- blad nr 8
- 21-4-2001
- auteur R. Voorwinden
- Redactioneel
Carmelscholen denken over functiedifferentiatie
Je hebt echt niet overal docenten voor nodig
'We kunnen het lerarentekort niet oplossen door meer traditionele leraren binnen te halen. Want die zijn er de komende jaren gewoon niet', verklaarde minister Hermans onlangs in de Tweede Kamer. Scholen moeten, vindt de bewindsman, daarom meer ondersteunend personeel aannemen dat taken van de docenten kan overnemen. Hermans ziet de Carmelscholengroep in Oost-Nederland daarbij als het grote voorbeeld, vertelde hij aan de Kamer.
In de praktijk gebeurt er op de Carmelscholengroep - met twintig brede scholengemeenschappen en 35.000 leerlingen een van de grootste werkgevers in het voortgezet onderwijs - echter nog niet zoveel aan functiedifferentiatie. Maar dat gaat veranderen met de komst van de zogenoemde 21ste Carmelschool, waarvoor op dit moment de contouren worden geschetst. In deze vernieuwende school worden de klassen afgeschaft en wordt gebroken met de onderwijstraditie dat een docent allerlei rollen vervult: die van instructeur, kennisoverdrager, begeleider, vraagbaak, surveillant, secretaresse en kopieerder. Er komen onderwijsassistenten die werkzaamheden van de docenten overnemen, waardoor die leraren als trainers/tutors de handen vrij krijgen om leerlingen te begeleiden en te coachen.
Goedkoper
"Je hoeft echt niet overal eerste- en tweedegraadsdocenten voor te hebben", vindt Harry Mes, hoofd personeelszaken van het bestuursbureau van Carmel. De scheidslijn tussen docenten - de kennisoverdragers - en ondersteuners zal volgens hem de komende jaren verdwijnen. En echt niet alleen bij de 21ste Carmelschool. "Een mediathecaris moet de bibliotheek runnen. Maar hij heeft ook contact met de leerlingen, dus waarom zou hij die leerlingen niet kunnen begeleiden als ze informatie over een project zoeken?" En waarom zou je als school geen metselaar kunnen inhuren die, als onderwijsassistent, de leerlingen de fijne kneepjes van het vak bijbrengt? "Of een native speaker Engels? Dat kan toch ook een gouden kracht zijn voor een school? Of stel dat je met de geschiedenisles je eigen stad behandelt, zou het dan niet mooi zijn als je een VVV-gids of een archivaris wat kunt laten vertellen? Moet daar dan echt nog een docent naast staan?" Een retorische vraag, want Mes vindt dat een docent een deel van zijn taken best kan overdragen aan assistenten zonder onderwijsbevoegdheid. "Als je in een ziekenhuis komt, word je toch ook niet naar je kamer gebracht door de chirurg?"
Dat functiedifferentiatie in de praktijk kan werken, bleek onlangs uit het experiment met leraarsassistenten, bedacht door onderwijspsycholoog Leo Prick. Op een aantal scholen werden assistenten aangesteld die alle taken waarnamen die niet met lesgeven te maken hebben, zoals surveilleren, het nakijken van multiple-choicetoetsen en kopiëren. De resultaten waren positief: leraren kregen hun handen vrij voor het lesgeven en hun werkstress daalde. Diverse scholen waren zo tevreden over hun assistenten dat zij die na afloop van het experiment op eigen kosten in dienst hielden.
Het inzetten van assistenten kan, vindt Mes net als minister Hermans, een bijdrage leveren aan het oplossen van het lerarentekort. "Gewoon opgeleide leraren zijn er immers absoluut onvoldoende." Bovendien bespaart functiedifferentiatie de scholen geld. "Assistentfuncties zijn goedkoper dan docentfuncties. En scholen moeten nu eenmaal effectief met hun geld omgaan."
Academisch gevormd
Functiedifferentiatie gaat op de Carmelgroep echter verder dan het overdragen van leraarstaken aan assistenten. In de krant van de scholengroep is bijvoorbeeld discussie ontstaan over hoeveel eerstegraadsdocenten er straks nog nodig zijn. 'De lesstof wordt momenteel zodanig voorgekookt door de educatieve uitgevers dat volledige beheersing van de stof geen voorwaarde meer is', zo zegt een docent. 'Academisch gevormd zijn in Frans of economie heeft steeds minder meerwaarde.' Waartegen anderen inbrengen dat boeken en methoden slechts hulpmiddelen zijn en dat er toch een academisch opgeleide leraar nodig blijft die boven de stof staat, 'zodat hij de leerlingen kan onderwijzen in de hoofdlijnen en de onderliggende gedachtewereld'.
Volgens Mes is het ook tijd om eens te discussiëren over het salarisverschil tussen eerste- en tweedegraadsleraren. Want dat is nu alleen gebaseerd op het verschil in vakkennis tussen de docenten, terwijl in de praktijk van het onderwijs ook heel andere zaken belangrijk zijn, zoals pedagogisch- didactische kwaliteiten. "Het lesgeven in het vmbo vergt nu eenmaal heel andere competenties dan lesgeven in het studiehuis."
Mes denkt dat werken in het vmbo in bepaalde opzichten misschien wel zwaarder is dan in de bovenbouw van havo/vwo. "Docenten in het vmbo zeggen soms: 'Laat die eerstegraders met hun schaal 12 maar eens hier voor de klas komen staan, dan merken ze eens hoe dat is'." Daar zit volgens Mes wel iets in. En daar zouden ook consequenties uit getrokken kunnen worden voor de beloning. "Waarom heeft een eerstegraadsleraar automatisch recht op schaal 12 en zou een docent in het vmbo altijd in schaal 10 moeten blijven? Dat automatisme gaat verdwijnen."
In plaats van dat automatisme zal, verwacht Mes, competentiebeloning haar intrede doen in het onderwijs. "Tot nu toe krijgt een leraar er elk jaar zo¹n tachtig gulden salaris bij, en dat 25 jaar lang. Dat is niet meer van deze tijd. De ontwikkeling van docenten zal een rol gaan spelen in hun beloning." Dat laatste ziet Mes overigens niet tussen nu en, zeg, drie jaar gebeuren. "Leidinggevenden op scholen moeten eerst leren werken met competenties. Als iemand bijvoorbeeld een cursus in gedifferentieerd lesgeven volgt, kan hij dan in de praktijk inderdaad gedifferentieerd lesgeven? Wie beoordeelt dat en wat staat daar tegenover?" Maar als die vragen beantwoord zijn, zal competentiebeloning er zeker van komen. "Als een docent een bepaalde competentie heeft ontwikkeld, mag daar best een prijskaartje aan hangen."
Bestuur in schaal 16/17: het grote graaien?
De stichting Carmel heeft onlangs een nieuwe bestuursstructuur ingevoerd, waarbij de voorzitter van het college van bestuur in salarisschaal 17 zit. Dat is L. van Lier, personeelslid van een van de Carmelscholen, in het verkeerde keelgat geschoten. 'De Carmelstichting groeit', schrijft Van Lier in een brief aan Het Onderwijsblad. 'En het bestuur zorgt goed voor zichzelf. (..) Met z'n allen Cor Boonstraatje spelen. Net echt, meedoen met de grote jongens, pakken wat je pakken kan. Intussen hebben docenten bezuiniging op bezuiniging gehad, worden gebouwen niet onderhouden en wordt het aantal klassen per docent vergroot. (..) Als de voorzitter van het college van bestuur meer moet verdienen dan de burgemeester van een middelgrote gemeente, ontkom ik niet aan een gevoel van walging. Het grote graaien heeft de stichting in zijn greep, bah!'
De medezeggenschapsraad van Carmel is echter zonder veel discussie met de salarissen van de bestuurders akkoord gegaan. "Rectoren van grote scholengemeenschappen zitten al in schaal 15/16. Dan is het niet onlogisch dat het college van bestuur in schaal 16/17 komt", zegt Corry Huizingh, voorzitter van de GMR van Carmel. "Dat college moet immers bovenschools beleid voeren". Let wel: Huizingh zegt niet dat schaal 17 weinig is. "Het is goed betaald, maar niet onredelijk hoog."