• blad nr 6
  • 22-3-2003
  • auteur G. van der Mee 
  • Redactioneel

Extraatje voor docent in grote stad is lastige discussie 

En ik dan?

"Mijn ervaring is dat scholen terugdeinzen voor een bonus vanwege de discussie 'en ik dan?'", zegt de AOb-voorzitter. "Het moet gezien worden als een erkenning voor het zware werk", zegt de wethouder. Twee heren in gesprek over de wens van de grote steden om hun onderwijspersoneel honderd euro extra per maand te geven. Een discussie over een ingewikkelde kwestie, want waarom wel iets extra's voor de leraar die lesgeeft op een gymnasium in Utrecht en niet voor de docent van de vmbo-school in Almere?


Het tekort aan onderwijspersoneel is in de vier grote steden een nijpend en nog steeds groeiend probleem. Zowel het basis- als het voortgezet onderwijs kampt daarom met lesuitval. Vandaar dat de wethouders van de vier grote steden (de G4) een brief stuurden naar de Tweede Kamer en naar de formateurs. Daarin staat dat het Plan van aanpak van de minister niet ver genoeg gaat en dat het nu tijd is voor 'regionale beloningsdifferentiatie'. Een bonus van honderd euro per maand, niet zozeer gekoppeld aan het werken op een probleemschool, maar aan het werken in de randstad. De G4 dringen erop aan om dit in te zetten bij de komende cao-onderhandelingen.
Bij dergelijke onderhandelingen zitten aan de andere kant van de tafel doorgaans de vakbonden, vandaar dat we alvast eens gingen peilen hoe de standpunten liggen. René Verhulst, onderwijswethouder (CDA) van Utrecht, tevens initiatiefnemer namens de G4 en Walter Dresscher, voorzitter van de AOb, kruisen op ons verzoek de degens in het stadhuis van de Domstad.
Verhulst licht toe dat de G4 dit punt aankaarten bij de politiek omdat de gemeenten zelf al veel extra geld uittrekken voor andere knelpunten zoals de gebouwen. "Onderwijs is voor de G4 een speerpunt. Wij hebben het in Utrecht tot nu toe net kunnen redden, omdat wij veel pas afgestudeerden hebben die kiezen voor het onderwijs en omdat er veel zij-instromers zijn. Maar met de ontwikkeling van Leidsche Rijn (30.000 woningen) begint het lerarentekort steeds groter te worden. Natuurlijk vinden wij dat er sowieso veel meer geld bij moet, dat het percentage voor onderwijs van het bruto binnenlands product (bbp) naar 5,5 procent of 5,8 procent moet. Maar we wilden niet zomaar meer geld vragen,anders wordt het al snel als een loos gebaar gezien."
Dresscher: "Als het om beloningsverschillen gaat zijn we niet orthodox, maar met regionale verschillen moet je oppassen dat je niet in een situatie komt dat het tekort zich geografisch verplaatst. Gemeenten hebben al een behoorlijke beleidsvrijheid, waardoor ze zelf maatregelen kunnen treffen om aantrekkelijk te worden voor docenten. Parkeervergunningen, voorrang bij woningen. Er is een hele scala van mogelijkheden, het hoeft niet alleen van het geld af te hangen. Wij hebben enige tijd geleden een boze brief gestuurd naar de Amsterdamse wethouder Rob Oudkerk die beweerde dat de bonden tegenstanders waren van dergelijke voordeeltjes, terwijl wij de meeste maatregelen zelf bedacht hadden."
Verhulst: "Wij doen in Utrecht wat aan woningtoewijzing, onder bepaalde voorwaarden is er een voorrangsregeling voor leerkrachten van buiten de regio, maar dan krijg je de discussie van mensen die roepen: 'ík sta al zes jaar ingeschreven, en hij krijgt voorrang!'. Ik zie het probleem wel dat andere steden dan ook een extra beloning willen, maar wij vinden dat het werken in het onderwijs in de randstad zwaarder en het leven duurder is en dat mensen daarom wegtrekken. Dat moet je voorkomen."

Waarom zijn scholen eigenlijk al niet zelf begonnen met het verstrekken van bonussen? Met het schoolbudget, waar ook nog wat extra geld voor de grote steden in zit, kan iedereen toch zelf bepalen wat hij doet?

Dresscher: "Mijn ervaring is dat ze ervoor terugdeinzen vanwege de discussie 'én ik dan?'. Er zijn in de stad trouwens best scholen waar ik graag zou willen werken, het gymnasium aan de Homeruslaan in Utrecht bijvoorbeeld. Dan krijg ik een bonus voor het prettige werk, terwijl anderen die veel moeilijker werk doen, die niet krijgen. Dus ook in Bunnik en Nieuwegein gaat men zich afvragen 'En ik dan?'. Het komt er net als bij prestatiebeloning neer op de vraag: hoe verdedig je de verschillen in beloning?"
Verhulst: "Het is waar dat er extra geld is gekomen tijdens de hoogconjunctuur (zie kader), maar dat staat in geen verhouding tot wat nodig is. Mijn indruk is dat scholen er nog niet aan toe gekomen zijn, omdat ze druk bezig zijn met achterstanden en nog te weinig aandacht hebben voor beloningsbeleid."

Dan komt het er dus op neer dat de bonus van bovenaf moet worden verordonneerd. Dat ligt, gezien de wens tot autonomie van de scholen, toch niet erg voor de hand?

Verhulst: "Ja, toch denk ik dat er een apart bedrag voor moet komen. Dat is ook wat wij in onze brief vragen."

In het afgelopen jaar zijn er cao-onderhandelingen geweest voor het voortgezet onderwijs. Opvallend was dat de grote steden niet vooraan stonden met voorstellen om het lesgeven in de grote stad aantrekkelijker maken. Terwijl het Brabantse schoolbestuur OMO wel als eerste een cao afsloot waarin het aantal lesuren is verminderd.

Verhulst: "Ik voel mij op dit punt niet bevoegd, omdat de bestuurscommissie voortgezet onderwijs als bestuur optreedt voor het openbaar voortgezet onderwijs. Het is niet de gewoonte dat je je daar als wethouder mee bemoeit of een voorstel doet."
Dresscher: "OMO heeft nog een ander middel ingezet om mensen te lokken. Men geeft bijvoorbeeld de studiefinanciering terug. Zou dat misschien ook iets zijn voor scholen in de binnenstad? Naast extra geld zijn er op deze manier nog heel veel andere maatregelen te bedenken."
Verhulst: "Ik zeg niet dat het de enige oplossing is, je kan ook denken aan een sabbatical, een opleiding, of andere zaken die er voor mensen toe doen. Het gaat ons er bij die bonus om een gevoel van erkenning te geven, een erkenning voor zwaarder werk. Het is ook een noodsignaal want als er niet snel wat gebeurt dan zakken we door het ijs. Wellicht dat de recessie mensen naar het onderwijs trekt, maar dat is geen reden om niets te doen, want je weet niet hoe de toekomst eruit ziet."
Dresscher: "Stel dat het mis gaat met de kabinetsonderhandelingen en het onderwijs krijgt geen extra geld, kunnen de gemeenten dan niet zelf dat initiatief nemen?
Verhulst: "Nee, dit kunnen wij er niet bij hebben, wij besteden al veel extra geld aan gebouwen. Dit ligt ook breder, hiervoor moeten we echt in Den Haag zijn. Daar hebben we trouwens de toestand van de schoolgebouwen in de steden ook aangekaart."

Waarom verlaten docenten zo massaal de stad?

Verhulst: "Ze keren terug naar hun eigen woonplaats of ze verlaten de stad omdat het werk elders toch vaak makkelijker is. Dat geven ze wel aan bij hun vertrek. Dan zijn er natuurlijk nog de reisproblemen, de files. Toch staan steden als Amsterdam en Utrecht nummer twee en drie op de ranglijst van aantrekkelijke steden. Gewoon omdat alles er is, omdat je er ook kunt uitgaan. Maar het leven in een stad is duur en de sociaal-economische problematiek is er groter. Dat heeft zijn weerslag op de leerlingen. Dan kan Amersfoort wel roepen dat ze ook tien drugsverslaafden hebben en dus ook een toeslag willen, maar het verschil is echt groot. In Utrecht gaan we 63 miljoen euro investeren om huisvesting en spreiding van het voortgezet onderwijs te verbeteren, een masterplan om het onderwijs sterker te maken en het imago op te vijzelen. We moeten niet hebben dat men denkt 'oh jee, de stad, dat is de plek van de kansarmen'."

Het fenomeen van de bonus of andere materiële voordelen om docenten te lokken bestaat overal elders in de wereld allang. In Londen krijgen docenten die op achterstandscholen lesgeven beduidend meer salaris, in Boston krijgen ze als secundaire arbeidsvoorwaarde een mooi huis. In Australië is het precies andersom, wie daar op het platteland les wil geven kan rekenen op een forse bonus.

Verhulst: "In Israël hanteren ze een soort groepsbonus. De school kan zelf uitmaken waar het voor gebruikt wordt. Het is bij bonussen altijd een probleem om het handen en voeten te geven. Want je moet wel oppassen, zoals dat bij bedrijven wel voorkomt, dat niet alleen de commerciële afdeling de extraatjes krijgt, maar iedereen."
Dresscher: "Ik ben voor bonussen, maar als onderhandelingspartner wil je wel een regeling op papier, dan weet je waar je tegen bent of wat je kan verdedigen. Ik denk dus dat het wel onderdeel moet zijn van een groter plan en er moeten heldere criteria komen."

Is het plan van de G4 zo'n plan om 'ja' tegen te zeggen?

Dresscher: "Dat is geen plan, dat is meer een ideetje."
Verhulst: "Omarm het nou, anders is het weg, dan kan de minister makkelijk zeggen 'de bonden willen niet, dus gaat het niet door."
Dresscher: "Je moet kijken wat het betekent voor Nederland. Verder moet het wel gefinancierd worden, het mag niet ergens anders weer vanaf gaan. We hebben op dit moment al moeite genoeg met de algemene loonsverhoging. Daar mag het geen uitholling van zijn. Als het nieuwe kabinet hier voor voelt moeten er additionele fondsen komen en dan moet er nog een bonussysteem opgezet worden."

Anders geformuleerd, over hoeveel jaar hebben we beloningsdifferentiatie?

Verhulst: "Ik verwacht dat het niet lang meer duurt, al was het maar uit pure nood omdat het reservoir van docenten uitgeput is."
Dresscher: "Wat mij betreft had het er allang kunnen zijn als iemand maar met serieuze voorstellen komt."
Verhulst: "Ik schat dat het 2010 wordt."

De extraatjes van de grote steden

De vier grootste steden - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - krijgen vanuit verschillende potjes extra geld, onder andere om arbeidsmarktknelpunten aan te pakken. Zij mogen daarvan bonussen of andere extraatjes aanbieden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het extra geld niet zo royaal is dat er van forse loonsverhogingen sprake kan zijn. Even op een rij wat de grote steden voor onderwijs en aanverwante zaken extra kregen.
Oktober 1998: 500 scholen voor primair onderwijs krijgen een boekenpakket van tien bekroonde kinderboeken, een eenmalige geste van anderhalve ton aan oude guldens.
December 1999: voor wijkgerichte aanpak, sociale infrastructuur, voorschoolse educatie, welzijn en onderwijs, krijgen de vier grote gemeenten in het kader van het grote stedenbeleid samen in totaal 10 miljard gulden. Op onderwijsgebied gaat het vooral om brede scholen.
September 2000: dertig miljoen uit de onderwijsbegroting is speciaal bedoeld voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten op achterstandsscholen in de grote steden.
Oktober 2000: onderwijskansenscholen (achterstandsscholen) in de vier grote steden krijgen 48 miljoen gulden extra.
November 2000: 8,5 miljoen gulden voor het aanpakken van tekorten in primair onderwijs, speciaal bedoeld voor zij-instromers, 4,8 miljoen voor opleiding en aanstelling, de rest voor de opleidingen, bemiddeling en coaching.
September 2002: Verdere verhoging schoolbudget van alle scholen (totaal van 658 miljoen euro naar 775 miljoen euro) waaruit onder meer arbeidsmarkttoeslagen betaald kunnen worden, naast alle andere keuzemogelijkheden.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.