• blad nr 8
  • 21-4-2001
  • auteur R. Sikkes 
  • Redactioneel

Oeso schildert doemscenario en onderwijsdroom 

Lerarentekort kan leiden tot meltdown van onderwijsbestel

Als de lerarentekorten niet oplosbaar blijken te zijn, staat het onderwijs precies zoals een op hol geslagen kernreactor voor een meltdown. Dit horrorscenario met realistische trekjes schildert de Oeso in haar jongste Education Policy Analysis 2001. Liever zou de Oeso zien dat scholen zich ontwikkelen tot 'lerende organisatie', maar dat droomscenario vraagt om forse investeringen in onderwijsontwikkeling en groepsverkleining op alle niveaus.

'Welke toekomst hebben onze scholen', luidt de titel van het slothoofdstuk in de pas verschenen Education Policy Analysis 2001 van de Oeso, de club van industrielanden. Voor een antwoord zijn eind vorig jaar op een conferentie in Rotterdam vijf scenario's bedacht hoe het onderwijs er over pakweg twintig jaar uit zou zien. Ze verschilden alle vijf een beetje. Met meer of minder autonomie, met of zonder ingrijpende gevolgen van de invoering van ict. Scenario's schrijven is een modern gezelschapsspel voor beleidsmakers, om zo de keuzes waar de politiek voor staat aan te scherpen.
Alleen bleef het niet bij de vijf scenario's die in Rotterdam waren bedacht, de makers van de Policy Analysis voegden er zelf een zesde doemvoorspelling aan toe: Teacher exodus The meltdown scenario. 'Dat is gebeurd als erkenning van de fundamentele problemen waar het onderwijs voor komt te staan als de lerarentekorten tot een crisis leiden', motiveren de opstellers het toetje in de rij scenario's.
De aanloop tot de meltdown bestaat volgens de Oeso uit vier ingrediënten. Het vergrijsde lerarenkorps gaat het komende decennium massaal met pensioen, de aanwas van jonge leraren is te klein om alle gaten te vullen. Door de krapte op de arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden lukt het niet om leraren uit andere bronnen te werven, of om leraren vast te houden. Door de groei van het aantal beroepen waarvoor een hogere opleiding nodig is, verliest het leraarsberoep aan exclusiviteit, maar het opnieuw aantrekkelijker maken wordt door de overheid als te kostbaar gezien. En zelfs als het lukt om meer jongeren te interesseren voor het beroep, dan duurt het nog jaren voordat zij de opengevallen plaatsen kunnen innemen.
Volgens de Oeso is er bovendien een fundamenteel verschil tussen de huidige lerarentekorten en het tekort eind jaren vijftig. Toen werd het onderwijs overvallen door de babyboom en moesten in alle hoeken en gaten leraren worden gezocht. Maar destijds nam de maatschappij met minder genoegen. De eisen op het gebied van onderwijskwaliteit en de verwachtingen van leerlingen over hun onderwijscarrière zijn de afgelopen veertig jaar enorm toegenomen. En de kenniseconomie vraagt eerder om méér scholing en méér kwaliteit dan minder. Toen kon het onderwijs met een beetje aanmodderen de lerarentekorten oplossen, in de huidige kennissamenleving staan we volgens de Oeso voor een serieuze crisis.

Gepensioneerden
De gevolgen zijn volgens de scenarioschrijvers niet te overzien. Voor de hand ligt dat er een grotere ongelijkheid zal ontstaan in onderwijskansen, achterstandsscholen worden immers als eerste en het hardst getroffen door de lerarentekorten. Maar het kan ook de aanleiding zijn tot een radicale innovatiegolf, met vernieuwingsgedachten die nu nog niet te voorspellen zijn. Wie weet lukt het om ­ met de dreiging van de meltdown op de achtergrond ­ met politieke en sociale steun er een beter scenario door te drukken.
Voorlopig koersen we echter af op een reeks van rampen. Ouders en media zullen steeds kritischer worden over het onderwijs. Regio's of schooltypen die niet zo zwaar door een tekort worden getroffen, zullen meer autonomie opeisen om hun relatief goede positie te bewaken. Intensiever gebruik van ict zal worden gezien als mogelijke oplossing. Lerarensalarissen zullen onder druk van de tekorten wel stijgen. Een wanhopige, maar weinig effectieve poging zal worden ondernomen om gepensioneerde leraren weer voor de klas te krijgen. De overheid zal de greep op het onderwijs proberen te versterken, om leiding te geven aan het oplossen van het lerarentekort. Maar als de lerarencrisis lang aanhoudt, verliest de overheid haar geloofwaardigheid als hoeder van het onderwijs. Als gevolg daarvan zal het particulier onderwijs en, in landen waar dat mag, het huisonderwijs toenemen.
Is het meltdown scenario realistisch, vragen ook de beleidsmakers van de Oeso zich af. De Engelse kranten, waarin naast de mond- en klauwzeer het lerarentekort permanent voorpaginanieuws is, hadden weinig moeite om die vraag te beantwoorden. 'Pay teachers or face meltdown', kopte The Times. De Oeso is in haar Education Policy Analysis een tikkeltje voorzichtiger. 'De vereiste studies ontbreken nog, maar er zijn indicaties dat dit een plausibele toekomstvoorspelling is.' Want het bewijsmateriaal stapelt zich op. Zo ligt de voorheen onaantastbare concurrentiepositie van leraren op de steeds krappere markt voor hoger opgeleiden al weer een paar jaar onder vuur. Veel belangrijker is de leegloop door de vergrijzing. De Oeso noemt landen als Zweden (zie de nieuwspagina's), Duitsland, Finland en Italië waar het aantal vijftigplussers zo hoog is, dat daar grote problemen verwacht kunnen worden. 'Hoewel er grote verschillen bestaan tussen landen, zouden de gevolgen van de vergrijzing beter onderzocht moeten worden, net als veelbelovende manieren om de werving van leraren te verbeteren.'

Belastingbetaler
Hoewel alle zes verkenningen (zie pagina 8) bedoeld zijn als middel om na te denken over de toekomst van het onderwijs, heeft het zesde, het horrorscenario, zoveel realistische trekjes dat het de Oeso-onderwijsministers begin april wakker had kunnen schudden over het dreigende wereldwijde lerarentekort. Maar dat bleek niet het geval. Het oorspronkelijke hoofdonderwerp - de consequenties en kosten van het streven naar 'levenslang leren' ­ eiste toch alle aandacht op. In de slotverklaring van de onderwijsministers werd alleen verwezen naar de vergrijzing en 'serieuze wervingsproblemen'. 'De meer optimistische scenario's lopen gevaar als zich een ernstig lerarentekort voordoet.' De onderwijsministers spraken af dat ze strategieën zullen ontwikkelen voor 'het aantrekken en behouden van hooggekwalificeerde leraren en schooldirecteuren'.
Het is duidelijk dat de schrijvers van de Education Policy Analysis 2001 zelf liever zien dat het onderwijs afkoerst op een andere toekomst. Hoewel het Oeso-rapport bedoeld is als discussiestuk, spreekt er uit de beschrijvingen wel een voorkeur voor 'de school als lerende organisatie' en krijgt ook 'de school als sociaal centrum' een sympathiek onthaal. Beide vragen om een enorme investering in het onderwijs.
Als het onderwijs moet zorgen voor de sociale cohesie, zoals de Oeso wil, dan zal daar fors in geïnvesteerd moeten worden om te zorgen dat naast de huidige nadruk op cognitieve prestaties, ook de sociale ontwikkeling van leerlingen voldoende ruimte krijgt. Het streven naar het bestrijden van ongelijke onderwijskansen vraagt nog eens om extra aandacht, en geld.
Wil de school een 'lerende organisatie' worden - een term die populair is in managementtheorieën - dan zal de overheid en dus de belastingbetaler helemaal over de brug moeten komen. Een docententeam dat zelf verantwoordelijk is voor research and development van het onderwijs, heeft kleine klassen nodig, experimenteertijd en onderzoeksmogelijkheden. Maar met die aanpak wordt voor het onderwijs wel de meeste winst geboekt. Vernieuwing van de programma's, een aantrekkelijke werkomgeving en een interessante mix van taken voor leraren, zodat meer mensen zullen kiezen voor het leraarsberoep. De 'school als lerende organisatie' leidt kinderen bovendien adequaat op voor 'levenslang leren'. En daarmee hopen de schrijvers van de Education Policy Analysis de ministers misschien te verleiden tot flinke investeringen in onderwijs. Maar die zoeken ook geld buiten de deur, zo blijkt uit hun slotverklaring. 'De publieke portemonnee is maar één bron van extra geld, we zoeken ook naar manieren om leerlingen en studenten, hun familie, het bedrijfsleven en anderen te laten investeren.'

Zes toekomstschetsen voor het onderwijs in 2020

1. Stevige bureaucratische schoolsystemen
Een eenvormig, door de overheid opgezet onderwijssysteem blijft de norm. Diploma's houden hun waarde, jongeren krijgen de neiging om steeds langer onderwijs te volgen. Ondanks kritiek van ouders, bedrijfsleven en media verandert er niet veel in het onderwijs. Er is een standaardprogramma dat wordt gegeven in klassen en jaren, met hier en daar experimenten. Status en beloning van leraren staan onder druk. Hoewel de kritiek toeneemt op de ouderwetsigheid van het onderwijs, accepteert iedereen de situatie 'omdat die nu eenmaal zo is'.

2. Marktmechanismen in onderwijs
Kritiek op de eenvormigheid van het onderwijs leidt hier tot een meer marktgeoriënteerde aanpak. Deregulering, het toestaan van meer particuliere aanbieders zijn hoofdbestanddelen van het beleid. Daardoor is er vernieuwing, maar tegelijk gevaar van toenemende ongelijkheid. Het openbaar onderwijs kan zelfs gemarginaliseerd worden. Een lerarentekort kan deze ontwikkelingen versnellen. Efficiency en kwaliteit zijn de kernbegrippen, een eenvormig curriculum wordt vaarwel gezegd.

3. Scholen als sociale centra
Onderwijs wordt gezien als de belangrijkste waakhond tegen sociale versplintering en de crisis in normen en waarden. Politiek en publiek zien onderwijs weer als 'publiek goed' en steunen het onderwijs. Er is wel individualisering, maar die wordt afgeremd door de gemeenschappelijk gevoelde noodzaak van een gezamenlijk kerncurriculum. Zowel cognitieve als sociale elementen krijgen een plek in het onderwijs, omdat beide gezien worden als belangrijk voor het levenslang leren. Ongelijkheid in onderwijskansen is een belangrijk aandachtspunt voor scholen, de scherpe grenzen tussen basis- en voortgezet onderwijs vervagen.

4. Scholen als lerende organisatie
Leren gebeurt in kleine groepen, er wordt veel geïnvesteerd in onderwijsresearch. Computers worden een normaal onderwijsmiddel. Het aanzien van het onderwijs komt weer terug. De lesprogramma's voor leerlingen zijn veeleisend. Diploma's blijven van groot belang, maar worden aangevuld met assessments voor vaardigheden, zodat alle talenten in kaart worden gebracht. Leraren worden goed betaald, werken met kleine groepen en krijgen veel tijd voor onderwijsontwikkeling.

5. Onderwijsnetwerken in de netwerkmaatschappij
Het schoolsysteem zoals dat nu bestaat, brokkelt langzaam af omdat allerlei groepen vanwege kritiek op het overheidsgestuurde bestel eigen vormen van onderwijs gaan opzetten. De welvarende, hoger opgeleide klasse en religieuze groeperingen nemen daarbij het voortouw. Ieder maatschappelijk netwerk creëert zo zijn eigen onderwijsvorm. Ict rukt snel op in het onderwijs, er ontstaat grote ongelijkheid tussen scholen. Particuliere 'trainers' zullen een deel van het onderwijs overnemen, het thuisonderwijs groeit en bloeit.

6. De exodus van leraren ­ het meltdown scenario
Door de uittocht van gepensioneerden lukt het niet langer om voldoende kwaliteit te bieden. De kritiek van ouders en media op het onderwijs neemt snel toe. Particulier onderwijs groeit omdat daar ouders bereid zijn om meer te betalen, zodat er voldoende leerkrachten zijn. De ongelijkheid in onderwijskansen wordt groter. Op achterstandsscholen werken leraren zich over de kop.

Dit bericht delen:

© 2024 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.