• blad nr 6
  • 24-3-2001
  • auteur . Lachesis 
  • Column

 

Sjaantje

Mijn eerstejaarsstudenten op de pabo weten één ding zeker: het programma is veel en veel te zwaar. Mijn collega's op de pabo weten ook één ding zeker: die studenten doen veel en veel te weinig. Zelf heb ik geen idee wat waar is. Per slot loop ik hier dit schooljaar voor het eerst rond. Wat ik wel weet is dat vergeleken met de eisen die nu aan studenten worden gesteld mijn eigen opleiding destijds een eitje was. De vakken die ik op de pedagogische academie volgde, hadden maar weinig uit te staan met de praktijk van de basisschool.
Ik herinner me een leraar Nederlands die keer op keer vaststelde dat het met de beheersing van de spellingsregels maar droevig gesteld was ­ veel medestudenten kwamen niet verder dan een 2 ­ maar daar bleef het dan ook bij. Kennelijk geloofde de beste man in wonderen.
Ook de leraar rekenen en wiskunde vertrouwde veel op onze natuurlijke talenten. De leraar natuur- en scheikunde maakte het zelfs zo bont dat we ons eigen cijfer mochten bedenken. Wat denk je dat je waard bent, vroeg hij doodleuk als het rapport samengesteld moest worden. De lerares handvaardigheid beperkte haar lessen tot het vergroten van onze eigen vaardigheden. Ik heb wat afgeprutst in die tijd. Wat je zoal met leerlingen aan moest vangen op dit gebied bleef in het ongewisse. De leraar gymnastiek hield veel van volleybalwedstrijden en wist deze voorliefde goed op ons over te brengen. Tot op de dag van vandaag slaag ik er in gymlessen te geven waarin ik nooit iets 'voordoe'. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik mijn reputatie daar ook geen eer mee zou aandoen. Alleen bij de aardrijkskunde- en geschiedenislessen werd de link met lesgeven op een basisschool wel gelegd. Ik herinner me erg leuke autotochtjes door de Achterhoek, waarbij wij op zoek gingen naar kastelen, hessenwegen en restanten van vestingwallen. Tot onze vreugde kwamen we ook immer een aantal streekspecifieke herbergen op het spoor. Mijn vriendin M. bleek niet erg geschikt voor het vak. Zij haalde voor de meeste stages een onvoldoende. Daar scheen niemand zich noemenswaardig aan te storen. Zij huppelde vrolijk de opleiding door en vond zelfs als eerste een baan.
Het programma te zwaar? Ik kan het mij niet heugen. Ik vond zelfs ruimschoots de tijd om met een aantal klasgenoten een cabaretgroep op te richten en veelvuldig te schitteren met mijn versie van 'Sjaantje met het haantje en het kipje op een stok'. Mijn studenten hebben geen tijd voor Sjaantje. Mijn studenten hebben nergens tijd voor. Het blijft zelfs angstaanjagend stil als ik vraag wie het afscheidscadeau voor Daan wil kopen. Ook het educatieve uitje naar een museum in Amsterdam wordt naarmate de afgesproken datum nadert met steeds meer gezucht onthaald. Te druk.
Te veel. Te zwaar. Uiteindelijk belanden we in een museum om de hoek. Na twee uur haast iedereen zich weer naar huis. Te druk. Te veel. Te zwaar. Ze hebben het gevoel dat ze worden opgeleid voor een beroep waarbij ze met een ongelooflijke snelheid ergens heen moeten.
Eerlijk gezegd herken ik dat gevoel wel. In het basisonderwijs heeft zich inmiddels eenzelfde soort gejaagdheid genesteld. Alle gezelligheid, lol en gemoedelijkheid dreigen er te verdwijnen. Er is steeds minder tijd voor een praatje want er moet nog zoveel. De contacten worden er oppervlakkig en ongeïnteresseerd door. Ook de studenten op de pabo hebben hier last van. "Je komt hier alleen nog maar voor jezelf", verzucht Marianne aangeslagen als ze verneemt wat de oorzaak is van de omslag in het gedrag van een klasgenote. "Je let helemaal niet op elkaar en oordeelt veel te snel." Haar buurvrouw Xandra valt haar schuldbewust bij. "Ik ben eigenlijk alleen maar bezig met mezelf. Ik wil dit volhouden. Dat kost me al mijn energie."
Daar staat tegenover dat de themamappen waarmee ik werk juweeltjes aan actuele en concrete opdrachten bevatten. De thema's zijn allemaal in betekenisvolle contexten geplaatst en hebben de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs als uitgangspunt. Elk thema start met een hoorcollege, er is veel audiovisueel materiaal en de opdrachten worden veelal in studiegroepen uitgevoerd. De studenten stellen wijkexcursies samen, voeren onderzoeken uit, houden presentaties. Er is gebruikgemaakt van de nieuwste didactische inzichten. Bestond in mijn tijd een lesschema nog uit een vaag doel, een eenregelige inleiding, een wat flodderig instructiedeel en een verwijzing naar een verwerkingsstencil, de lesschema's van nu blinken uit in heldere doelstellingen, werkroutes, leerroutes en concrete evaluaties. Lesgeven is niet meer iets waarvan opleiders denken dat het met studenten vanzelf wel goed komt. Het nadeel van zo¹n hecht doortimmerd systeem is echter dat men al snel veel te veel wil. Dat inzichten en vaardigheden die voorheen pas na een tijdje hun beslag kregen, nu binnen de kortste keren aangeleerd dienen te zijn. Ik heb wel eens het gevoel dat ik met hoofdstuk 10 bezig ben terwijl mijn studenten nog graag wat over de inleiding willen weten. Misschien moet ik toch eens wat herinneringen ophalen aan Sjaantje en wat vaker educatieve speurtochten ondernemen naar streekspecifieke herbergen. Mijn studenten hebben veel talent. Het komt wel goed met ze. En anders gebeurt er wel een wonder.

Dit bericht delen:

© 2025 Onderwijsblad. Alle rechten voorbehouden
Het auteursrecht op de artikelen in dit archief berust bij het Onderwijsblad, columnisten of freelance-medewerkers. Het citeren van delen van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Volledige overname, herplaatsing of opname in andere publicaties is slechts toegestaan na overleg met de hoofdredacteur via onderwijsblad@aob.nl Indien het gaat om artikelen van freelancers zal hiervoor een bedrag in rekening worden gebracht.