- blad nr 8
- 19-4-2003
- auteur D. Hollander
- Redactioneel
Leraarschap is een vak, geen trucje
Het lerarentekort is nijpend en dat blijft nog wel even zo. Het toenemende aantal zij-instromers verzacht de problematiek enigszins, maar levert op zijn beurt weer problemen op. Opleiding en begeleiding van de nieuwelingen schieten tekort, waardoor een flink aantal er al snel weer mee ophoudt. Van onderwijsminister Van der Hoeven kreeg de Open Universiteit het verzoek het opleidingstraject voor zij-instromers te verbeteren. Marc Vermeulen (44), expert op het gebied van de onderwijsarbeidsmarkt, gaat het project leiden.
"Vier jaar hebben we de tijd daarvoor. Dan moet er een virtuele hulpstructuur zijn waarmee het opleiden in de scholen beter kan plaatsvinden." Daarover straks meer. Vermeulen schetst een uiterst somber scenario over de opleiding van nieuwe leerkrachten. "Als we niet uitkijken worden de stages te smal en te eenzijdig, waardoor het eerder op een functiegerichte training gaat lijken dan op een brede vorming tot leerkracht. Ze leren dan een trucje in plaats van een vak. Daar bovenop komt dat de begeleiding die velen krijgen om te huilen is." Dat is in lang niet alle gevallen de schuld van de school, begeleiding kost immers tijd en mensen. Maar op een ander vlak hebben scholen wel een fnuikende invloed, vindt Vermeulen. Er heerst nogal eens een stevig conserverende tendens: zo doen we het al jaren. Dit wordt nog versterkt door het tekort aan mensen. Op die manier missen scholen een impuls tot vernieuwing.
En dat laatste is zeer hard nodig, zegt Vermeulen. "Nu de werkloosheid toeneemt, zal zich vast een grotere groep melden voor werk in het onderwijs, maar je moet je niet rijk rekenen. Er komen nu wel ict'ers binnen, maar zodra de economie aantrekt, zal de markt weer zijn zuigende werking krijgen. Je zult er voor moeten zorgen dat het werk in het onderwijs aantrekkelijker wordt. Misschien is er dan geen topsalaris te verdienen, als het werk maar uitdagend is. Je trekt en bindt mensen alleen als je hen kunt boeien."
Denkwerk
Vermeulen denkt aan het beter en meer gebruiken van nieuwe technologie, zowel bij de opleiding en begeleiding van beginners als voor de verdere professionalisering van de zittende leerkrachten. Nu is er alleen nog maar een plan van aanpak, maar de virtuele werk- en leeromgeving moet gauw een vertrouwd begrip worden. Vermeulen legt zijn opzet uit. Langzamerhand begint het idee terrein te winnen dat de opleiding van leerkrachten meer door de scholen zelf wordt verzorgd. Maar daartoe zijn de meeste niet zonder meer in staat. "Let wel, de taak van de Open Universiteit is de technologie te leveren, wij gaan niet de opleiding zelf verzorgen, dat doen de scholen en lerarenopleidingen zelf en wij ontwikkelen daarvoor hulpmiddelen."
Vermeulen probeert het beeldend te maken. De Open Universiteit gaat een virtueel huis ontwerpen met drie kamers. In kamer 1 vindt de begeleiding plaats voor de beginners. Een groep van vijftien à twintig mensen logt op de afgesproken tijd in om ervaringen uit te wisselen. Ervaren docenten, de coaches, lezen en luisteren mee. Met behulp van video is begeleiding op afstand bij de lessen mogelijk. Kamer 2 is gereserveerd voor de inhoud. Kennis en werkvormen worden digitaal opgeslagen. Bestaande initiatieven worden gebundeld en transportabel gemaakt. Begeleidingsdiensten en opleidingen werken daarbij samen. Het zou bijvoorbeeld voor de kleine vakken in de bètahoek een mooie oplossing zijn. Alle lerarenopleidingen kunnen de vakken op die manier blijven aanbieden zonder dat ze volledige vakgroepen in dienst hoeven te hebben. In kamer 3 wordt de kwaliteit vastgesteld van wat er geleerd is door de student.
Marc Vermeulen hoeft het project niet van de grond af op te bouwen. Hoogleraar onderwijskunde Sjef Stijnen heeft veel van het voorafgaande denkwerk verricht.
Turbulent
Zoals Vermeulen al opmerkte, het onderwijs is nogal behoudzuchtig geworden. Waar haalt hij het vertrouwen vandaan dat scholen en opleidingen gaan meedoen aan de virtuele begeleiding? Natuurlijk, geld speelt een rol. De Open Universiteit krijgt voor dit project zeven miljoen euro op jaarbasis. Maar, erkent hij, op de lerarenopleidingen overheerst de scepsis. Toch denkt hij ze wel enthousiast te krijgen, "want wij gaan niet zelf opleiden, we zijn het innovatie-instituut om ze te helpen bij het opleiden". "En", voegt hij eraan toe, "het bestaande stelsel piept en kraakt, terwijl er 20.000 mensen nodig zijn om het lerarentekort te kunnen opvangen."
In eerste instantie is de virtuele leeromgeving bedoeld voor de nieuwkomers, maar de Open Universiteit wil verder. Ook zittende leraren kunnen er voordeel van hebben. "Je kunt niet stilstaan in je ontwikkeling, als leraar niet, maar ook als school niet. Onderwijs zal mee moeten in de turbulente kennisvermeerdering. Doe je dat niet, dan ondergraaf je de legitimiteit van je bestaan, prijs je jezelf uit de markt en zal het bedrijfsleven zaken naar zich toe trekken."
Vermeulen denkt dat de overheid hierbij zeker een rol te vervullen heeft. De verbeelding moet weer aan de macht komen. Niet bij elke kabinetswisseling weer een nieuwe wilde visie, maar een strategie voor de langere termijn. En dat vergt politieke moed, meent Vermeulen. Opmerkelijk: naar zijn oordeel heeft VVD-minister Hermans in dit opzicht redelijk consistent geopereerd.
Timmeren
Het schrijnendst laat het lerarentekort zich voelen in het vmbo. Voor Vermeulen, die zelf vroeger in het lbo heeft gewerkt, hèt voorbeeld van een onderwijssector waar de werkomgeving veel aantrekkelijker moet worden. "Het vmbo wordt overspoeld door beheersproblemen, ook ten aanzien van leerlingen." Het vmbo heeft zijn sporen verdiend in de leerlingenzorg, maar aan de andere kant heerst de angst dat het terechtkomt in een onderwijskundige armoedeval. Er is, zo meent Vermeulen, een visie nodig, waardoor het vmbo een herkenbare speler wordt voor het bedrijfsleven. In dat opzicht ziet hij de leerwerktrajecten op een aantal vmbo's als een goed initiatief. Leerlingen uit het derde en vierde jaar werken dan een paar dagen per week in een bedrijf. Het maakt Vermeulen niet uit of het binnen of buiten school gebeurt, als de leerlingen maar duidelijk beroepsgericht bezig zijn. "Laat ze vooral doen en organiseer het onderwijs daaromheen." Hij vertelt het voorbeeld van een jongen die timmerman wil worden. Eerst moet de timmerjongen de basisvorming volgen, dan moet hij een boek over timmeren bestuderen en als hij eindelijk aan timmeren toe zou kunnen komen, is hij al zestien. "De kracht van de leerwerktrajecten is dat je leerlingen confronteert met de beroepspraktijk." En ook hier ziet Vermeulen een bewijs voor zijn stelling dat onderwijsgeven tegenwoordig totaal andere vaardigheden vereist dan de klassieke opleiding biedt.
Maar ja, welk vernieuwingsplan je ook maakt, er zal een forse investering aan geld nodig zijn. "Uiteindelijk zal het onderwijs een flinke doelmatigheidsslag moeten maken en daarvoor zijn investeringen nodig. Er moet nu meer geld in om er straks minder in te hoeven pompen. Dat geld is er nu niet echt. Het zal daarom binnen de onderwijsbegroting op andere plaatsen gevonden moeten worden."
Hij ziet twee mogelijkheden. Het onderwijs kan doelmatiger werken door toepassing van nieuwe technologieën. Bovendien hoeft niet alles per se door een leraar gedaan te worden. "Maar dan ben je er nog niet. Ik denk dat we meer vormen van private financiering moeten krijgen voor onderwijs waarvan het private rendement het hoogste is. Ik denk aan de mastersopleidingen. Tegenstanders zeggen dat je dan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs verkleint. Maar ik vind dat die toegankelijkheid veel eerder opgelost moet zijn, bijvoorbeeld door goede bachelorsopleidingen te realiseren. Daarover moet gesproken en nagedacht worden. Als we het huidige financieringssysteem handhaven, kunnen we een heleboel zaken niet realiseren. Dan weet ik wel waar mijn keuzes liggen. Een kanttekening: de research in het hoger onderwijs moet je ontzien, want daar vindt de kennisontwikkeling plaats waar innovaties uit voortkomen."