- blad nr 17
- 9-10-1999
- auteur J. van Aken
- Redactioneel
Acht Belgen aan de slag in Rotterdams basisonderwijs
Je praat als de meester van Ketnet
Kleuterleider Bernolet is een van de acht Belgen die op een Rotterdamse basisschool werken. De Belgen werden samen met zo¹n dertig Nederlanders geselecteerd uit een groep van 250. Zij reageerden op de uitdagende vraag ŒWie durft?¹ van de Rotterdamse schoolbesturen in advertenties in Nederlandse en Belgische dagbladen. Wie reageerde kreeg een kaartje thuis met de tekst ŒU durft¹ en een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. Doel van de campagne was het lerarentekort in het Rotterdamse basisonderwijs te verminderen.
Je praat net als de meester van Ketnet, zeiden de leerlingen de eerste dag tegen Bernolet. Ook zijn Belgische collega Hilde Vereyken (33) op de Rotterdamse basisschool de Provenier merkte vanaf de eerste dag de verschillen tussen het Vlaams en het Nederlands. ³Ik had het over een kolom sommen en de kinderen kenden alleen rijtje. Neem je rekenboek uit je schuif kenden ze ook niet.² Bernolet maakte een keer de opmerking dat een kind een mooi kleedje aanhad, waarop ze Œdoe es normaal¹ antwoordde. ³Terwijl ik gewoon bedoelde dat ze een mooie jurk aanhad², lacht Bernolet.
Wilde verhalen
³Nadat ik me te pletter had geïnformeerd over de gang van zaken in het Nederlandse onderwijs, besloot ik de gok te wagen en het avontuur aan te gaan², vertelt Vereyken. Enige aarzeling ging daar wel aan vooraf. ³Ik hoorde dat iemand 37 kinderen in de klas had. Als dat overal zo is, ga ik gewoon niet, dacht ik toen. Maar gelukkig bleek dat een uitzondering te zijn.² Ook de wilde verhalen die volgens Vereyken in België de ronde doen over de agressievere Nederlandse kinderen vormden een drempel waar ze even overheen moest stappen.
De agressie blijkt nogal mee te vallen, wel merkt het tweetal andere verschillen. Volgens Vereyken zijn kinderen in Nederland veel mondiger en directer. ³Er wordt hier niet zo rond de pot gedraaid, zal ik maar zeggen. Kinderen spreken vooral bij ruzies heel snel. Dan is het moeilijk te begrijpen wat ze nou letterlijk bedoelen. Het gebeurt dat een kind in zijn boosheid zegt dat hij iemand gaat Œslopen¹. Ik moest even doorkrijgen dat ze dat niet zo letterlijk bedoelen, maar alleen zeggen om hun boosheid te uiten.²
Ook Bernolet moest wennen aan de assertiviteit, of brutaliteit zoals ze dat in Vlaanderen noemen, van de leerlingen. ³In België haalt een kind het niet in zijn hoofd te praten als de leraar aan het woord is. Hier moet ik om de haverklap om stilte vragen. Ik ben dat niet gewoon en soms ga ik daarin nog te ver. Dan zeg ik: ŒJe bent niet bezig met de les¹, terwijl ze gewoon aan het overleggen zijn. Daar moet ik nog een weg in vinden: wat laat ik los en wat niet?²
Alleen invalwerk
Naast dat werken in Nederland een leuke uitdaging leek, was het Belgische onderwijssysteem voor hen de belangrijkste reden om naar Nederland te komen. In België konden ze eigenlijk alleen als invaller werken, in Rotterdam hebben ze binnen een half jaar tot een jaar een vaste baan.
Bernolet bijvoorbeeld is in juni 1996 afgestudeerd als kleuterleider en heeft sindsdien alleen maar interims gedaan, als invaller voor de klas gestaan. ³Ik heb met verstandelijk en lichamelijk gehandicapten gewerkt, met kleuters, in het eerste en tweede leerjaar, op de kankerafdeling van een ziekenhuis, op een honderd procent migrantenschool, op een joodse school en ik heb heel veel thuisgezeten. Het werk varieerde van twee dagen tot een paar maanden en op een gegeven moment gaat dat frustreren.²
Ook Vereyken heeft zo¹n waslijst met scholen en herkent de frustratie van Bernolet. ³Als je korte periodes invalwerk doet, moet je je steeds opnieuw aanpassen aan de school, aan de kinderen, aan de manier van werken. Ik wilde graag langere tijd op dezelfde school werken, maar dat is lastig te realiseren omdat je als jongere heel moeilijk een vaste aanstelling krijgt.²
In België zijn twee manieren voor een jonge leerkracht om een vaste aanstelling te krijgen. Als je de baan krijgt van iemand die in de ziektewet belandt of met pensioen gaat, of als je voldoende prioriteiten hebt opgebouwd. ³En prioriteit één krijg je pas nadat je ongeveer een jaar op dezelfde school hebt gewerkt en dat lukt je als jongere dus niet. Die werken immers bijna allemaal als invalkracht korte periodes op steeds andere scholen en bij elke nieuwe school begint de telling opnieuw², legt Bernolet uit.
Volgens een woordvoerder van het Belgische ministerie van Onderwijs zijn er daar nog net voldoende leraren. De afgelopen paar jaar waren er geen tekorten, maar sinds vorig schooljaar zijn er moeilijkheden met de vervanging van zieken. Wel heerst er een tekort aan leerkrachten klassieke talen. Hoopgevend vindt de woordvoerder dat dit jaar de instroom aan de Belgische pabo¹s is verdubbeld.
Vergadermentaliteit
Na een gesprek werden beiden in februari aangesteld op de Provenier. Spijt hebben ze tot op heden niet van hun stap. Vereyken: ³Het is een heel prettige school, het team is vlot en open. Ik voelde me al snel geïntegreerd zowel bij de kinderen als bij de collega¹s. Het is de gewoonte dat de leerkrachten hier voor de les begint even samen thee of koffie drinken, terwijl in België iedereen direct aan de gang gaat. Een van de eerste dagen zei ik tegen een collega: Ik heb even jouw tas gepakt, dat is Vlaams voor kop. Waarop hij naar beneden keek of ik zijn schooltas had weggepakt.²
Volgens Bernolet gaat het er hier tussen collega¹s democratischer aan toe dan in België. ³De vergadermentaliteit is duidelijk anders. In België is het zo dat de directeur beslist. Je mening geef je niet tijdens de vergadering, maar hooguit daarna. Dan kan het besluit nog wel aangepast worden, hoor. Hier gebeurt het dat in een vergadering dertig meningen voorbijkomen en ben je met één punt soms drie weken bezig. Het is wel zo dat je mening hier echt gehoord wordt, terwijl daar de directeur gewoon de baas is. Toch kan het aantal vergaderingen wel wat minder wat mij betreft.²
Over het onderwijs zijn beide leerkrachten alom tevreden, alleen zijn ze niet helemaal gelukkig met hun huisvesting die geregeld is door de Rotterdamse Vereniging voor katholiek onderwijs (RVKO). In het begin was er in hun gezamenlijk gehuurde huis geen verwarming, geen gasfornuis en geen koelkast. Verder werkte de elektriciteit niet goed en moesten er afspraken gemaakt worden wie wanneer ging douchen: de kraan moest blijven lopen, anders was er de eerste tijd geen warm water meer. Daarnaast vindt Vereyken de woning veel te klein voor twee mensen. ³Erwin en ik kunnen heel goed met elkaar overweg. Toch zou ik het liefst mijn eigen woning hebben, maar de huren in Rotterdam zijn te hoog. Dit zijn Œkottoestanden¹, dat is leuk voor studenten, maar als je dertig bent wil je toch je eigen plek.²
Wim Kreugel van de RVKO, die het huis geregeld heeft: ³Het is al heel wat dat we voor huisvesting zorgen. We weten dat er in het huis problemen zijn, een collega is bezig het op te lossen. We zijn niet gewend huisbaas te zijn. We doen ons best, maar we moeten hier nog aan wennen.²
Ook is onduidelijk waar en hoeveel belasting de Belgen moeten betalen. Bernolet: ³Dit is voor iedereen een nieuwe situatie. Niemand weet precies bij wie we belasting moeten betalen en hoeveel. We worden van het kastje naar de muur gestuurd. Ik vind het heel vervelend. Ik zit niet te wachten op een belastingaanslag van een paar duizend gulden, van welke belastingdienst dan ook.²
Kreugel zegt hiervan op de hoogte te zijn en ook hier wordt aan gewerkt. ³Belasting is een punt dat uitgezocht moet worden, daar zijn we mee bezig. Het meest logische lijkt een belastingkantoor binnen te stappen en het te vragen. Maar gek genoeg werkt het niet zo. Hoewel die mensen al vaker met werknemers uit het buitenland te maken hebben gehad, kunnen ze niet zeggen hoe het zit. Dat blijkt vreemd genoeg moeilijk voor ze.²
De belastingzorgen nemen het werkplezier voor Bernolet in ieder geval niet weg. ³Het Nederlandse onderwijssysteem biedt jongeren veel meer mogelijkheden. Hier hebben jonge leerkrachten snel een vast contract, dat biedt zekerheid. Bovendien is de invulling van het onderwijs anders. Er komt veel meer uit het kind: wie is het kind, wat beleeft het? Ook zijn er hier veel allochtone kinderen, dat maakt het veel boeiender. Vlaamse kinderen zijn bij wijze van spreken twintig kopieën van elkaar. Daar hebben ze namelijk voor zo¹n beetje iedereen een aparte school. Scholen voor autisten, scholen voor langdurig zieke kinderen, het is echt gegroepeerd. Als gefortuneerde ouder kies je voor een kleuterschool waar kinderen op zitten van wie de ouders dat ook zijn. Terwijl het hier veel meer een smeltkroes is, dat spreekt mij meer aan. Het is hier levendiger, er is meer afwisseling.²