• blad nr 9
  • 3-5-2003
  • auteur . Overige 
  • Redactioneel

 

Wie denken die leraren exacte vakken wel dat ze zijn!?

‘Kies exact’, dat was in 1987. Sindsdien zijn kosten noch moeite gespaard om het tekort aan bèta’s en technici weg te werken. Maar hoe groot is dat tekort eigenlijk? En waar blijven de resultaten? “Misschien zou het aantal techniek- en bètastudenten zonder alle inspanningen nog sterker gedaald zijn.”

In de docentenkamers zal het niet al te vaak hardop gezegd worden, maar gedacht wordt het zeker: wie denken die leraren in de exacte vakken wel dat ze zijn!? Sinds begin dit jaar ligt er een plan op tafel om te snijden in ‘hun’ vakken in het voortgezet onderwijs, en daar zijn de betrokken leraren fel tegen. Niets bijzonders. Wie wil snijden in het vak geschiedenis, kan verzet van geschiedenisdocenten verwachten. En wie minder uren voor talenonderwijs wil uittrekken, vindt de talendocenten tegenover zich. Logisch dat nu de leraren in de exacte hoek zich roeren.
Maar met de exacte vakken is altijd meer aan de hand. Wie aan die vakken komt, stuit niet alleen op weerstand van leraren, maar krijgt steevast ook anderen over zich heen. Werkgevers van groot tot klein, de verzamelde chemische industrie, de technische universiteiten, zij allen brengen al jaren de boodschap die zij ook nu weer uitdragen. Het aantal studenten in bèta- en techniekvakken daalt, waarschuwt de technieklobby. De industrie krijgt haar vacatures voor exact opgeleid personeel nu al nauwelijks opgevuld en als het zo doorgaat, komt research & development in Nederland straks volledig tot stilstand, simpelweg omdat er niet genoeg bèta’s en technici te vinden zijn.
“Onze r&d zal over tien tot vijftien jaar volledig naar het buitenland verplaatst zijn, als er niets gebeurt”, zegt Gerard Jacobs, die zich bij Philips bezighoudt met onderwijsprojecten. “Nu nog vindt eenderde van de Philips-research in Nederland plaats, maar je ziet al een verschuiving. We zijn daar niet op uit, maar we zoeken uiteraard naar landen waar we onze research onder de gunstigste voorwaarden kunnen uitvoeren. Het klimaat in Nederland is niet gunstig, en het tekort aan technisch opgeleiden bepaalt mede dat klimaat.”

Campagne
Philips heeft samen met Shell, DSM, Unilever en Akzo Nobel begin dit jaar het Jongeren en technologie netwerk Nederland (oftewel Jet-Net) opgezet. De vijf multinationals gaan zich samen met twee ministeries en een aantal onderwijsorganisaties inzetten om het onderwijs in de exacte vakken op de middelbare scholen aantrekkelijker te maken. Met zo’n vijftig scholen wordt gesproken over samenwerking. “Het onderwijs moet ‘contextrijk’ worden”, zegt Laura Roebroeck van Jet-Net. “De relatie met de wereld buiten de school moet zichtbaar worden. Maar die context kun je alleen bieden met hulp van bedrijven. En dan gaat het om meer dan een bedrijfsexcursie of een videofilm.”
Jet-Net is bepaald niet het eerste initiatief op dit gebied. Het is tenslotte al zestien jaar geleden dat de overheid de campagne ‘Kies exact’ startte. Sinds 1998 verenigde de technieklobby zich vooral in de stichting Axis. Ook daarin werken overheid, werkgevers en onderwijs samen om bèta- en technisch onderwijs te stimuleren. Al op de basisschool moeten leerlingen in de gaten krijgen dat techniek leuk is. En als er een beroep wordt gekozen, moet niemand denken dat techniek iets is voor mensenschuwe nerds die nooit achter hun computer vandaan of uit hun laboratorium komen. Met zo’n zeventig projecten probeert Axis die omslag tot stand te brengen.
Het hoeft niet op een koopje. Axis heeft, als het volgend jaar ophoudt te bestaan, twintig miljoen euro aan overheidsgeld verdeeld. Omdat ook de partners in haar projecten (scholen en bedrijven) meebetalen, is er tegen die tijd onder de paraplu van Axis tussen de vijftig en zestig miljoen in techniekpromotie gepompt. De kosten die de vijf multinationals voor Jet-Net maken, belopen 25 miljoen euro in vijf jaar tijd, en ook dat is voor onderwijsbegrippen niet kinderachtig.

Harde cijfers
Toch is er iets vreemds aan de hand. Niemand betwist dat er een tekort aan bèta’s en technici bestaat, en kosten noch moeite worden gespaard om er iets aan te doen. Maar hoe groot is dat tekort precies? Op welk opleidingsniveau en in welke vakken is de nood het hoogst? Is het bètatekort groter dan de tekorten in het onderwijs en de zorg? Beleidsmakers zijn al jaren met de problematiek bezig, maar op zulke feitelijke vragen weet niemand het antwoord.
Over het lerarentekort zijn heel wat preciezere cijfers beschikbaar, erkent Henk van Terwisga, adjunct-directeur van Axis. “De werkgelegenheid in de techniek is conjunctuurgevoelig, dat maakt voorspellingen moeilijk. Door de conjuncturele neergang wordt de pijn nu minder gevoeld. Maar de trends zijn duidelijk. De Nederlandse ambities op het gebied van de kenniseconomie zijn groot, en die moeten grotendeels met technologie worden verwezenlijkt. Het is dus niet aannemelijk dat de vraag naar exact opgeleiden afneemt. Maar het aantal mensen dat een exacte studie kiest, daalt wel.”
Eenduidig zijn deze instroomcijfers echter niet. Alleen in het vmbo en het mbo is zonder meer sprake van dalende instroom in technische richtingen, met respectievelijk drie en vijf procent in vijf jaar tijd. Maar in het hbo ligt het al anders: daar daalde het aantal techniekstudenten tussen 1990 en 1996, om daarna weer even sterk te stijgen. En aan de universiteiten bleef het aantal bètastudenten de afgelopen vijf jaar gelijk, het aantal studenten techniek steeg zelfs met zestien procent.
Toch zijn de zorgen van de technieklobby wel enigszins begrijpelijk. Want terwijl het aantal universitaire bèta’s en technici in het beroepsonderwijs gelijk bleef of licht daalde, steeg het aantal studenten in andere studierichtingen. Daar komt nog bij dat er binnen de exacte studies een verschuiving plaatsvindt. Studenten kiezen minder voor ‘harde’ studies, zoals wis- en natuurkunde of elektrotechniek, en vaker voor studies met bijvoorbeeld een informatica- of economische kant. Een bedrijf als Philips zegt juist aan die harde technici en bèta’s behoefte te hebben.
Bovendien zijn ook de cijfers over de profielkeuze van havo- en vwo-scholieren niet geruststellend. Vóór de invoering van de profielen koos zo’n veertig procent van de vwo-scholieren een pakket dat te vergelijken is met het huidige natuur & techniek, nu is dat maar zeventien procent. Weliswaar wordt dat verlies grotendeels goedgemaakt doordat veel vwo’ers kiezen voor natuur & gezondheid, maar de ervaring leert dat die niet vaak doorgaan met een bèta- of technische studie. In het havo is een soortgelijke trend te zien. Voor de komende jaren belooft dat dus niet veel goeds voor de exacte studies aan hogeschool of universiteit.

De markt
Gaat dat ook leiden tot grotere tekorten op de arbeidsmarkt? Dat valt niet eenvoudig vast te stellen. Volgens het Researchcentrum voor onderwijs en arbeidsmarkt is er al jaren sprake van een ‘tertiairisering’ van de Nederlandse economie: de werkgelegenheid bij de overheid en in de zakelijke dienstverlening groeit, die in techniek, industrie en landbouw krimpt. Die trend zet door, voorspelt het Roa. In 2006 zullen de grootste knelpunten op de arbeidsmarkt zich voordoen in onderwijs en gezondheidszorg. Weliswaar is ook de techniek een knelpunt, maar daarin onderscheidt ze zich niet: vrijwel de hele arbeidsmarkt blijft krap. Die prognoses zijn al anderhalf jaar oud, maar, zegt Roa-onderzoeker Frank Cörvers, “ze staan nog overeind, want we zijn uitgegaan van een neutrale conjunctuur”.
Op dit moment liggen pas afgestudeerde technici in elk geval vrij goed in de markt, hoewel ook deze gegevens niet eenduidig zijn. Enerzijds zijn pas afgestudeerde hbo’ers en academici in de techniek minder vaak werkloos dan afgestudeerden in andere vakken. Daar staat echter tegenover dat ze geen topsalarissen verdienen. Universitaire technici leggen het in salaris af tegen medici en economen. En wie als hbo’er uit is op het hoogste startsalaris moet niet bij de techniek zijn, maar in de gezondheidszorg of het onderwijs. Vreemd is ook dat hoewel het bedrijfsleven om hen staat te springen, lang niet alle technici ook echt in de techniek aan het werk gaan. Twintig tot dertig procent van de technisch hoger opgeleiden werkt één jaar na het afstuderen niet in de techniek en van de mbo’ers op niveau-4 geldt dat zelfs voor meer dan veertig procent. Hoezo tekort?
Nou, relativeert Van Terwisga van Axis, in het onderwijs en de zorg is het aantal studenten dat uiteindelijk iets anders kiest nog veel groter. “Maar inderdaad, die cijfers zijn een signaal aan bedrijven dat er een onbenut potentieel is. In het algemeen geven studenten de voorkeur aan banen waarin ze in een team werken, waarin een beroep wordt gedaan op hun creativiteit en waarin ze maatschappelijk zinvol bezig zijn.” En dat zijn nu juist niet de kenmerken van banen in de techniek. Uit onderzoek wordt duidelijk dat van alle hbo-afgestudeerden technici het minst worden aangesproken op hun vaardigheden om samen te werken, initiatief te tonen of creatief in te spelen op veranderingen. Van Terwisga: “Bedrijven zouden inderdaad eens goed moeten kijken naar hun startfuncties. En ook naar de loopbanen die ze bieden, want veel jongeren die voor een technisch beroep kiezen, gaan na een paar jaar iets anders doen.”

Iets leuks
En dan is er nog iets vreemds aan de technieklobby: de resultaten. Ondanks alle inspanningen blijft het aantal studenten dat voor exact kiest dalen. Volgens socioloog Kees Schuyt kan dat bijna niet anders. Generaties die willen stijgen op de welvaartsladder, kiezen nog wel voor techniek, betoogde hij eind vorig jaar in de Volkskrant. Maar voor volgende generaties is welvaart al gewoon. Die 'hoeven niet meer zo nodig', aldus Schuyt. 'Die willen vooral iets leuks studeren, iets met communicatie en moderne media, werken met mensen of zoiets.'
Axis en Jet-Net kunnen slecht uit de voeten met dergelijke verklaringen. Worden zij dan niet moedeloos van het gebrek aan resultaat? “Het is misschien een beetje flauw, maar wie weet zou de studenteninstroom zonder alle inspanningen nog harder achteruit gegaan zijn”, zegt Roebroeck van Jet-Net. Volgens Van Terwisga is de afgelopen jaren nu juist gebleken dat het tij wel gekeerd kan worden. “Op grond van de ervaringen met onze projecten weten we nu hoe. We moeten de hele keten aanpakken, van de basisschool tot en met de keus van een baan. We moeten verbindingen maken met de praktijk en laten zien dat techniek samenhangt met andere maatschappelijke sectoren, zoals zorg en management. Dat blijkt te werken. Waar dat goed gebeurt, neemt de instroom toe en de uitval af.”


De cijfers komen uit:
- De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2006, opgesteld door het Roa, 2001.
- De wo-monitor, opgesteld door het Roa, uitgegeven door de VSNU, 2001.
- De hbo-monitor, opgesteld door het Roa, uitgegeven door de Hbo-raad, 2002.
- Techniek in de peiling, opgesteld door Axis, 2002.
- Techniek in beeld, opgesteld door Axis, 2003.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.