• blad nr 10
  • 17-5-2003
  • auteur G. van der Mee 
  • Redactioneel

‘Ik heb mensen zat, maar er zijn geen vacatures’ 

Recessie veroorzaakt stormloop op onderwijs

Door de economische recessie melden zich steeds meer mensen aan voor het onderwijs. Bij het bemiddelingsbureau Career center onderwijs staan maar liefst 19.000 gegadigden ingeschreven, maar volgens de directeur zijn er geen vacatures. In het Haagse basisonderwijs zijn er wel vacatures, maar is er een stop ingelast op het aanstellen van zij-instromers omdat de scholen de begeleiding niet aan kunnen. De assessmentcentra kennen zulke lange wachttijden dat veel docenten in spe zonder enige begeleiding maar vast voor de klas gaan staan. De verwarring op de onderwijsarbeidsmarkt is groot. Aan de éne kant staan mensen te trappelen om aan de slag te gaan, aan de andere kant zijn er de dramatische cijfers over de tekorten.

Minister Van der Hoeven voorspelde het al hoopvol tijdens haar aantreden vorig jaar: de economische recessie zal een oplossing blijken voor de tekorten in het onderwijs. Vooral in de afgelopen maanden is de toeloop groot. Het bemiddelingsbureau Career center onderwijs, onderdeel van Manpower en gefinancierd door het ministerie, heeft 19.000 gegadigden in zijn bestand staan: 14.000 voor het voortgezet onderwijs en 5000 voor het basisonderwijs. “Kandidaten zat”, zegt directeur Ruud van der Star, “maar er zijn te weinig vacatures, de markt is verzadigd. Ik heb allemaal hele goede gekwalificeerde kandidaten, maar vooral in het voortgezet onderwijs zie je mensen terugkeren naar het onderwijs, herintreders dus. Zij zoeken de veilige haven weer op en worden direct aangenomen. Daarnaast trekken er minder leerkrachten weg dan voorheen. Wij mogen alleen iemand aannemen wanneer er een passende vacature is, als je mensen alvast een assessment geeft kan dat tot grote teleurstellingen leiden.” Van der Star kent het klappen van de zweep, want hij heeft het project Terug voor de Klas ook geleid. Daarbij werden maar liefst 6000 herintreders teruggesluisd naar het onderwijs. Nu zet hij vraagstekens bij de cijfers over de tekorten. “Vorige week hadden wij een voorlichtingsbijeenkomst met 150 mensen in de zaal en 75 er buiten, die konden er niet meer in. Ik vind dat het ministerie maar eens moet stoppen met die campagne, want het werkt alleen maar frustrerend.” Hij denkt wel dat deze verzadiging slechts van tijdelijke aard is. “Ons contract loopt tot 2004, maar ze verwachten dat dan pas de echte grote tekorten zich aandienen.”
Maarten van Vliet van de commerciële vacaturebank Meesterbaan ziet ook een sterke groei van mensen die zich inschrijven. “Ze komen overal vandaan, vaak reageren ze bewust door de teruglopende banen in hun eigen sector. Zo had ik bijvoorbeeld iemand uit de vliegtuigindustrie die de overstap naar het onderwijs wil wagen.” Meesterbaan heeft 1500 kandidaten ingeschreven, maar telt slechts zo’n 200 vacatures. Het Participatiefonds dat de grootste vacaturebank beheert, heeft 546 vacatures. Helaas wordt er nergens centraal bijgehouden hoe het precies zit met vraag en aanbod, om de eenvoudige reden dat besturen niet verplicht zijn hun vacatures te melden.

Waarschuwing
Er klinken ook waarschuwende geluiden dat deze stagnatie tijdelijk is, dat je je aan een recessie niet rijk moet rekenen. Er kan binnenkort weer een golf aan vacatures komen omdat er nog maar weinig scholen zijn die een personeelsbeleid voeren waarin ze alvast rekening houden met de toekomst. Van der Star vindt het ieder jaar beter gaan, maar in het algemeen is zijn ervaring dat er tot het laatste moment wordt afgewacht. Jet ten Brinke, die bij inspectie de programmagroep Professioneel onderwijspersoneel leidt, ziet ook nog steeds scholen die tot mei, juni wachten voordat ze in de benen komen om hun vacatures te regelen. “Wij wijzen erop dat scholen vooruit moeten kijken, ook in het kader van het integraal personeelsbeleid, waardoor je eerder vacatures kunt onderkennen en oplossen, maar dat heeft een lange tijd nodig.”
Sjef Stijnen is professor aan de Open universiteit Nederland en oprichter van het Ruud de Moor-centrum, dat het lerarentekort moet verminderen. “Ik vind het erg kort door de bocht om nu al, op grond van het veronderstelde hogere aanbod aan zij-instromers door stagnatie op de arbeidsmarkt, optimistisch te zijn. Uit onderzoek blijkt dat er op de hele arbeidsmarkt vraag blijft naar hoger opgeleiden. Dus ik zou me niet rijk rekenen. Bij de onderwijsassistenten, mensen op mbo-niveau, zie ik wel een grote toeloop en er worden er ook steeds meer aangesteld in het onderwijs.”
In de komende vier jaar zijn er in het primair en voortgezet onderwijs ongeveer 46.000 nieuwe voltijdleerkrachten nodig. Verwacht wordt dat er daarvan 20.000 op de normale manier, dus via de initiële opleidingen, worden vervuld. De vooraanmeldingen van de lerarenopleidingen lieten volgens de Informatiebeheergroep (IBG) begin april overal een stijging zien van vijftien tot 25 procent. Voor de toekomst blijft er niettemin een gat over van 25.000 leraren (zie grafiek). Alle hoop is dus gevestigd op de zij-instromers. Het is inmiddels duidelijk dat er genoeg gegadigden zijn, maar hoe stromen ze door, hoe leid je ze op en, belangrijkste, hoe houd je ze vast?

Stop
In het Haagse basisonderwijs is er een tijdelijke stop afgekondigd op het aanstellen van zij-instromers. Er zijn nog steeds honderd vacatures te vervullen en er zijn genoeg liefhebbers die willen beginnen, maar de scholen kunnen hen voorlopig even niet meer opleiden. “Je moet het zien als een tijdelijke stop”, stelt Marja Bolier, directeur van Salto (Stedelijke aanpak lerarentekort onderwijs) gerust. “Wij zijn al sinds 1999 bezig met zij-instromers, er is enorm geworven en er zijn er nu 113 aan de slag. Op dit moment zijn er nog 23 toegelaten tot het assessment met een baangarantie. Dat betekent wel dat sommige scholen drie of vier beginners moeten inwerken. Daar hebben ze een fulltime begeleider voor nodig, dat vraagt dus heel veel van de scholen. Ik weet dat ook in de andere grote steden problemen zijn met het opleiden.”
Bolier vindt het een grote verantwoordelijkheid om mensen, vaak al wat ouder en met een heel ander arbeidsverleden, zo op te leiden dat de nieuwe baan ook een succes wordt. “We hebben een strenge voorselectie. Iemand die vijftien jaar manager is geweest heeft misschien wel een heel ander idee bij een klas, dan het in werkelijkheid is. Na tien dagen stage kan hij dan zeggen ‘ik geloof dat dit mijn vak niet is’, zo wordt hij behoed voor een mislukking. “Maar”, verzucht ze “zo’n procedure is erg intensief en het kost veel tijd. Gisteren hoorde ik een bestuurder zeggen dat hij in de afgelopen twee jaar 179 zij-instromers heeft langs zien komen, waarvan er nu 36 in dienst zijn.”
Voor iedere zij-instromer krijgt een school zo’n 10.000 euro vergoed. Bolier rekent voor dat daar altijd op toegelegd moet worden. Het assessment moet betaald worden, de opleiding van twee jaar plus de dagen dat er niet gewerkt wordt. Bolier: “Maandelijks laten we dit aan de minister weten, dat we het er niet mee redden.”

Moeilijk beroep
Jet ten Brinke van inspectie vindt het heel verstandig dat scholen met veel zij-instromers even een pas op de plaats maken. “Waar het om gaat is dat het gewoon een moeilijk beroep is waar je goed voor moet zijn opgeleid. Dat er nu een open markt is voor het onderwijs is gunstig, maar voor de scholen wordt het opleiden steeds moeilijker.” De inspectie kan zich wel iets voorstellen bij de kritiek van de grote steden op de vergoeding voor het opleiden van de zij-instromer. Wanneer daar de kosten van het assessment en de scholing vanaf gaat, blijft er weinig over.
In december vorig jaar bracht inspectie een evaluatie uit van het zij-instroomtraject in het voortgezet onderwijs. In totaal zijn er zo’n 1600 zij-instromers in primair en voortgezet onderwijs benoemd. Het traject zit goed in elkaar, zeggen de onderzoekers, maar op de scholen zijn geen goede voorzieningen om de docenten op te leiden en juist bij de zwakkere scholen kan dat desastreuze gevolgen hebben. Ten Brinke: “Zij-instromers geven zelf aan dat het voor hen alles uitmaakt of ze goed in de school worden begeleid, maar lang niet alle scholen zijn daar klaar voor.” Aan maatwerk ontbreekt het al helemaal, bij het geschiktheidsonderzoek blijft men steken in algemene bewoordingen en van een overleg tussen de drie partijen (school/lerarenopleiding/zij-instromer) over de te volgen scholing is geen sprake. De opleidingen maken zich bovendien schuldig aan belangenverstrengeling, omdat de scholing bijna altijd gevolgd wordt bij de opleiding die het assessment afneemt. Ten Brinke: “De minister heeft deze kritiek in haar beleidsreactie opgepakt, zij wil dat er een erkenningsprocedure komt. Ik vind dat zij-instromers en directeuren of rectoren trouwens zelf ook wel wat assertiever mogen zijn. Met een geschiktheidsverklaring kun je gewoon ergens anders een opleiding volgen.” Minister Van der Hoeven heeft de lerarenopleidingen gevraagd maatregelen te nemen om de procedures rond het assessment te verbeteren en een ‘startpakket’ te maken voor de beginnende docent. Veel zij-instromers blijken, door de lange wachttijden, het assessment niet meer af te wachten, maar staan al voor de klas zonder dat er een begeleidingstraject is afgesproken. Volgens inspectie is er, vergeleken bij vorig jaar, al wel wat verbetering merkbaar en krijgen veel aanvragers van een assessment binnen drie maanden de uitslag.

Afstand
Sjef Stijnen ziet nóg een middel dat scholen en de beginnende docent kan helpen: het afstandsonderwijs. Op 11 april werd hij hoogleraar afstandsonderwijs ten behoeve van de opleiding tot leraar aan de Open universiteit. Samen met hoogleraar Marc Vermeulen leidt hij het Ruud de Moor-centrum dat het afstandsonderwijs gaat ontwikkelen in samenwerking met de lerarenopleidingen. Stijnen noemde de zij-instromer in zijn inaugurele rede een ‘complex krachtenveld’. “Het is allemaal wat slecht gecoördineerd en het zijn er in verhouding tot de enorme tekorten nog maar heel weinig. Ik denk wel dat het er meer zullen worden, dat geldt ook voor de assistenten. Men komt via alternatieve routes de school binnen en de kunst is om ze zo op te leiden dat ze niet direct weer weg lopen.” Omdat de zij-instromers nog maar een paar jaar werken, zijn er geen cijfers over het verloop. Er zijn echter wel veel geluiden over mensen die snel weer vertrekken wegens de werkdruk of het slechte management, vandaar dat Stijnen zo hamert op de begeleiding. “De mentor of directeur moet je daarvoor meer handvatten geven, zij staan ongelooflijk onder druk en er is weinig tijd, vandaar dat wij met dat afstandsonderwijs zijn gekomen.”
Het leren op de werkplek vindt hij een oplossing voor de tekorten, maar het gevaar is dat de aankomende leraar weinig andere ervaringen opdoet dan die van zijn eigen school. Met het afstandsonderwijs wil hij groepen bij elkaar brengen die langs de virtuele weg met elkaar en een mentor praten. “Het virtuele onderwijs spaart mensen reistijd en je kunt binnen 24 uur antwoord krijgen op je vraag.” Hij denkt dat het ook belangrijk is als cursisten meer gelegenheid krijgen tot reflectie en dat ze aan iemand vragen kunnen stellen waarmee ze bij hun eigen mentor niet terechtkunnen.
Vervolgens is de grote vraag bij het leren op de werkplek, wie de kwaliteit ervan controleert. Stijnen: “De voorwaarden voor de status van opleidingsschool zijn nu in de maak, maar hoe je het ook bekijkt, alles hangt gewoon af van de kwaliteit van de school. Bij afstandsonderwijs kun je aan meer informatie komen. Wij denken ook aan het maken van simulaties, zoals piloten die krijgen. Een leerling uit Drenthe zou op die manier kennis kunnen maken met een zwarte school.” Bij de kwaliteitsbewaking moet niet alleen de overheid een rol spelen, maar ook de lerarenopleidingen, de vakbonden en de beroepsorganisaties.
Het voorstel van de minister om de opleiding voor zij-instromers te verlengen naar vijf jaar, vindt hij wel wat lang. “Je moet oppassen dat het geen tweederangs leerkracht wordt, dan creëer je weer een nieuw probleem voor de toekomst, dat worden dan de nieuwe wachtgelders over tien jaar. Maar de huidige twee jaar is kort, misschien moet het wel wat langer.” Hij ziet ook wel iets in de oplossing van AOb-voorzitter Dresscher om de zij-instromers in het begin minder lessen te laten geven om te voorkomen dat ze voortijdig ophouden. “Het gevaar daarvan is weer dat er spanningen kunnen optreden omdat zij dan gunstiger arbeidsvoorwaarden hebben.”

Pensioen
Van de bve-sector is tot nu toe nooit zoveel vernomen als het gaat om tekorten. Die dreigen echter wel. In de periode tot 2006 zullen er zo’n 8000 docenten nodig zijn, waarvan er 6400 buiten de gewone opleidingen om moeten komen. Vandaar dat drie roc’s uit Amsterdam, Utrecht en Rotterdam samen met de lerarenopleidingen van vier hogescholen een plan bedacht hebben om deze nieuwkomers op te leiden. Henny Everts, lid van het college van bestuur van het roc Zadkine in Rotterdam heeft uitgerekend dat er in de komende jaren zo’n 800 à 900 werknemers het Zadkine zullen verlaten, vooral vanwege pensionering. “Tot nu toe hadden wij niet zoveel last van tekorten, maar we moeten nu tijdig beginnen met het opleiden van zij-instromers om de eerste golf van ouderen die vertrekken op te vangen.” De roc’s en hogescholen stuurden begin april naar de toenmalige kabinetsinformateurs een brandbrief waarin geld wordt gevraagd voor het opleiden van de nieuwkomers. Everts: “Wij hebben met de lerarenopleidingen afgesproken dat zij vraaggerichte scholing zullen geven, maar in feite nemen wij een deel van de taak van de lerarenopleidingen over, zonder dat we daar geld voor krijgen.” Vroeger moest iemand die geen lerarenopleiding had gedaan, vier jaar lang de avondopleiding volgen om bevoegd te worden. Dat vindt Everts niet meer van deze tijd. “Wij hebben voldoende aanbod van zij-instromers en die hebben recht op maatwerk als het gaat om hun scholing.”
De overheid moet meer verantwoordelijkheid tonen voor alle inspanningen die op de scholen nodig zijn om de duizenden zij-instromers een kwalitatief goede begeleiding te geven. Dat is de essentie van het verhaal, niet alleen voor de bve-sector, maar eigenlijk voor het hele onderwijs.


‘De eerste reacties zijn positief’
Als Theo Kruisman, vestigingsmanager van een KPN-mobiliteitsshop, zestien maanden geleden een wens had mogen doen, dan had hij om een centrum gevraagd waar mensen hem wegwijs konden maken in de wereld van het onderwijs. “Gewoon van die oude rotten in het vak die zeggen: ‘oh, met zo’n profiel, die past bij deze school’. Dat zou nou verschrikkelijk mooi zijn geweest.”
Vorig jaar januari werd bekend dat er 5500 mensen weg moesten bij KPN, daarvan moesten er 3500 ander werk zoeken. De loopbaanadviseur kreeg de onderwijssector voor zijn rekening en plaatste daar tenslotte 72 mensen. Het merendeel kwam in roc’s terecht, sommigen vonden een nieuwe baan in het hbo en een aantal ging aan de slag in een administratieve functie. “Voor al deze mensen was het een heel besluit, een baan in het onderwijs dat is toch iets heel anders dan wat ze tot nu toe deden. Op hun oude dag, want de meesten zijn boven de 46, dus het was heel spannend. Mijn ervaring is dat je het van de informele weg moet hebben. Zelf onderzoek doen, in je eigen netwerk rondvragen.” Het waren marketeers, organisatieadviseurs, technische specialisten, nu geven ze wis- en natuurkunde, bedrijfskunde, natuurkunde, één is er zelfs docent uiterlijke verzorging geworden op het Mondriaan Lyceum in Den Haag. “Ze zijn over het hele land verspreid geplaatst. De eerste reacties zijn positief, heel belangrijk is of er een coach is die minstens anderhalf uur per week tijd heeft. Verder is het nog afwachten want ze zijn net begonnen. De eerste afknappers zijn oop’ers die op de administratie werkten, die hadden nog nooit zo’n chaos gezien en gingen liever in het bedrijfsleven verder.”
Het duurde zestien maanden voordat iedereen een andere baan had, maar Kruisman verbaasd zich daar niet over. “Dit soort lange trajecten vind je overal, ook bij de gemeente of bij het rijk.”


‘Ik wil weten of ik geschikt ben’
Ellis van ’t Hart (38), al jaren (eind)redacteur bij de televisie, wil heel graag als zij-instromer aan de slag. In groep 4 of 5 in het basisonderwijs, daar is ze het best op haar plaats, denkt ze. Nadat ze zich goed had voorbereid en allerlei informatie op internet had verzameld, zat ze nog met twee vragen. Ze belde het Postbus 51-nummer 0800-8051, waar het informatiepunt Werken in het onderwijs onder valt. Ze wilde weten hoeveel ze gaat verdienen en of ze een gesprek met iemand kan hebben of een snuffelstage kan doen om te kijken of ze überhaupt geschikt is voor het onderwijs. “Maar Postbus 51 kon op beide vragen geen antwoord geven”, zegt ze. “Ze verwezen me door naar OCenW maar daar wisten ze het ook niet.” Ze heeft bij het 0800-nummer ook nog gevraagd hoe ze zich het beste kon aanmelden. ‘Kijk maar op de website www.leraar.nl’, was het antwoord. En op de vraag bij welk bemiddelingsbureau ze zich het beste kon aanmelden, kreeg ze een vaag antwoord.
Inmiddels is het meer dan tien weken geleden dat Van ’t Hart zich heeft aangemeld bij het Career center onderwijs, waarvan Manpower onderdeel uitmaakt. “Dit bureau beweert dat zij het overzicht hebben van de vacatures in Noord-Holland, waar ik aan de slag wil.” Als er een vacature is nemen we contact met je op, zeiden ze bij het bemiddelingsbureau. Maar ze heeft nog niets gehoord. “Ik begrijp er niets van”, zegt ze. “De kranten staan bol van de enorme tekorten in het onderwijs, ik wil graag aan de slag, maar ik hoor niets. Wat ik zo graag wil weten is of ik sowieso kans maak op een baan in het onderwijs. Dat inschrijven gaat allemaal per e-mail, je hebt met niemand contact.”
Het bemiddelingsbureau heeft haar wel goed uitleg gegeven over het salaris. Met het salaris dat ze nu verdient, zit ze ruim boven de bovengrens in het onderwijs. Toch wil ze de zij-instroomprocedure doorzetten. “Ik ga er zeshonderd euro per maand op achteruit. Ik moet in het onderwijs ook echt fulltime gaan werken om voldoende inkomen te hebben.” Ze heeft ook geïnformeerd naar kinderopvang. “Volgens het bemiddelingsbureau is het gratis voor zij-instromers, maar de bevestiging heb ik niet gekregen. Ze zouden me een brochure toesturen, maar dat is niet gebeurd.” Ze vindt het jammer dat er zoveel vertragende factoren in de procedure zitten. “Ik zou gewoon eens met iemand willen praten die een hele berekening voor mij maakt, een soort offerte. Dat is overzichtelijker dan dat je drie nummers moet bellen en op een website moet kijken en dan nog niet echt weet waar je aan toe bent. Een intake vooraf en niet pas als er een vacature is, lijkt me veel prettiger. Dan weet je ook beter of een baan in het onderwijs wat voor je is. Ik wil graag het onderwijs in, maar misschien ben ik niet geschikt. Met die onzekerheid blijf ik nu zitten.”
Ellis van ’t Hart heeft inmiddels weer een jaarcontract getekend bij de televisie. Voor het komend schooljaar is ze in ieder geval verloren gegaan voor het onderwijs. (TS)


‘Ik voel me behandeld als een idioot’
Miriam Meertens, die een eerstegraads bevoegdheid heeft en heel veel leservaring, wil dolgraag lesgeven in het primair onderwijs. Drie jaar lang heeft ze diverse modules gevolgd op de pabo om haar bevoegdheid te halen. En inmiddels heeft ze twee keer een assessment gedaan, door een les op een basisschool te geven, maar nog is ze door de pabo niet goed genoeg bevonden om voor de klas te staan. “De tweede keer ben ik ontploft”, zegt Meertens. “Het is nooit goed genoeg. Na de eerste keer, toen ik onder meer de module het jongere kind had gevolgd, vonden ze dat ik ook het oudere kind moest doen. Ze vinden dat ik nog een derde keer op moet komen en adviseerden coaching. Ik voelde me compleet afgebroken. Het is absurd. Ik moet rijexamen doen, terwijl ik al dertig jaar rij. Ik voel me behandeld als een idioot.” Ze vindt dat de pabo een te grote vinger in de pap heeft. “De school is machtig, zij bepalen of je het papiertje wel of niet krijgt. En ik kan dit nergens voor een commissie aanvechten.”
Eigenlijk is ze al jaren bezig om op de basisschool aan de slag te gaan. “In 1992 kwam ik terug uit Zweden, waar ik acht jaar lang heb gewerkt als lerares, ook op de basisschool. Want als docent textiele werkvormen was er voor mij in Nederland geen werk meer en ik wilde niet met een uitkering blijven zitten. Dan ga je alternatieven zoeken.” Een aantal jaren geleden viel de herintredersbrief van toenmalige staatssecretaris van Onderwijs Tineke Netelenbos bij haar op de mat. “Ik heb meteen de pabo en het ministerie gebeld. Ik heb zoveel onderwijservaring dat ik meende snel voor de klas te kunnen. Maar het ministerie riep: u bent niet bevoegd. Maar ze konden me ook niet vertellen wat er aan ontheffingen mogelijk was. Toen werd ik boos. Waarom sturen ze mij zo’n brief? Waarom wordt er niet nagedacht? Als er iemand is met veel ervaring op allerlei onderwijsgebied, kun je die toch heel goed gebruiken als er zo’n enorm tekort is aan leerkrachten.”
Meertens krijgt altijd veel positieve reacties op haar werk in het onderwijs. “Ik heb ook ingevallen op de basisschool en dan waren ze altijd heel tevreden over me. Op de laatste school waar het tweede assessment was, vroegen de kinderen enthousiast: juf, wanneer komt u weer terug? De directeur van de school daar vroeg of ik er wilde komen werken als ik mijn diploma had. En ik vind het ontzettend leuk om met de kinderen om te gaan.”
Ze kan er maar niet bij dat haar leservaring niet wordt meegenomen in de zij-instromersprocedure. “Daar zit volgens mij de grote fout. Daar knappen mensen op af.”
Diep in haar hart denkt Meertens, die bijna zestig is, dat haar leeftijd de hoofdreden is dat ze het begeerde papiertje niet krijgt. “Maar ik ben iemand die wil werken. Sinds dit jaar zit ik in de ww. Ik heb jarenlang Duits en Nederlands gegeven op steeds weer nieuwe scholen, maar ik werd wel als bevoegde betaald. Ik kan aan de slag in de buitenschoolse opvang, maar dan werk ik ver onder mijn niveau. Ik kan ook onbevoegd naar de basisschool, maar dan word ik als onderwijsassistent betaald en dat wil ik niet. Want ik weet dat ik voldoende onderwijsbagage heb om als bevoegde op de basisschool aan de slag te gaan.” (TS)

‘Het vak wordt onderschat’

Ineke Maartense, directeur van basisschool R. de Jager in Woerden, is al ruim twee jaar betrokken bij assessments van zij-instromers. Ze beoordeelt samen met iemand van de Marnixacademie, pc-pabo in Utrecht, of de kandidaten geschikt zijn. “Wat we doen is bewijzen zoeken dat ze straks als leerkracht aan de slag kunnen, we benaderen het altijd positief.” Haar ervaring is dat zij-instromers op een of andere manier al in aanraking zijn gekomen met het beroep van leerkracht. “Anders kiezen ze er niet voor.” Zo heeft ze bij het assessment gezeten van een vakleerkracht gym, een docent drama en een overblijfkracht. De beroepshouding van de zij-instromers is meestal goed. En met anderen in een team werken is ook geen probleem. “Waar het vaak aan schort is vakdeskundigheid en didactische vaardigheden. En wat we regelmatig tegenkomen is dat het vermogen aan zelfreflectie ontbreekt. Het is voor kandidaten ook moeilijk te accepteren dat dit mede de reden kan zijn dat ze niet door het assessment komen. Dat merk je als je probeert het ze uit te leggen.” Ze heeft nog niet meegemaakt dat de zij-instromer echt alles in huis heeft.
Waar het bij het assessment om gaat is dat ze vaststellen wat de zij-instromer nog aan vaardigheden moet ontwikkelen en of dat gaat lukken in de tachtig dagen in twee jaar tijd die er voor staan. “Bij grensgevallen zitten we echt de uren te tellen.” Wat Maartense zelf in haar achterhoofd heeft bij het beoordelen van de zij-instromer is: “Wil ik deze persoon als collega hebben? En als mijn eigen kind in die klas zit, ben ik als ouder dan blij met die leerkracht?” Wat haar opvalt is dat de kwaliteit van de zij-instromers minder wordt. “De eerste lichting was beter.”
Op de klachten vanuit het management dat assessments te lang duren, zegt ze: “Een assessment gebeurt heel grondig, er gaat gewoon veel tijd in zitten. We moeten ook natrekken of alle papieren wel kloppen. Soms duurt het ook lang voordat een kandidaat zijn portfolio inlevert en daar begint het allemaal mee.” Als het assessment eenmaal gepland is, is het binnen vier weken afgerond.
In Woerden heeft ze het nog niet meegemaakt dat zij-instromers snel uitvallen, maar ze kan zich wel voorstellen dat ordeproblemen een oorzaak zijn. “De valkuil is dat ze te aardig gevonden willen worden. Regels en routines moeten duidelijk zijn en ook vanuit school goed geregeld zijn.” Het vak wordt onderschat, meent ze. “Je moet echt een duizendpoot zijn, want niet alleen het werk in de klas, maar ook veel andere taken komen op je af als je eenmaal teamlid bent.” Om de zij-instromers goed tot hun recht te laten komen op school moet je het als school echt willen, is de overtuiging van Maartense. “Je moet openstaan voor zij-instromers. En je kunt ze niet zomaar loslaten. Een goede coach op de werkplek is onontbeerlijk.”

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.