- blad nr 14
- 23-8-2003
- auteur . Overige
- Redactioneel
We zitten in Zoetermeer echt op een eiland
Wat moet er gebeuren in de verhouding tussen het departement en het onderwijs?
"We moeten allereerst af van al die belastende regels. Tegelijkertijd willen we scherper aangeven welke prestaties onderwijsinstellingen moeten leveren en waar ze zich aan te houden hebben, zonder ons te bemoeien met de dagelijkse gang van zaken op scholen. Dat vergt een andere manier van werken door het ministerie. Er moet een samenhangend geheel komen van sturen, verantwoording vragen en toezicht houden. Dat wil ik over anderhalf jaar in de grondverf hebben."
"Het ministerie produceert beleidsnota op beleidsnota op beleidsnota. Ook dat moet anders. Er moeten simpelweg minder nota's naar de Kamer gestuurd worden en elke beleidsnota moet vergezeld zijn van een toets op de uitvoerbaarheid. Zeker die komende anderhalf jaar wil ik extra terughoudend zijn met nieuw beleid."
Er wordt al zeker twintig jaar gepraat over deregulering. Toch houden de klachten over de Zoetermeerse regelzucht onverminderd aan...
"Het aantal regels uit Zoetermeer vermindert wel, maar het onderwijs krijgt ook steeds meer te maken met regels van anderen: de arbeidstijdenregistratie van het ministerie van Sociale Zaken, brandweervoorschriften, gemeentelijke huisvestingsregels enzovoorts. Je moet dus steeds kijken waar de aanknopingspunten voor oplossingen liggen. In overleg met Sociale Zaken is bijvoorbeeld afgesproken dat docenten alleen de afwijkingen van hun rooster hoeven te registreren. Het feit dat veel regels niet direct uit Zoetermeer komen, ontslaat mij niet van de plicht er iets aan te doen."
Het aantal Zoetermeerse regels vermindert al, zegt u. Tevreden?
"Nee. Het is een begin. We hebben nog te veel gedetailleerde regels, vooral in het primair onderwijs. Als daar straks de lumpsumfinanciering is ingevoerd, wordt dat minder. Hoewel, om regels op te heffen, heb je vaak ook nieuwe regels nodig. Basisscholen moeten straks bijvoorbeeld in een financieel jaarverslag verantwoorden wat ze hebben gedaan met het geld dat ze van de overheid krijgen. Daar lopen vast wel weer mensen tegen te hoop, maar goed, het gaat wel om publiek geld."
"Het departement moet het onderwijs meer loslaten, ja. Maar zodra we dat doen, vinden we de Tweede Kamer én de vakbeweging op ons pad. De Kamer heeft de neiging steeds nieuwe regels te bedenken, bijvoorbeeld rond de invoering van lumpsumfinanciering. Ze is enorm beducht voor verschillen tussen scholen. Maar loslaten houdt nu eenmaal in dat er verschillen ontstaan, dat kan niet anders. En dat is niet slecht, want het is een gevolg van de keuzes die scholen zelf maken. De ene school kiest ervoor te sparen voor nieuwe computers, de andere zal haar geld gebruiken om meer handen in de klas te krijgen. Maar die angst voor verschillen zit er nog steeds diep in. Ook bij de vakbeweging. Die wil het liefst op landelijk niveau afspraken maken over taak- en functiedifferentiatie. Dat moeten we niet willen. Laat scholen hun eigen keuzes maken."
U wil een andere bestuurscultuur aan het ministerie. Hoe trof u het ministerie eigenlijk aan toen u vorig jaar aantrad?
"Wat me opviel is de grote een-op-een-betrokkenheid van veel ambtenaren met het veld. Die gaat vaak zover dat het veld sommige ambtenaren zelfs als lobbyist voor de eigen zaak beschouwt. Veel mensen zitten ook lang op dezelfde afdeling. Ik vind dat ambtenaren zich breder moeten oriënteren. Het beeld dat ambtenaren nauwelijks contact houden met het veld, klopt niet. Maar die contacten zijn wel heel verkokerd: men onderhoudt alleen contacten met dat deel van het onderwijs waarvoor men zelf werkt."
"Ja, er zijn nog steeds ambtenaren die in geen jaren een school van binnen hebben gezien en dat ook niet nodig vinden. Toen ik aankondigde dat ambtenaren maar eens voor de klas moesten gaan staan, kreeg ik ook meteen reacties in de trant van: dat geldt toch niet voor mij? Nou, wél dus, en daarvan sloeg bij sommigen de schrik in de benen. Kijk, vroeger hoefde dat niet zo. Maar er is enorm veel veranderd in het onderwijs, en we kunnen ons niet permitteren dat beleid gebaseerd wordt op verouderde beelden."
De omstandigheden voor een frisse wind door het ministerie zijn niet gunstig: er moet ook nog eens bezuinigd worden.
"Er zijn al vele nota's over de reorganisatie van het departement geschreven, de kasten puilen ervan uit. Maar nu gaan we het ook dóen. En dat gaat van au, zeker omdat er ook bezuinigd moet worden. Dat doen we niet met de kaasschaaf. We gaan goed kijken wat we doen, wat beter kan en wat misschien niet meer hoeft. Sommige afdelingen zullen meer inkrimpen dan andere. En dat vindt men niet leuk."
U bent niet de eerste minister die het departement wil veranderen. Waarom gaat het u wél lukken?
"Misschien heb ik de tijd mee. Er is ongelooflijk veel veranderd in het onderwijs en het departement móet meeveranderen. En we gaan verhuizen, dat geeft een extra swing aan het hele proces. Want we zitten in Zoetermeer echt op een eiland, hoor."
Waar wilt u aan het eind van deze kabinetsperiode op aangesproken worden?
"Ik vind dat de totale regeldruk - dus niet alleen de druk van de Zoetermeerse regels - tegen die tijd moet zijn afgenomen met een kwart."
Stratenmakers
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft zo'n 3400 mensen op de loonlijst staan. Daaronder vallen ook bijvoorbeeld de Onderwijsinspectie, Monumentenzorg en het CFI. Het eigenlijke ministerie, het zogeheten bestuursdepartement, telt 1300 arbeidsplaatsen en is verantwoordelijk voor de besteding van 23 miljard euro die er op de rijksbegroting voor onderwijs staat. Daarvan maakt het zelf ongeveer 157 miljoen euro op.
Het departement wordt geleid door een bestuursraad van zes topambtenaren met als hoogste man de secretaris-generaal. Vanaf 1 september is dat Koos van der Steenhoven. Diens voorganger, Harm Bruins Slot, hield het nog geen twee jaar vol in Zoetermeer en liet volgens sommigen een puinhoop achter. Zelf sprak hij liever van een "opgebroken straat". "Maar het plan om nieuw plaveisel te leggen, ligt klaar", zei hij in het personeelsblad.
Als stratenmakers huurt OCW vele tientallen consultants en dergelijke in. Vorig jaar gaf het ministerie 26 miljoen euro uit aan externen, tegen 14 miljoen het jaar daarvoor. De nieuwe secretaris-generaal is afkomstig van het Expertisecentrum, een consultantsbureau op het gebied van overheidsinformatisering. Toch schreef hij al eens een artikel onder de kop 'Een externe adviseur maakt meer kapot dan je lief is'.