• blad nr 8
  • 19-4-2003
  • auteur T. van Haperen 
  • Column

 

Doen we het verkeerd?

Tussen het zevende en achtste uur zit vijf minuten voor lokaalwisseling. In die tijd hang ik met mijn stoel tegen de muur, wacht op mijn laatste klas en doe mijn fitnessoefening: boven het hoofd op en neer bewegen van het bord, goed voor de armspieren. M. is de eerste leerling. Ze gaat recht tegenover me zitten, kijkt me uitdagend aan en zegt: "Stoer hoor." Ik zwijg, ben moe. De rest sloft binnen, de tweede zoemer gaat, de les begint. M. zucht: "Kutschool." Ik zet mijn stoel op vier poten, pak mijn boek en roep een paginanummer. Net als ik op wil staan om iets te vertellen over bezuinigingen van 20 miljard euro, zegt zij: "... en dat kutprofielwerkstuk maak ik ook niet." Ik val terug, hang wat naar achteren en antwoord: "Nou, dan doe je dat toch lekker het volgend jaar." Woedend springt ze overeind en krijst: "Ik heb geen tijd, lul, ik moet werken... klootzak, ik maak je kapot." Ik besef dat het nu mijn beurt is, dus ik ook omhoog. Boven haar uit torenend leun ik wat naar voren en fluister: "Het lijkt me beter dat je gaat zitten." Ze zijgt neer en kijkt met een verhit gezicht boos weg. Ik voel me ongemakkelijk bij deze scène, maar de klas reageert niet en dus begin ik snel over die bezuinigingen. De les verloopt prima. Een onderwijsleergesprek slaat de brug van het nieuwsbericht naar de economische begrippen, het controlesommetje gaat goed, de examenopgave eveneens en het gesprek daarover is aangenaam. Ik vergeet M., de zoemer gaat, ze schiet als eerste weg.
Wandelend naar de lerarenkamer draai ik de film terug. Een half uur per week ben ik profielwerkstukbegeleider. In het geval van M. is dat een martelgang. Eerst geen onderwerp, dan iets algemeens, terug, probleem afbakenen, onderzoeksvraag, daarna lappen tekst, opsommend, hopeloos geschreven, infantiele verhalen in kromme zinnen vol spelfouten en dan ineens loopt het even als een trein. Uren heb ik met haar besteed aan hoe schrijf je een werkstuk zonder taal-, spelfouten en al te opzichtig jatwerk. Uiteindelijk heb ik de inleiding maar gemaakt. Materiaal en leidraad waren aanwezig, zij zou de afwerking doen. Dat was een maand geleden.
Arme M. Ze is jong, laat zich een keer gaan... dat mag. Over een paar weken levert zij dat profielwerkstuk in en ik teken het af. Maar waar zijn we mee bezig? M. heeft een aardig verstand, straks een havo-diploma, maar kan en weet weinig. Schrijven is hopeloos, Engels spreken durft ze niet, met Frans en Duits kan ze helemaal niks, haar historische en culturele kennis is nihil, in rekenen is ze goed, dat heeft ze op de basisschool geleerd.
Met mijn collegae praat ik niet over M., hun defensieve riedel ken ik onderhand... slechte kinderen, verwende kinderen en verzakende ouders. Steeds vaker vraag ik me af: doen wij het niet verkeerd?

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.