• blad nr 1
  • 11-1-2003
  • auteur . Overige 
  • Column

 

Het c-woord

Op mijn bureau ligt een meter hoog competentielectuur. Geen vergadering of het c-woord valt. Ik turf zo'n tien keer per half uur. Drie vergaderingen in de week en je zit de volgende keer met oordopjes. Nederland lijkt één grote competentiebazaar. Geen markt, geen beroep, geen opleiding, of ze hebben een c-lijst. C-lijsten vallen goed in ons pragmatische landje. Kennelijk is, in onze ambitie om 'kennisland' te worden, de term 'vaardigheden' iets te plat geworden. Competenties lijken een deftige opwaardering mogelijk te maken. Een competentie beschrijft deskundig gedrag en dat is net een trapje hoger dan vaardig gedrag. Iedereen gelukkig?
Nee dus, voor het opleiden van leraren en voor het beoordelen van zij-instromers voorzie ik een sluipende ramp. Daling van kwaliteit, verdere daling van de beroepsstatus en op lange termijn, daling van nieuwe aanwas. Onheilspellende prognose. Leg dat maar eens uit, Blom.
Het grootste probleem is dat het begrip competentie niet ingebed ligt in een kennistheorie en evenmin in een theorie over professionele beroepen. Een voorbeeld. De competentie 'vakinhoudelijke, vakdidactische en onderwijskundige expertise adequaat inzetten ten behoeve van de leerprocessen en leerdoelen van leerlingen' bevat bij gebrek aan theoretische basis twee tautologieën. Want wat 'expertise' en wat 'adequaat inzetten' is, zouden we juist willen kunnen definiëren met competenties. Willen wij zij-instromers en afstuderenden goed en betrouwbaar beoordelen, dan moeten wij ten minste weten welke (vakinhoudelijke, vakdidaktische en onderwijskundige) kennis wij goed genoeg vinden voor een professioneel leraar en hoe die kennis adequaat wordt ingezet. Competentielijsten zijn misschien wel dekkend voor wat een leraar moet kunnen, maar ze verschaffen weinig inzicht in de kwaliteit ervan. Dat wordt dus uitverkoop van de ongeschreven en geschreven standaarden die er waren.
Philippe Perrenoud (universiteit Genève) schrijft veel zinnige zaken over de professie leraar. Eigenlijk vindt hij het nog maar een semi-professie. Een echte professie kenmerkt zich door: 1. intellectuele activiteit en individuele verantwoordelijkheid, 2. inzet van 'wetenschappelijke' kennis, 3. de 'kunst' van het praktisch handelen, 4. een lang vormingstraject, 5. een hechte beroepsorganisatie, 6. altruïsme. Verder onderscheidt hij twee typen situaties waarin professionals handelen. Situaties (a) waarvoor min of meer vaste denkschema's bestaan en er routinematig gehandeld wordt, èn situaties (b) waarin zo'n schema niet bestaat, er onzekerheid is over hoe te handelen, en verschillende vormen van kennis (ook alledaagse kennis) gecombineerd moeten worden om een zo verantwoord mogelijke oplossing te vinden. Vooral het veelvuldig voorkomen van type b-situaties horen bij de echte professie. Veel leraren (in opleiding) en lerarenopleiders verlangen naar situaties van het type a. Vandaar dat de meeste competenties situaties van dat type omschrijven. Dat is kiezen voor semi-professionalisme.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.