- blad nr 10
- 17-5-2003
- auteur . Overige
- Opinie
Cultuur hoort in het hart van het onderwijs
Idol Hind, leerling van het Sint Antoniuscollege in Gouda, koos voor die school vanwege de grote aandacht voor kunstonderwijs. ‘Natuurlijk maakt het uit of er op school veel aan kunst wordt gedaan’, zegt haar docent in de Volkskrant. Hind bewijst dat jongeren cultuur belangrijk vinden. En dat niet alleen: cultuureducatie verrijkt het onderwijs en draagt bij aan een bloeiend cultureel leven.
Hoewel cultuureducatie steevast ‘belangrijk’ en ‘waardevol’ genoemd wordt, betwijfelen sommigen nog steeds het praktisch nut ervan. Wie dit doet, moet beter kijken. Natuurlijk is cultuureducatie nuttig. Het stimuleert belangrijke kwaliteiten: spontane creativiteit, het oefenen van de kracht van de verbeelding, associatie- en onderscheidingsvermogen. Daaraan is behoefte in de wetenschap, het bedrijfsleven en bij de overheid. Een curriculum zonder cultuureducatie is incompleet.
Ik wil een stap verder gaan. Alles wijst erop dat cultuur een onderwijsbrede rol gaat spelen en dat het verbinden van cultuur en onderwijs geen passerende trend is. Wij zijn een homo ludens, zoals hoogleraar Johan Huizinga schreef, en leren graag via het spel. Dat is inmiddels een algemeen aanvaarde wijsheid – terwijl spelen en leren nog niet zo lang geleden wezensvreemd werden geacht. Dat cultuur vanzelfsprekend thuis hoort binnen het onderwijs is een soortgelijke, logische ontwikkeling. De Onderwijsraad schrijft in zijn laatste rapport terecht dat de kennissamenleving ‘persoonlijke, sociale en arbeidsrelevante competenties’ verlangt die je kunt verwerven via gastdocenten en educatieve programma’s van kunstinstellingen.
Het mooie van cultuur in het onderwijs is dat een cruciaal probleem terloops wordt aangepakt: maatschappelijke integratie. Zo moeizaam als een van bovenaf opgelegd vak ‘normen en waarden’ zou zijn, zo verstandig is het om met leerlingen naar musea te gaan, toneel te spelen en ze over cultuur van gedachten te laten wisselen. Overigens gaat het me niet alleen om de integratie van nieuwkomers. Alle kinderen zoeken immers een plek in het complexe Nederland van de 21e eeuw.
Cultuureducatie gaat niet alleen over de wereld om ons heen, maar ook over onze identiteit, onze smaak en onze keuzes. Wie zich verdiept in cultuur wordt automatisch met zichzelf geconfronteerd. Creatieve vakken maken scholieren vertrouwd met inspiratie, gedrevenheid, originaliteit – en dat maakt het leven voller en kansrijker dan wanneer het bepaald wordt door wedijver om succes en erkenning.
Boter bij de vis
Na zo’n warm pleidooi verwachten onderwijs en cultuur natuurlijk boter bij de vis, en terecht. Alleen, de tijd is voorbij dat Zoetermeer dictaten uitvaardigt en regeltjes formuleert. Het onderwijs krijgt steeds meer ruimte, verschillen tussen scholen horen daarbij. Ik zie drie belangrijke prioriteiten:
1. Hoe jonger je aan kunst en cultuur begint, des te sterker het beklijft. Daarom moet cultuureducatie op de basisschool beginnen. Aan de invulling van deze prioriteit wordt al hard gewerkt. Een goed voorbeeld is het project Beroepskunstenaars in de klas dat sinds september vorig jaar op basisscholen in vijf steden van start ging. Kinderen leren vanuit de praktijk en gaan actief aan de slag met drama, een schilderijententoonstelling of breakdance.
2. Scholieren moeten in alle fasen van hun schoolcarričre in aanraking met cultuur kunnen komen, op een manier die past bij hun ontwikkeling en belangstelling. In het voortgezet onderwijs, in de basisvorming, en in het vmbo, waar ckv vanaf september verplicht is. Cultuur is niet onveranderlijk – net als liefde is cultuur een werkwoord. Daarom is de expertise van de cultuursector van grote betekenis.
3. Als voormalig lerares weet ik hoe bepalend de rol van leraren is. ckv-docenten worstelen bijvoorbeeld met de problemen van de cultureel gemengde steden. Waar gaan hun lessen over: westerse hoge kunst, (multi)culturele tradities of de jonge uitingen van urban culture zoals mode, film en rap? Het antwoord heb ik niet op zak, maar wel een sterk vermoeden dat het besloten ligt in de dialoog: tussen praktijken, smaken en stijlen, zonder in de val van het cultuurrelativisme te stappen, en vanuit de overtuiging dat wat de moeite waard is, ook moeite mag kosten. De roep om deskundige docenten is groot en het opleiden of bijscholen van leraren is belangrijk.
Afgelopen najaar heeft het kabinet voorgesteld 6 miljoen euro te investeren (structureel, vanaf 2005) en daarmee heeft de overheid cultuureducatie hoog op de agenda geplaatst. Er is een afzonderlijke impuls nodig om de drie bovengenoemde prioriteiten te realiseren, samen met gemeentes en provincies, onze vaste partners in het onderwijs- en cultuurbeleid.
Zoals gezegd, het is aan de scholen zelf om inhoud te geven aan de rol van cultuur in hun curricula en om nieuwe allianties te smeden met kunstinstellingen en bemiddelende organisaties, of zich als ‘cultuurschool’ te profileren. Met de leraar als spil van de cultuuroverdracht. Daarnaast is het aan de kunst- en cultuurinstellingen om bij het onderwijs aan te schuiven. Dat is goed voor de maatschappelijke integratie van kinderen en jongeren, voor een bloeiend cultuurleven en voor de scholen. Cultuur verdient een plek in het hart van het onderwijs.