- blad nr 8
- 19-4-2003
- auteur G. van der Mee
- Redactioneel
'Als we nu niet ingrijpen kunnen we over tien jaar puinruimen'
Elke school een agent?
Het is 8.00 uur 's ochtends. In politiebureau Meer en Vaart in Amsterdam-West overleggen inspecteur Wim de Weerdt en collega Joke van der Sluijs wat er die dag moet gebeuren. Ze hebben geen uniform aan vandaag. De Weerdt: "Dat hangt van de situatie af of ik het aantrek. Een uniform schept nogal wat afstand, op scholen is dat niet altijd prettig. Soms doe je het om meer indruk te maken, bij huisbezoeken bijvoorbeeld, dan gaan we met de Leerplicht mee."
In 1995 besloot het stadsdeel samen met politie en justitie om de scholen te controleren op wapens. De Weerdt: "Er was een voetbalwedstrijd tussen scholen waar een vechtpartij ontstond. Ze bleken allerlei wapens bij zich te hebben. De kluisjes werden vanaf dat moment intensief gecontroleerd door een groot aantal agenten." Na een tijdje sukkelde dat beleid weer in, De Weerdt kreeg de opdracht het nieuw leven in te blazen. "Dat machtsvertoon met die kluisjes doen we niet meer, het doorbreekt heel erg het gebeuren op school. We doen nu alleen nog steekproeven."
Vroeger beperkte het schoolbezoek van de politie zich tot een aantal rituele bezoekjes. Inmiddels zijn er, vooral in de grote steden, veel intensievere contacten omdat er zich meer incidenten voordoen. Van der Sluijs: "De politie wordt meestal pas gebeld als er iets ergs is gebeurd. Een vechtpartij, een steekpartij, diefstal. Achteraf blijkt dan meestal dat er allerlei voortekenen waren, bijvoorbeeld dat er een groepje jongeren steeds rond de school hing." De Weerdt: "Wij zijn hier nu zover dat ik in een vroeg stadium geraadpleegd word, docenten bellen me, leerlingen. Ik geef voorlichting, we gaan op huisbezoek, er is een vertrouwensband. Ik heb overal contactpersonen met wie we vrijwel dagelijks overleggen."
Kut-Marokkaantjes
Amsterdam-West is een saaie naoorlogse wijk waar indertijd veel scholen zijn gebouwd. Er staan er nu nog steeds zo'n 25, de 16.000 leerlingen zijn vrijwel allemaal allochtoon. West gaat door voor een van de crimineelste buurten van Nederland, het is de wijk van wat wethouder Rob Oudkerk 'die kut-Marokkaantjes' noemde. De Weerdt en Van der Sluijs vinden het een overtrokken beeld: "Mensen zeggen zoveel. Ons tienerteam weet heel goed wat er omgaat. De Marokkanen in deze buurt gebruiken zelf geen harddrugs. Het gaat hun om geld, ze willen aanzien, er goed uitzien, dus er wordt gedeald. Als ze 19 zijn, gaan ze trouwen en dan is het over. Bij Nederlandse criminelen is dat vaak anders, die blijven in het circuit hangen."
Afspraak met de scholen is dat elk incident gemeld wordt, of het nu gaat om leraren die bedreigd worden of om diefstal. Een ander probaat middel is de jongens die op school een grote bek hebben thuis bezoeken, De Weerdt noemt het grinnikend 'de vijand verslaan op eigen gebied'. "Wij confronteren ze met hun gedrag waar hun ouders bij zijn, vertellen ze dat ze een grote hufter zijn. Als die lerares die hij voor 'kankerhoer' uitschold, meegaat en zijn ouders horen hoe hij zich gedraagt dan is het meestal snel afgelopen." Heel vervelend zijn de talloze diefstallen. Van der Sluijs: "Maar ze lopen ook met mobieltjes van 300 euro rond, of komen met scooters van 4000 euro. Niemand weet ooit waar het geld vandaan komt, dat vraag je ook niet." De inspecteurs kwamen er achter dat sommige leerlingen die bijvoorbeeld bij H&M werken, worden gechanteerd om de kleding met speciale bonnen gratis te verstrekken. Ouders geven hun kinderbijslag aan hun kind, of ze sluiten een lening af om hem aan dure spullen te helpen. Ze kunnen zich voorstellen dat sommige docenten zich afsluiten voor deze subcultuur. Aan de andere kant denken ze dat je er met louter repressie niet komt. De Weerdt: "Je hebt duizend keer meer aan een conciërge die 's morgens zegt 'zeker niet zo lekker geslapen vannacht' dan aan tien camera's waar je toch niets op ziet en van die kleerkasten die nergens van weten. Ken je leerlingen, investeer in je leerlingen, dat is het ei van Columbus."
De dag van Wim de Weerdt is zeer afwisselend. Het ene moment staat hij aan het bed van een koppige tiener die al drie maanden niet op school is geweest en dreigt hem in de boeien te slaan als hij nu niet meegaat naar school. Het volgende moment zit hij op het Novacollege bij de twee beroemdste conciërges van Nederland (bijnamen: Janssen en Janssen, officiële functie: 'gebouwhoofden') te praten over een diefstalletje en hoort hij hun klachten aan over de nieuwe school die erbij gebouwd wordt.
Lezingen geeft hij over het gedrag van Marokkanen, hoe je met ouders om moet gaan. Tegelijkertijd weet hij dat sommigen bij de politie het maar niets vinden wat hij doet: "Die vinden dat onze taak niet, ook al toon je aan dat het helpt. Dat is altijd zo bij de politie, als iets goed gaat dan bedenken ze weer een andere prioriteit en is het afgelopen."
Amerika
Maarten Weber wil nu juist voorkomen dat Wim de Weerdt morgen wordt opgeheven omdat de plaatselijke politiek opeens vindt dat de orde heel dringend gehandhaafd moet worden in het bejaardentehuis. Hij is hoofdinspecteur en projectleider geweld en bevoegdheden bij het Piog (Politie-instituut openbare orde en gevaarbeheersing). Hij is tevens psycholoog en gespecialiseerd in gebieden van de samenleving waar geweld wel eens de overhand krijgt, zoals sport, het uitgaansleven. De veiligheid op scholen is een onderdeel van zijn taak. "Mijn taak is om uit te zoeken hoe het beter kan. In Nederland is er op dit gebied veel knowhow, maar het is erg versnipperd. Op het moment dat Wim de Weerdt te horen krijgt dat hij iets anders moet gaan doen, kan hij zich nergens op beroepen. Er ligt geen contract met de overheid. In Amerika wordt de veiligheid veel fundamenteler aangepakt."
Weber was in Baltimore en Dallas en zag daar dat er niets aan het toeval werd overgelaten. "Natuurlijk kun je de Amerikaanse situatie niet vergelijken met de Nederlandse, maar ze gaan er niet langer van uit, zoals hier vaak gebeurt, dat het wel in orde zal zijn. Met plannen en protocollen, waarbij iedereen betrokken wordt, zorgen ze voor een veilige leeromgeving." Dat er bij veel scholen nog steeds een psychologische barrière bestaat om over de veiligheid van leerlingen en personeel te praten vindt hij een hele foute zaak. "Aan brandpreventie wordt wel van alles gedaan, maar men neemt voetstoots aan dat het met de kersverse leraar Engels die niemand kent, wel goed zal zitten. In Amerika wordt elke docent gescreend. Op jaarbasis zal het niet heel vaak voorkomen dat een gek schietend de school binnendringt of dat ouders gewapend met honkbalknuppels komen afrekenen met een docent. Toch moet er voor dergelijke gebeurtenissen een protocol klaar liggen. Wie is er verantwoordelijk, wie vangt de ouders op en waar? Die protocollen zijn er trouwens wel, maar ze liggen in de kast, ze zijn nog niet ingedaald in de praktijk."
Veiligheidsbeleid houdt in dat naar alle aspecten wordt gekeken in en om de school, er wordt een risicoanalyse gemaakt. Hij laat Amerikaanse checklists zien over welke aspecten het gaat: "Je moet er met elkaar over praten, de politie kan daarbij haar expertise inbrengen." Weber denkt dat de politie veel meer kan betekenen voor een school dan nu het geval is: "Nu treedt hij alleen op als wetshandhaver, maar hij kan ook meedenken over preventie." In Amerika is het heel normaal dat er een politiepost is in de scholen, die meestal wel veel groter zijn dan hier. Toch ziet Weber, op kleinere schaal, wel een rol weggelegd voor een vaste politieman of vrouw in de school: "Zij kunnen binnen het lesrooster voorlichting geven over date raping, alcohol, drugs, het gevaar van wapens, pesten, gangs, etc. Zij weten veel meer over het uitgaansleven dan de gemiddelde docent, voor leerlingen zijn dat belangrijke zaken. In Amerika hebben heel veel scholieren last van blaasontsteking omdat ze op school niet meer naar de wc durven, daar is het niet veilig. Ik denk dat zo'n politieman ook op de achtergrond een belangrijke rol kan hebben, omdat hij andere dingen ziet dan leraren. Een docent kijkt bijvoorbeeld naar buiten en ziet alleen leerlingen, een agent herkent een dealer en kan er op afstappen en hem aanhouden."
Tot nu toe kent Nederland maar één school met een agent en die staat in Duiven. Weber benadrukt dat het alleen zin heeft als het deel uitmaakt van een veelomvattend beleid waar iedereen achter staat. "Als zo iemand daar heel geïsoleerd bezig is, is het effect minimaal, hij moet echt een achterban hebben. En ja, het personeelstekort is inderdaad een vervelend punt in deze zaak. Ik kan er alleen maar over zeggen dat je prioriteiten en posterioriteiten hebt. In de Amerikaanse steden waar ik was, gingen ze er van uit dat overdag de belangrijkste bevolkingsgroep op school zit. Ma werkt, pa werkt, de hond past op het huis, dus waar kan er wat gebeuren? Alleen in en om de scholen."
Weber wil dit jaar een congres organiseren waar alle belanghebbenden worden uitgenodigd om over het schoolveiligheidsbeleid te praten: "Als we nu niet ingrijpen kunnen we over tien jaar puinruimen."
Signaal
Wie zeker op het congres aanwezig zal zijn is Wim Ruijsendaal, projectleider van Vios (Veilig in en om school in Amsterdam), waarbij zo'n veertig scholen voor voortgezet onderwijs zijn aangesloten. Ruijsendaal was jarenlang directeur van diverse scholen en is gepokt en gemazeld in zaken als geweld en veiligheid. Een politieman op school ziet hij niet zo zitten: "In Noorwegen hebben ze pedagogische medewerkers met opsporingsbevoegdheid. Wat voor signaal geeft een school met een politieman af? Iedereen denkt toch al gauw dat er iets aan de hand zal zijn."
Volgens Ruijsendaal is het veel belangrijker als de directie zich afvraagt wat er eigenlijk gebeurt in en om de school: "In 1998 kwamen we er door onderzoek achter dat docenten maar voor een heel klein deel weten wat er zich allemaal afspeelt onder de leerlingen, de politie weet nog minder. Vandaar dat we degenen die het meeste weten over het geweld moeten laten praten over een veilig beleid. Dat gebeurt nu op veel scholen. Per klas worden vijf leerlingen opgeleid als gespreksleider. De gesprekken worden een paar maal per jaar gevoerd en de oplossingen zijn altijd heel constructief. Zoals een groter aanbod in de kantine - dan hoeven ze niet meer naar de supermarkt -, meer zitplaatsen, betere verlichting in een bepaald deel van de school, leraren moeten op tijd komen en minder frontaal lesgeven. Zo'n discussie brengt een heel andere sfeer in de school, maar docenten moeten er wel open voor staan, ze moeten willen luisteren naar de leerlingen." Het Vios was oorspronkelijk een overleg van directeuren van scholen waar allerlei incidenten voorkwamen. Dat overleg is er nog steeds maar het heeft zich behoorlijk uitgebreid. Er is subsidie van de gemeente en een secretariaat met zes medewerkers. Per 1 april heeft Vios een eigen website (www.vios-amsterdam.nl) met discussiepunten voor leerlingen en een aanbod voor scholen dat varieert van een compleet veiligheidsplan tot een incidentenregistratie.
Volgens Ruijsendaal is het begin moeizaam geweest. Voor veel scholen ging de erkenning dat het niet altijd veilig kon zijn gepaard met een rouwproces. Hij vindt dat veiligheid net zo'n normaal punt moet worden op de agenda als personeelsbeleid: "Vooral de sociale veiligheid is van belang. Hoe ga je met elkaar om? Voor leraren is de school hun tweede thuis, maar dat geldt natuurlijk ook voor leerlingen. In een agressief schoolklimaat worden leraren gesloopt."
Koninkrijkje
"Nee, ik denk niet dat een veiligheidsbeleid verplicht moet zijn. Het is alleen effectief als een school zelf inziet dat het nodig is, anders belandt zo'n plan in een la."
Ruijsendaal maakte zelf tot tweemaal toe mee dat een leerling van zijn school slachtoffer werd van een ruzie buiten de school. Eén keer zelfs met dodelijke afloop. Over de veiligheid buiten de school en in het openbaar vervoer wordt daarom veel gesproken. In het contact met de politie heeft hij wel ervaren dat ieder district een klein koninkrijkje is met een eigen beleid: "Dat heeft voordelen als het gaat om het contact met de buurt, maar soms was wat meer overleg beter geweest. Maar de wil is er wel. Ik vind het werk dat Wim de Weerdt doet goud waard, hij is ook altijd bij het Vios-overleg aanwezig. Wij hebben afspraken liggen dat de politie direct komt als er gebeld wordt. Gebeurt dat niet dan komt het in het overleg ter sprake."
Soms wordt Ruijsendaal gebeld of hij camera's kan leveren of bewakingspersoneel, maar daar handelt hij niet in. "Iedereen moet dat zelf weten natuurlijk, maar wij volgen een andere weg." Leerlingen reageren wisselend op camera's weet hij: "Ze willen niet constant bekeken worden, maar als het helpt bij opsporing vinden ze het ook wel weer goed." Hij is het eens met hoofdcommissaris Kuiper van Amsterdam die nogal nuchter liet weten dat je de criminaliteit niet altijd het beste bestrijdt met meer camera's en meer blauw op straat: "Het is een vorm van repressie waar je niet teveel aan toe moet geven."