dat laatste is op zich nog niet voldoende om tot overdracht en uitwisseling van waarden te komen. Daarvoor is nodig dat de docent zijn gevoel en overtuiging kan en wil inzetten. Niet om de leerling van zijn gelijk te overtuigen, maar om een uitwisseling van gevoelens mogelijk te maken. Menselijke vrijheid als abstract begrip aanreiken in een les over de Franse revolutie is gemakkelijker dan je gevoel van ontreddering te laten zien in een klassengesprek over de gevolgen van 11 september. Maar uiteindelijk moet de leraar iemand zijn die zijn geloof in de zin van leven toont, die dat doet in een sfeer van optimisme die past bij de jongere die zich straks op de wereld gaat storten, die ook de spanning laat zien tussen ideaal en werkelijkheid zonder daarbij met zijn oordelen de leerling voor de voeten te lopen. Dat is de rol van een ware mentor, die ook verbindingen legt die zich niet in direct meetbare zin laten kennen.
Die mentor/leraarsrol laat zich niet zo maar vervullen. Om authentiek te zijn in die ontmoeting met leerlingen over waarden is het nodig antwoord te hebben op de korte, maar wel complexe vraag: Wie ben ik?. Van die vraag afgeleid is in een school een andere vraag van belang: Wie kent mij? Daarbij kan dan wellicht een geformuleerde schoolmissie in praktijk worden gebracht door de leraar te laten uitspreken waar hij of zij voor staat: laten zien waarom je voor een zwakke opkomt, laten merken waardoor je je geïnspireerd voelt, zeggen waarom je je aangesproken voelt, laten merken wat iets je werkelijk doet. Maar dat betekent ook dat een leraar het vermogen moet laten groeien zich zwak of kwetsbaar op te stellen. Want op dit niveau werken doctrines averechts, zeker in de ogen van kinderen, leerlingen en studenten
Ervaringen van inspirerend, bezielend leraarschap zijn er niet elke dag en zijn zeker niet vanzelfsprekend. Vaak laten ze zich wel herkennen in verhalen die leraren hebben over hun beroep. We zouden dit soort verhalen met elkaar moeten uitwisselen. Het zou helpen als een leraar ze vasthoudt in een persoonlijke leraarsbiografie, als herkenning van wat waarde heeft. Uitwisselen van dit soort verhalen versterkt onze beroepspraktijk. Zo'n gesprek in een school maakt het gemakkelijker jonge collega's te helpen hun weg in school en beroep te vinden. Het maakt ook de schoolidentiteit concreet. Het gesprek over die vorm van zelfbewust leraarschap brengt de waarde van het leraar-zijn dichterbij.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.